| |
Berigt van de termites, of witte mieren, in Africa, en andere heete gewesten.
In eenen Brieve van Mr. Henry Smeathman van Clemens-Inn, aan den Heer Joseph Banks, Bar. P.R.S.
(Overgenomen uit the Philosophical Transactions, Vol. LXXI. Part. I. for. 1781.)
(Vervolg en Slot van bladz. 171.)
Mr. smeathman ons een denkbeeld gegeeven hebbende van de Nesten der wondervreemde Termites, derzelver dienst in de Schepping, en van het nadeel, 't welk zy den menschen kunnen toebrengen, gaat voort met die Insecten zelve te beschryven. Deeze beschryving dient ter Inleiding van zyn weetenswaardig en vermaakend berigt, hunner Huishouding, Leevenswyze, manier van bouwen, vegten en optrekken.
Ik heb te vooren opgemerkt, dat 'er van alle soorten van Termites drie Rangen zyn. Van deezen zyn de Arbeiders altoos de talrykste. Onder de Termites Bellicosi schynen 'er ten minsten honderd Arbeiders tegen één Soldaat te weezen. De Arbeiders zyn omtrent een vierde van een duim lang, en vyf-en twintig van deezen weegen omtrent een grein; weshalven zy zo groot niet zyn als eenige onzer Mieren. Zie Fig. 8. Naar het uiterlyk vertoon 't welk zy maaken, en hunne greetigheid na hout, heeft men ze zeer eigen Hout-luizen geheeten. Op een afstand gelyken zy 'er veel na, doch zy loopen veel rasser dan eenige andere Insecten van die grootte, en zyn onophoudelyk bezig in het voortzetten van hunnen arbeid.
De tweede rang, of de Soldaaten, verschillen, in gestalte, veel van de Arbeiders, en zyn, door eenige Schryvers,
| |
| |
voor de Mannetjes gehouden, terwyl ze de anderen voor van geenerlei kunne hielden; doch zy zyn, in de daad, dezelfde Insecten als de voorgaande, alleen hebben zy eene gedaante-verandering ondergaan, en zyn een stap nader tot den volkomen staat gevorderd; zy zyn veel grooter, een half duim lang, en in zwaarte gelyk aan vyftien Arbeiders. Zie Fig. 7. - De gedaante van den Kop en van den Bek, is desgelyks zeer opmerkenswaardig; in den voorgaanden staat is de Bek blykbaar geschikt om te knaagen en lichaamen uit te hoolen; maar, in deezen staat, zyn de kaakebeenen juist gevormd als twee zeer scherpe elsen, en weinig getand, onbekwaam tot eenig ding dan om te steeken en te wonden, en hier toe wonder geschikt, zo hard als de schaar van een Kreeft, en geplaatst in een sterken hoornagtigen kop, kastanje-verwig van kleur, en grooter dan de rest des lichaams zamengenomen, 't welk veel moeite schynt te hebben aan het torschen van deezen Kop; te deezer oorzaake is het Diertje onbekwaam om by rechtstandige oppervlakten op te klimmen.
De derde rang, of het Insect in zyn volmaaktsten staat, is grootlyks van de voorgaande verschillende, de Kop, het Borststuk, en 't Achterlyf, gelyken bykans niet naar dezelfde deelen in de Arbeiders en Soldaaten; daarenboven is het Diertje nu voorzien met vier breede bruine doorschynende vleugelen, waar mede het, op den tyd des uittochts, wegspoedt, om eene nieuwe verblyfplaats op te zoeken. Zie Fig. 6. Met één woord, het verschilt dermaate in gestalte en voorkomen, in de twee andere staaten, dat niemand het voor 't zelfde Diertje hieldt, of hy moest ze in dezelfde nesten gezien hebben; en eenigen, die het zagen, wantrouwden hun eigen oog. Voor dat ik ze zelve in 't zelfde nest vond, twyfelde ik zeer aan het berigt der Inboorelingen, dat zy tot het zelfde Gezin behoorden. En men kan twintig nesten openen, zonder één gevleugelde Termites aan te treffen; want deezen doen zich alleen voor by 't begin van den regentyd, als zy de laatste gedaante-verwisseling ondergaan, die ter voorbereiding strekt van den aanleg der nieuwe Volkplantingen.
