Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief, van D. Cornelius Pereboom, aan den Wel Edelen Hoogberoemden Heere Petrus Camper, over het mankgaan.Wel Edele Hooggeleerde Heer!
Het is geen laatdunkendheid om UWEd. te willen verbeteren; geen schryflust om vertooning te maaken; geen verlangen om als kampvechter met de penne in 't publiek te verschynen; ook geen geneigdheid om de gedachten van anderen na de myne te schoeijen; geen byzondere gemeenzaamheid eindelyk met UWEd. noopt my tot het ontwerpen van deezen Brief: maar UEds. uitnodiging aan een ieder, om deszelfs Aanmerkingen te berde te brengen, daar het immers onverschillig is, wie het Menschdom dienst doetGa naar voetnoot(*), geeven my genoegzaam recht, een korte schets aan UWEd. toe te eigenen, van denkbeelden, waarin myn Geest, betreklyk het onderwerp, jaaren achteréén, berust heeft; en die ik meermaalen gewenscht heb, om, by bekwaame gelegenheid, waereldkundig te maaken. Wy willen niet ontkennen, dat de oorzaaken van Mankgaan zomtyds zyn, een breuk in den hals van het Dyebeen, of deszelfs ontwrichting, zoo wel door geweldige uitwen- | |
[pagina 350]
| |
dige belediging, als doordien het gemelde hoofd langzaamerhand uit zyne Pan, door de inzypeling van Lidwater, na buiten gestoten word, welke uitstooting ook door een etterzak geschieden kan; gelyk dan ook de verëttering van het hoofd en den hals des Dyebeens eene ontwrichting kan te wege brengen, door dien de zamenhang tusschen de Heupkom en het Dyebeen word weggenomen: het welk ook door verbreking of verrekking van den ronden Band geschieden kan; maar de vraage is hier eigentlyk, na de gemeene of doorgaande oorzaak van het mankgaan der Kinderen; en waarin ligt opgesloten, de reden, waarom de Kinderen in ons Vaderland meer voor het mankgaan blootstaan, dan wel in andere gewesten? De Kinderen zyn in hun eerste jaar noch zeer week van gestel; het Heupbeen bestaat alsdan uit drie onderscheiden beenderenGa naar voetnoot(*), slegts door Kraakbeenderen vereenigd, die derhalven van elkanderen kunnen wyken, wanneer dezelven door 't hoofd van het Dyebeen gedrukt worden. Maar, dezelfde weekheid is ook aanmerkelyk in den ronden Band van het Dyebeen, zo wel als in de Spieren van de billen; - en deeze natuurlyke weekheid achte ik te zyn, de algemeene voorbereidende oorzaak van het mank worden. Deeze dispositie is wel overal door de geheele waereld, maar inzonderheid by ons meer, dan alwaar de Kinderen van sterkere gesteldheid zyn. Zoo draa nu hier by komt eene gelegenheid geevende oorzaak, genoegzaam, om het Dyebeenshoofd uit de Heupkom te wringen, zullen de Kinderen, om zo te spreeken, vermankt worden, als daar zyn geweldige uitrekking van het Dyebeen, en deszelfs ronden Band; onmaatige drukking van de Heupkom door het hoofd van het Dyebeen; uit Lidwringing van beide genoemde beenderen door uitwendige kracht; en het blykt van zelven, dat al wat de reeds aangeweezen voorbereidende oorzaak kan vermeerderen, ook meer gelegenheid tot mankgaan geeft, weshalven zwakke Kindertjes boven anderen daar voor blootstaan. Het valt gemakkelyk, om deeze algemeene aanwyzingen, op onzen Landaart, Leevenswyze en Opvoeding toe te passen. 1. Door het onmaatig knellend zwagtelen, kan het Dyebeen te zeer worden uitgerekt, en de Bilspieren buiten staat gesteld, om het zelve met de Heupkom natuurlyk te doen zamenhangen: hier door word de ronde Band allengs | |
[pagina 351]
| |
veerkragteloos, of te sterk gespannen, en de voeding deezer deelen, zo zeer nodig tot den vorm en steun van het lichaam, beledigd. 2. Door de Kindertjes te vroegtydig te leeren staan en loopen, word de Heupkom te zeer gedrukt, en van deszelfs ronde gedaante in een ovaale veranderd, terwyl ik ook niet ontkenne, dat het Heupkomvocht daardoor te zeer gelokt word, om zich in overtollige hoeveelheid uit te storten. 3. Maar de gemeenste oorzaak van het mankgaan is, het zwikken. Door de gewoonte van de Kindertjes op den arm te draagen, staan zy zeer bloot, om door onvoorzichtigheid, of by ongeluk, eenige kneuzing of verwringing der heupe te bekomen. Hierdoor word inzonderheid de ronde Band verrekt, waardoor natuurlyk het hoofd van het Dyebeen uit de Heupkom valt, en dus onder het gaan niet langer midden in de Heupkom draait, maar op derzelver rand begint te steunen; en, waardoor de natuur allengskens een nieuwe kom of sleuf poogt te maaken. De reden van het Mankgaan is dus niet alleen, dat het eene been korter is dan het andere, maar ook dat het hoofd van het Dyebeen meerdere speelinge hebbe, als in een gezonden staat. De Beursbanden der Heupkom, minder steunzel hebbende in evenredigheid van de uitlidting van het Dyebeen, daarentegen ook meer geprikkeld wordende door het moeijelyke gaan, zullen meer Lidwater afscheiden dan in een gezonden Staat; en dus beschouwe ik de opvulling van den Beursband door het Lidwater als een toeval van het mankgaan, een toeval, zegge ik, welk het mankgaan kan vermeerderen. Thans herinnere ik UWEd. de bekende spreuke, Sapienti sat dicti; om myzelven te verschoonen van UWEd. gevoelen te wederleggen, of liever op te helderen en te verbeteren of het myne met langdraadige redenen en sluitredenen te staaven; ik schryf een Brief, en heb geen lust om eene Verhandeling op het papier te brengen; ik zal daarom op eenmaal een grooten sprong doen, en van deeze Theorie tot de Practyk overgaan, om met weinige woorden UWEd. iets te melden, van het geene ik daar uit nuttig oordeele, ter bevordering van de geneezing van het Mankgaan der Kinderen. UWEd. zal wel kunnen merken uit myne denkwyze, dat ik juist niet zeer gereed kan zyn, om de voorgestelde Ope- | |
