en het verslaafd opvolgen hunner Driften. Maar de Asketen, die de voorschriften van het Euangelie, welke zy verkeerd verstonden en veel te verre uitstrekten, lieten zich vervoeren door eene woeste geestdrift, welke den Mensch voorstelt als een misdaadigen, en god als een Dwingeland. Zy lieten, met de daad, de tydlyke Bezigheden vaaren, en gaven een Scheidbrief aan de Vermaaken deezer Wereld. Zich zelven, het drinken van Wyn, het eeten van Vleesch, en de geneugten des Gehuwden Leevens ontzeggende: zy kastydden hunne Lichaamen, doodden hunne Driften, en omhelsden een Leeven van jammer, als eene afbeelding van het eeuwig Geluk.
Ten tyde van constantinus, ontvlooden de Asketen een godlooze en verbasterde Wereld, om zich in eene altoosduurende eenzaamheid of Godsdienstig Genootschap te begeeven. Even als de eerste Christenen te Jerusalem, ontzeiden zy zich zelven het vrugtgebruik en den eigendom hunner tydlyke bezittingen; zy rechtten geregelde Genootschappen op, bestaande uit Lieden van dezelfde Sexe, en dezelfde neiging: zy voerden de Naamen van Hermiten, Monniken, en Anachoreten; naamen die hun eenzaam verblyf aanduidden in eene natuurlyke of door kunst gemaakte woestyne.
Welhaast verwierven zy de agting der Wereld, welke zy versmaadden, en men vereerde, met de hoogstklinkendste lofredenen, de Godlyke Wysbegeerte; die, zonder behulp van Weetenschappen of Redesoefening, de zo veel moeite kostende Deugden der Schoolen in Griekenland overtrof. De Monniken konden, 't is waar, tegen de Stoicynen op, in 't versmaaden van de geluksgoederen der wereld, van lyden en dood: de stilzwygenheid en dienstbaarheid der Pythagoristen vertoonde zich in hunne strenge Tugtoefening, en zy versmaadden, zo fier als de Chynische Philosophen zelve, alle pligtpleegingen en welvoegelykheden van het gezellige leeven. Dan zy bedoelden een veel zuiverder en volmaakter voorbeeld te volgen. Zy drukten de voetstappen der Propheeten, die zich in eenzaame plaatzen hadden begeeven; zy voerden het Godvrugtig en bespiegelend leeven weder in, door de Esseen in Palestina en Egypte geleid. Met verwondering zou het Wysgeerig oog van plinius gezien hebben, hoe een eenzaam Volk leefde onder de Palmboomen, aan den oever der Doode zee, bestondt zonder geld, en zich vermenigvuldigde zonder Vrouwen; een Volk, 't welk dagelyks nieuwen toevoer kreeg van Vrywilligen, door