In den gevleugelden staat is hunne grootte zo wel als hunne gedaante veranderd. Hunne Lichaamen haalen nu tusschen zes- en zeventiende gedeelten van een duim, en de vleugels, van top tot top gemeeten, meer dan twee duimen en een half. Ook hebben zy thans twee groote zeer zigtbaare Oogen te wederzyde van den Kop. Indien zy in
| |
| |
de voorgaande staaten oogen in 't geheel hebben, kan men ze niet wel ontdekken; misschien zyn ze, naar evenredigheid, zo klein als die der Mollen; want daar zy, even als deeze Dieren, meest altoos onder den grond leeven, hebben zy dit zintuig weinig van nooden, en 't is geenzins te bevreemden dat wy 't zelve niet ontdekken; doch het geval is geheel veranderd, wanneer zy, tot den gevleugelden staat gekomen, al is het slegts voor eenige weinige uuren, in de ruime lugt moeten zweeven, om nieuwe en afgelegene verblyfplaatzen op te zoeken.
In deeze gedaante komt het Diertje buiten, geduurende of kort naa den eersten storm, die, op 't einde van het drooge Saisoen, den op handen zynde regentyd aankundigt; zelden wagt het tot de tweede of derde vlaag, indien de eerste, gelyk doorgaans gebeurt, by nagt voorvalt, en veel vogtigheids medebrengt. De menigte, die men, den volgenden morgen, over den grond, doch bovenal op 't water, verspreid vindt, is verbaazend groot; want hunne vleugels zyn alleen verordend om hun eenige weinige uuren te dienen; naa het opgaan der zonne vindt men onder de duizend nauwlyks één met vier vleugelen, of de morgenstond moet regenagtig blyven; wanneer hier en daar een enkelde van plaats tot plaats vliegt, als 't ware alleen bezorgd om de talryke vyanden te ontwyken, bovenal verscheide soorten van Mieren, die overal zwerven om dit ongelukkige geslacht na te zetten, van 't welk waarschynlyk, onder veele millioenen, geen paar behouden blyft, de wet der Natuure volbrengen, en den grondslag eener nieuwe Volkplantinge leggen.
Niet alleen alle soorten van Mieren, Vogelen en vleeschvreetende Kruipende Dieren, maaken jagt op hun; maar ook de Inwoonders van veele Gewesten, en byzonder van dat gedeelte van Africa, waar ik my bevond, eeten ze. Op den tyd van 't zwermen, of des uittochts, vallen zy in de nabuurige wateren, wanneer de Africaanen ze opscheppen, en groote ketels vol na huis brengen; daar braaden zy dezelve in yzeren potten, over een zagt vuur, ze geduurig rond roerende, even als men Koffy brandt. Dus gebraaden, gebruiken zy de Termites, zonder 'er iets by te doen, als eene lekkerny, en steeken ze, by handen vol, in den mond. Ik heb ze, zo gereed gemaakt, verscheide keeren geëeten, lekker, voedzaam en gezond gevonden; zy zyn iets zoeter, doch zo vet niet als de Insecten van den Palmboom, Snout-beetle, Curculio Palmarum, die op alle de ryke tafels der West-Indische Epicuristen, inzonderheid der
| |
| |
Franschen, als de grootste lekkerny in de West-Indien, wordt opgedischt.
Op den volgenden morgen, gelyk ik begon op te merken, ziet men ze, op den grond achter elkander loopen; zomtyds met één of twee vleugelen aan 't lichaam hangende, die hun niet alleen nutloos maar tot overlast schynen. Het meerder gedeelte is reeds ontvleugeld, doch zy loopen zeer snel; de Mannetjes achter de Wyfjes. Zomtyds heb ik opgemerkt dat 'er twee Mannetjes één Wyfje nazetten, met groote heftigheid dingende, niet lettende op de ontelbaare gevaaren die hun omringden.
