der eene voorafgaande Ziekte gehad te hebben. Ik vond hem inderdaad zeer bleek en vermagerd, zyn pols was zwak, en eenigzints koortzig; hy was zeer dorstig: zyn tong was droog; daarby klaagde hy over een verlooren Eetlust. Verscheide Geneesmiddelen waren hem reeds van zynen voorgaanden Geneesheer toegediend, dan hy had geene beterschap daarvan bespeurd. - Ik zogt de oorzaak van deezen toestand in zyne voorgaande Leevenswyze, en in het misbruik der sterke Dranken, en, terwyl hy my verhaalde, dat hy zedert twee Jaaren niets meer daarvan gebruikt had, zo viel ik op de gedagten, of, misschien, deeze ongewoonte eenigen Invloed op zyne Ziekte mogt hebben; ik schreef hem diensvolgens eenige geestige Geneesmiddelen voor, dan nog deeze, nog eenige andere, soorten van Geneesmiddelen, die ik hem tot versterking en verbetering van zyne Vogten voorschreef, hadden eene voordeelige uitwerking. By gelegenheid, dat hy my verhaalde, dat hy eenen onweerstaanbaaren dorst had, en dat hy eenige Mengelen vogt den dag over gebruikte, gaf ik hem myne verwondering te kennen, dat hy, door zo veel drinken, niet meerder opgezet van buik wierd; waarop hy my tot antwoord gaf, dat hy door de waterloozing nog veel meer vogts kwyt raakte, dan hy dronk. - Dit gezegde was voor my genoeg, om hier eene gantsch andere ziekte te vermoeden, als ik tot hier toe vermoed had; naamentlyk, eene Diabetes. Ik verzogt hem, de hoeveelheid water, die hy in 24 uuren loosde, te bewaaren; en vond, tot myne verwondering, dat het byna 8 Mengelen bedroeg; hebbende hy in dien zelfden tyd niet meer dan 6 Mengelen gedronken. Het water was weinig gekleurd, had geen sedement, maar was eenigzints kleverig; ik liet hetzelve, volgens de manier van dobson, uitdampen, en tot cristalschieting op een koude plaats
zetten: ik verkreeg eene zoutagtige zelfstandigheid, die den zuiker, in smaak, zeer naby kwam. - Thans van den waaren aart der ziekte nader onderregt zynde, was ik niet alleen op middelen bedagt, die de algemeene zwakte des Lichaams, en het bederf der vogten, konden verbeteren, maar die ook eene byzondere uitwerking op de paralitike gesteldheid der Nieren en der Blaas konden hebben. Ik schreef, ten dien einde, den Lyder een sterk afkooksel van de Kina voor, waar van ik hem, alle 2 uuren, een Theekopje vol liet gebruiken. - Hier by voegde ik het gebruik van de Tinctura Cantharidum, en liet hem daarvan, in den beginne, driemaal des daags, tel-