[pagina 352]
| |
ratie van de opening der Beursband toe te stemmen, ten zy slegts mogelyk in die gevallen, waarin het overtollige Lidwater de eigentlyke oorzaak van het mankgaan is, en niet het gevolg van eenige andere oorzaak; welke gevallen my inderdaad gantsch particulier en zeldzaam voorkomen. Dan zie hier, wat ik achte van dienst te kunnen zyn; te weeten, de gelegenheid gevende oorzaaken te vermyden, en het gebrek, daaruit voortgekomen, te vervullen. Zodra men gewaar word, dat een kind mank gaat, moet men, in plaats van het door knellend zwagtelen te verzwakken, poogen, de Bilspieren, door gepaste wryvingen, by voorbeeld met Spiritus Matricariae, te versterken. Ik noem geen andere wryf-middelen, gedachtig aan de zo straks gemelde spreuke 2. Men moet terstond uitstellen, om de Kindertjes te laaten staan en loopen, tot dat de heup meer kracht heeft gekregen om het gewigt van 't lichaam te draagen. 3. Men moet de Kinderen niet meer op den arm laaten draagen, maar het Heupbeen volkomen rust geeven, en beschermen voor alle uitwendige belediging. Om nu de opkrimping van den verrekten band te bevorderen, en het hoofd van het Dyebeen weder op deszelfs regte plaats te gewennen, moet men de Kinderen langen tyd in een leggende of kruipende houding laaten. Men moet ze, zegge ik, alleenlyk onthouden van staan en gaan, om, zo veel mogelyk is, de geneezing van het mankgaan te bereiken, en hun, in plaats van met het eerste, met het tweede jaar, leeren loopen, of, loopen zy reeds, hun weder tot den wiegstaat doen te rug keeren. Dan het geval gesteld zynde, dat het manke kind reeds te verre in leeftyd gevorderd ware, om het zoo bepaald aan den wieg te verbinden, met een woord, aangaande het mankgaan der Bejaarden, geeve UWEd. ernstig in bedenking, en niet geheel zonder ondervindinge, of men door bekwaame zwagtelinge het mankgaan ook zoude vermogen tegen te gaan en te gemoet te komen? Niet slegts die Dyespieren, welken het Dyehoofd onder de lichaamsbeweeging na boven optrekken, kunnen daardoor in hunne werking gematigd worden; maar daarenboven zommige Scheenspieren, by voorbeeld, de Fascia lata, werken mede om het hoofd van het Dyebeen in de Heupkom te houden, en deeze medewerking kan bevorderd worden door konstige Windzels. Ten dien einde geeve ik UWEd. in beschouwing, zon- | |
[pagina 353]
| |
der van geringere hulpmiddelen te gewaagen, het door my zo genoemde Broekwindzel, zullende bestaan uit eene bekwaame zwagteling van een der Dyen, beginnende van boven de Knie af tot aan den Heup, alwaar de zwagtel zich eenige maalen overkruizende voortloopt langs de andere Dye, en by deszelfs Knieschyf eindigt. Zodanig windzel schynt my aan den gebrekkigen gang eenig steunzel te zullen geeven, om het uitschieten van het Dyebeenshoofd uit de Heupkom te beletten. Wat wyders aangaat het gewoone toeval van het mankgaan, ik meene het overtollig Heuplidwater, is het bekend, dat men de opslorping deezer zondigende stoffe kan bevorderen door Pappen en Stoovingen. Ik heb wel eens by manke Bejaarden, die voor Vloeijingen hier ter plaatze blootstaan, gewenschte geneezing zien volgen, door het aanleggen van sterkwerkende Spaansche-Vliegenzalf op de Heup. De Gemberpleister van fuller zoude men in dit geval ook wel eens mogen beproeven. UWEds. doorzichtig oordeel zal de overige maatregelen eener gepaste levenswyze, die in deezen genomen moeten worden, wel doorzien. Ik voege hier slegts by, groote hoope te hebben opgevat, dat, door deeze Geneeswyze, aan het overtollige Lidwater, gelegenheid gegeeven word, om opgeslorpt te worden. Want hetzelve is hier immers niet ontaard, maar slegts te overvloedig; en de toevoer van alle afscheidingen word verminderd, alleen door de natuur rust te geeven. De opmerking leert, ten besluite, dat, al wat in staat is, om de Bilspieren te versterken, waartoe behoort om veel rust aan het lichaam te geeven, by bejaarder lieden, het mankgaan te gemoet komt. My dunkt, dat ik geen voorstel gedaan heb, deszelfs beproevinge onwaardig. Ik eindige derhalven met betuiging van diepe hoogachtinge; my noemende,
Wel Edele Hooggeleerde Heer!
UWE. Ond. en Gehoorzaame Dienaar.
cornelius pereboom. Amsterdam, den 15. July, 1782. |
|