In deezen staat zyn ze van een der werkzaamste, der vlytigste en roofzugtigste, van een der woestste en onverzoenlykste kleine Diertjes in de geheele wereld, een der onbeschadigendste, hulploostste en bloohartigste geworden: nooit den geringsten wederstand biedende, zelfs niet aan de kleinste Mier. De Mieren ziet men ook van alle kanten, in ontelbaaren getale, van verscheide soort en grootte; sleepende deeze jaarlyksche slachtoffers van de wet der Natuure na hunne onderscheide nesten.
Te verwonderen is het, dat één Paar zo veele gevaaren ontworstelt, en eene veilige plaats vindt. Eenige, nogthans, zyn zo gelukkig; en, gevonden door eenige der Arbeiders, die geduurig, in hunne overdekte gaanderyen, digt aan 's aardryks oppervlakte wandelen, worden ze tot Koningen en Koninginnen van nieuwe Staaten verkozen. De wyze op welke deeze Arbeiders het gelukkig Paar beschermen tegen de ontelbaare vyanden, niet alleen op den dag der slachtinge van bykans 't geheele geslacht; maar ook langen tyd daar naa, zal, hoop ik, myn gebruikte woord van verkiezen wettigen. De kleine arbeidzaame Diertjes sluiten het Paar terstond in een klein kamertje van klei, geëvenredigd aan de grootte van den Koning en de Koningin: zy laaten slegts eene kleine opening; doch groot genoeg voor hun en de Soldaaten om in en uit te gaan; maar veel te klein dan dat een van 't Vorstlyk Paar 'er dit gebruik van konne maaken; en, wanneer de noodzaaklykheid hun verpligt meer toegangen te vervaardigen, zyn ze nooit ruimer: zo dat de vrywillige Onderdaanen de taak op zich neemen om voor 't naakroost der Vorsten te zorgen, zo wel als om voor hun te werken en te vegten, tot dat zy, ten laatste, een Geslacht voortgebragt hebben, om hun in 't een en ander behulpzaam te weezen.
Waarschynlyk voltrekken zy het Huwelyk eerst, in dee- | |
| |
zen opgeslooten staat, dewyl ik ze nooit zag paaren. De Voortteeling volgt, egter, kort hier op: en de Arbeiders een kleine houten Kweekplaats, hier boven beschreeven, gereed gemaakt hebbende, draagen de eitjes derwaards, zo ras zy dezelve van de Koningin kunnen krygen.
Omtrent deezen tyd bespeurt men eene wonderbaare verandering by de Koninginne; eene verandering van welke ik geen wedergade weet dan by den Pulex Penetrans van linnaeus, de Jigger der West-Indiën, en verscheide soorten van Coccus, of Cochinielje. De Buik van het Wyfje begint zich allengskens uit te strekken, en tot zulk eene grootte te verbreedden, dat het by eene oude Koningin wel vyftien honderd of twee duizend maalen de grootte van de rest des Lichaams overtreft: en twintig of dertig duizend maal de grootte van eenen Arbeider, gelyk ik bevonden heb door ze te weegen. Zie Fig. 5.- De huid, tusschen de afdeelingen of kringen des Achterlyfs, strekt zig uit in allerlei rigtingen, in 't einde staan ze een half duim van elkander af, schoon, in den beginne, het geheele Achterlyf geen half duim haale. Zy behouden de donker bruine kleur: en het bovenste gedeelte des Achterlyfs is met een geregelde ry van zwarte stippen getekend, die, van het Borststuk af, tot 't uiterste des Achterlyfs, loopen: terwyl de ruimten tusschen beiden bedekt zyn met een dunne, tedere en doorschynende huid van eene schoone roomkleur: een weinig geschaduwd door de donkere kleur der ingewanden, en iet wateragtigs, 't welk zich, hier en daar, beneden vertoont. Ik gis dat het Diertje twee jaaren oud is, wanneer het Achterlyf de lengte van drie duimen gekreegen heeft: ik heb 'er gevonden, die bykans twee maalen deeze maat haalden. Dit Achterlyf is van een ongeregelde langwerpige gedaante, en een groote Baarmoeder vol eitjes, die in lange omwendingen liggen, welke, slangswyze, van binnen opklimmen; de ontleeding hier van zou een keurlyk werk zyn voor een handig Ontleedkundigen. Deeze zonderlinge Baarmoeder is niet alleen opmerkenswaardig, van wegen de verbaazende uitgestrektheid en grootte, maar ook uit hoofde van de beweeging, die naar het golven
des waters gelykt, en steeds volduurt zonder eenige schynbaare pooging van het Dier: derwyze dat het eene gedeelte of het ander beurtlings ryze en daale, en de Baarmoeder nooit in rust schynt; doch altoos eitjes voortbrengt, ten getale, (gelyk ik dikwyls geteld heb by oude Koninginnen,) van zestig in een minuut, of tachtig duizend en meer in een etmaal.
