Nadere opheldering der nieuwe aanpryzinge van eene oude zaak, voorgesteld, Bladz. 380-382.
Wy twyfelen niet of de meesten onzer Leezeren hebben zelven gereedlyk kunnen opmaaken, op welk eene wyze ons aangepreezen Middel het best toegesteld worde: ten gevalle egter van hun, die daar in te kort geschoten mogten zyn, willen wy in dezen nog wel kortlyk melden; dat ze, zo ze al uit ons gezegde, den waaren aart en naam van dit Almagt en Goedheid in beweegingbrengend Middel niet hebben kunnen opmaken, op deeze onze herinnering, terstond ligtlyk zullen begrypen, dat in ieders handen zyn, de volmaaktste voorschriften van
een welgesteld christelyk gebed.
w.h.