| |
| |
Deeze Eitjes worden oogenbliklyk haar van 't lyf genomen door de Oppassers, (die altoos in grooten aantale op de wagt staan) en in de Kweekplaatzen gebragt, die, in een uitgestrekt nest, zomtyds vier of vyf voet, in een rechte lyn gemeeten, van 't Vertrek der Koninginne af zyn, en nog veel verder, als zy de omloopende gaanderyen moeten gebruiken. Hier worden de jongen, zoo ras zy uit de eitjes komen, van al het noodige verzorgd, tot zy in staat zyn dit voor zich zelven te doen, en deel te neemen in den arbeid der Maatschappye.
In deezer voege Mr. smeathman's beschryving der onderscheiden Staaten van de Termites Bellicosi opgegeeven hebbende, zullen wy dit weetenswaardig stuk besluiten, met een keurig berigt wegens hunne wyze van Bouwen, van Vegten, van Optrekken, enz.
Het eerste voorwerp van verwondering, 't welk iemand treft, wanneer hy de Hoogten of Nesten der Termites opent, is het gedrag der Soldaaten. Indien gy schielyk eene kleine opening maakt in 't gebouw, komt, binnen weinig seconden, een Soldaat buiten, als om te zien of de vyand reeds vertrokken, en wat de oorzaak des aanvals is. Zomtyds gaat hy na binnen, om alarm te slaan: doch doorgaans wordt hy, in 't kort, gevolgd, door twee of drie andere, die zo ras loopen als zy kunnen, allen achter den anderen; en welhaast van een geheele hoop, die uit al hun magt loopen: dit gaat voort, het getal neemt toe zo lang als men op het Gebouw blyft tikken. De bitterheid en woede welke zy betoonen, valt niet gemaklyk te beschryven. In hunne vaart missen zy dikwyls het spoor; en vallen aan de zyden des heuvels neder: doch herstellen zich zo spoedig als zy kunnen: blind zynde byten zy alles waar zy tegen aan loopen; dus maaken zy een kraakend geraas, terwyl eenigen hunner, by herhaaling, met hunne schaaren op 't Gebouw slaan, en een geluid verwekken, iets scherper en schielyker dan het tikken van een Horologie. Ik kon dit geluid, op drie of vier voeten afstands onderscheiden, en het duurde, met korte tusschenpoozen, één minuut. Terwyl de aanval volduurt, zyn ze in de hevigste beweeging. Indien zy iemand vatten, zullen zy terstond zo veel bloets stortten als de zwaarte van hun lichaam kan opweegen: en het been wondende, zal het gezwel zich een duim in de breedte uitstrekken. Met hun haakige kaakbeenen slaan zy eerst toe, en laaten nooit los: zy laaten zich zonder de minste pooging tot ontkomen aan te
| |
| |
wenden, van lid tot lid, aan stukken scheuren. - Wanneer men, weg gaat, en geen verder stoorenis aanbrengt, keeren zy, binnen minder dan een half uur, in hun nest, als of zy veronderstelden dat het verbaazend Monster, 't welk hun kasteel bestormde, buiten hun bereik geraakt was.
Eer zy allen binnen geraakt zyn, ziet gy de Arbeiders in beweeging, langs verscheide wegen, zich haastende na de bres, elk met een zekere voorraad reeds toebereidde kalk in den mond. Deeze hegten zy, zo ras zy komen, aan de bres, dit verrigten zy zo schielyk en gemaklyk, dat, schoon 'er duizenden, ja ik mag wel zeggen, millioenen van Arbeiders zyn, deeze elkander niet in den weg loopen of belemmeren. En men vindt zich aartig bedroogen, als, naa dit schynbaar tooneel van oploop en verwarring, zich een geregelde wal vertoont, die allengskens de gemaakte opening aanvult. Terwyl zy dus onvermoeid werken, zyn meest alle de Soldaaten geheel uit het oog geweeken, uitgenomen dat 'er zich hier en daar een vertoont, heen en weder gaande onder zes honderd of duizend Arbeiders: dan zy roeren nooit kalk aan. Eén in 't byzonder plaatst zig digt op den wal, welken zy bouwen. Deeze Soldaat wendt zich, op zyn gemak, na alle kanten, nu en dan, met tusschenpoozen van een minuut of twee, den kop opligtende, en slaande met zyne nypers op 't gebouw, 't welk het voorbeschreevene geraas veroorzaakt; hier op volgt onmiddelyk een luid geruis, 't welk verwekt schynt te worden door alle de Arbeiders, 't zelve doorloopt alle de onderaardsche holen en doortochten. Dat de Arbeiders 't zelve maaken is zeer blykbaar; want men ziet dat zy allen, op zulk een teken, zich haasten; en, als met vernieuwden yver, den arbeid voort zetten.
Dewyl de aangelegenste proeven, door 't herhaalen, laf worden, zo is men, door de eenpaarigheid, waar mede dit werk, hoe wonderbaar ook, voortgezet wordt, wel ras voldaan. Eene vernieuwing van den aanval doet, egter, onmiddelyk het tooneel veranderen, en voldoet onze nieuwsgierigheid meerder. By elken slag hoort men een luid geraas, in 't eerste loopen alle de Arbeiders in de veelvuldige gaten en gaanderyen, met welke het Gebouw als doorboord is, dit doen zy zo schielyk, dat zy schynen te verdwynen: want, binnen weinig seconden, zyn ze alle weg, en de Soldaaten komen even talryk en wraakzugtig uit als te vooren. Geen vyand vindende keeren zy, op
| |
| |
hun gemak, weder na den heuvel, en, welhaast verschynen de Arbeiders even zeer belaaden als de eerste, even arbeidzaam en yverig, met Soldaaten, hier en daar, onder zich verspreid, die juist op dezelfde wyze te werk gaan; de een of de ander hunner hun het teken geevende om den arbeid voort te zetten.
In het onderzoeken van de binnenste gedeelten deezer Hoogten, ontmoet men verscheide hinderpaalen. In de eerste plaats, zyn de werken, de kamertjes die het Koninglyk Vertrek, en de Kweekplaatzen, omringen, vogtig; en gevolglyk is de klei zeer bros: zy hangen ook zo nauw zamen, dat ze alleen stukswys gezien kunnen worden: want, op eene wiskundige wyze zamengesteld zynde, neemt het breeken van één boog een stuk twee drie mede. By deeze hindernissen komt nog de hardnekkigheid der Soldaaten, die tot het laatste toe vegten, en elken duim gronds betwisten; doende dikwyls de Negers, die zonder schoenen gaan, de wyk neemen: terwyl zy de beenen der Blanken, door de koussen heen, aan 't bloeden steeken. - Ook kan men geen Gebouw in diervoege staan laaten, dat men een onafgebrooken gezigt hebbe van de inwendige deelen: want, ten zelfden tyde dat de Soldaaten de buitenwerken verdeedigen, houden de Arbeiders alle de wegen geslooten, vervullende de onderscheide doortochten en gaanderyen, die na verscheide Vertrekken, en wel inzonderheid na dat des Konings, loopen. Alle de toegangen derwaards vullen zy zo kunstig op, dat het niet te onderkennen is zo lang alles vogtig blyve: en uitwendig heeft het geen ander vertoon dan dat van een ongevormde kleihoop. Dit Vertrek is, nogthans, gemaklyk te vinden, uit hoofde van deszelfs plaatzing, met opzigt tot de andere deelen des Gebouws: door de menigte van Arbeiders en Soldaaten, die 't zelve omringen, en hunne verknogtheid en trouwe toonen, door onder de wallen te sneuvelen. De Koninglyke Kamer, in een groot Nest, is ruim genoeg om eenige honderden van Oppassers te bevatten, behalven het Koninglyk Paar; en gy vindt het altoos zo vol als het kan weezen. Deeze getrouwe Onderdaanen verlaaten hun post niet, zelfs niet in den uitersten nood: want wanneer ik het Koninglyk Vertrek nam, en, gelyk ik dikwyls deed, in een
groote vles bewaarde, bleeven alle de Oppassers in een en dezelfde rigting, met de uiterste bekommerdheid, rondsom den Koning en de Koningin loopen; eenige bleeven, by elken omgang, eene kleine wyl by den kop der
| |
| |
Koninginne staan, even of zy haar iets gaven. Als zy aan het uiterst des achterlyfs kwamen, namen zy de Eitjes van haar af, voerden ze weg, stapelden ze zorgvuldig by een in eenig gedeelte van het vertrek, of onder in de vles, of achter eenige stukjes gebrooke klei, die tot dit oogmerk best geschikt scheenen.
Eenigen van deeze kleine ongelukkige schepzeltjes wilden uit de kamer gaan, als om de oorzaak te onderzoeken van zulk een schriklyk verderf huns verbaazenden Gestichts; want zodanig moet dit Nest hun voorkomen: naa vrugtloos aangewende poogingen, om over de zyde van de vles heen te komen, keerden zy weder, en mengden zich onder de menigte, die, tot het laatste toe, rondsom den Koning en de Koningin liep. Anderen plaatsten zich aan de zyde der Koninginne, hielden de groote Lyfmoeder vast met hunne kaaken, en oefenden al hun kragt, blykbaar om het gedeelte, waar aan zy zich gezet hadden, op te ligten: maar, dewyl ik nimmer eenig uitwerkzel van deeze pooging beschouwde, kon ik nooit bepaalen of dit geschiedde met oogmerk om het Lichaam der Koninginne te beweegen, of haar aan te zetten dat zy zelve het bewooge, of tot eenig ander einde: doch, naa veelvuldige niets beduidende poogingen, zagen zy 'er van af, en vervoegden zich in den rondloopenden kring, of booden hulpe aan de zodanigen die bezig waren met de klei van de buitenste deelen des Vertreks, of eenige andere brokken, af te breeken, deeze met vogt uit hunne lichaamen nat te maaken, en een dun verwelfzel te vervaardigen over de Koninginne, ten einde haar voor de lugt te beschermen, of voor 't oog eens vyands te bedekken. Wanneer men ze, ongestoord, tot den volgenden morgen laat werken, bedekken zy haar volkomen, plaats genoeg over laatende voor een groot aantal om rondsom haar te loopen.
Ik sprak, in dit geval van den Koning niet: dewyl hy zeer klein is in vergelyking van de Koningin, niet dikker zynde dan dertig der Arbeideren, zo dat hy zich doorgaans verschuilt onder eene zyde van het Achterlyf, uitgezonderd, wanneer hy zich aan den Kop der Koninginne vervoege, 't geen hy nu en dan doet, doch zo veelvuldig niet als de rest.
Indien gy, de hoogste aanvallende, het Koninglyk Vertrek ongemoeid laat, en omtrent de helft van het Gebouw verdelgt, en dus eenige duizenden van Vertrekjes en Gaanderyen open laat, zullen zy, vóór den eerst volgenden mor- | |
| |
gen, alle met een dunne laag klei geslooten zyn. - Indien men 't alles om verre werpt, en de onderscheide Gebouwen in ruïnen stort, mits de Koning en de Koninginne niet verdelgd of weg genomen worden, zal elke ruimte tusschen de ruïnen, waar koude of water zou kunnen inkomen, zodanig geslooten worden, dat ze beide uitgeslooten blyven: en laat men de Termites één jaar ongemoeid, zy zullen, in dien tyd, het Gevaarte tot omtrent dezelfde grootte en hoogte opbouwen.
De Optrekkende Termites zyn, voor zo verre ik gelegenheid gehad heb om ze na te gaan, niet min zeldzaam in hun optochten dan de voorbeschreevene. Deeze soort schynt veel schaarscher dan de Termites Bellicosi. Ik kon geen berigt, deezen betreffende, opdoen by de Blanken: waar uit ik opmaak, dat ze by hun weinig bekend zyn. Zeer toevallig nam ik ze waar. Toen ik, op zekeren dag, met myn snaphaan, langs de rivier Camerankoes ging, hoorde ik, op myne terugreize, door een digt bosch, zeer stilletjes op en neder wandelende, in hoope van eenig Wild te vinden, schielyk een luid gezis, 't geen, uit hoofde van de veelvuldige Slangen, in deeze streeken, een ontrustend geluid is. De volgende stap veroorzaakte eene herhaaling van dit gezis, wel ras maakte het myne oplettenheid gaande, en ik stond versteld; geen bedekte wegen of hoogten bespeurende. 't Geluid bewoog my eenige schreeden van den weg af te wyken, waar ik, tot myn groote verbaasdheid en genoegen, een Leger Termites zag, te voorschyn komende uit een hol in den grond, 't welk niet meer dan vyf of zes duimen wyd was. In grooten getale traden zy uit, zo ras voortgaande als het hun mogelyk scheen. In minder dan drie voeten afstands van het hol verdeelden zy zich in twee kolommen, meerendeels bestaande uit den eersten rang, die ik Arbeiders noem, twaalf of vyftien in een gelid, en zo digt op elkander gedrongen als schaapen in een drift recht uit voortgaande zonder te rechter of te slinker hand af te wyken. Onder deezen zag ik, hier en daar, een Soldaat op dezelfde wyze met hun voorttrekkende, noch stil staande noch omkeerende: en daar hy zyn verbaazend grooten kop, met eene oogschynlyke moeilykheid droeg, geleek hy een groote Os in 't midden eener kudde schaapen. Terwyl deezen wegspoedden, ontdekte ik eene groote merigte Soldaaten zich aan wederzyden van de twee kolommen, eenigen op den afstand
van één voet of twee, verspreidende: zy stonden stil of zwierven rondsom, als op den uitkyk, om
| |
[pagina t.o. 284]
[p. t.o. 284] | |
AFBEELDING van de NESTEN der TERMITES of WITTE MIEREN in AFRICA
| |
| |
te ontdekken of ook eenig vyand de Arbeiders onverwagt dreigde te overvallen.
Doch het zeldzaamst in deezen Optocht was het gedrag van eenige andere Soldaaten, die, geklommen op de Planten, welke hier en daar in de digte schaduwe groeijen, zich op de punten der bladeren plaatsten, tien of twaalf duimen boven den grond; hangende dus boven het beneden voorbytrekkend Leger. Nu en dan klopte de een of ander hunner met zyne nypers op het blad, en maakte 't zelfde tikkende geluid, zo menigmaal door my waargenomen, by de Termites Bellicosi, als een Soldaat, de post van Opziender over de Arbeiders bekleedende, hun aanzette om de gemaakte bres te herstellen. Dit teken, onder de Optrekkende Termites, deedt dezelfde uitwerking: want, wanneer het gemaakt werd, gaf het geheele Leger een zissenden wederklank, en gehoorzaamde het teken, door met meer verhaastings voort te spoeden. De Soldaaten in de hoogte geklommen, die hunne seinen gaven, zaten, geduurende deeze tusschenpoozen, stil, (uitgezonderd dat zy nu en dan den kop eenigzins boogen) en scheenen zeer bezorgd om hunne post te houden als geregelde wagten in hunne wagthuisjes. De twee kolommen des voorttrekkenden Legers kwamen, op omtrent twaalf of vyftien schreeden van derzelver scheiding, by één, nooit verder dan negen voeten van elkander verwyderd geweest zynde, waar op zy door twee of drie gaten in den grond nederdaalden. Meer dan een uur, dat ik ze stond waar te neemen, voeren zy voort met optrekken, en scheenen in getal te vermeerderen noch te verminderen, de Soldaaten alleen uitgezonderd, die de linie des optochts verlieten, en zich, op verscheide afstanden, te weder zyden van elken kolom, plaatsten: want zy scheenen veel talryker toen ik heenen ging. Schoon niet verwagtende, dat ik veel veranderings in hun optocht zou zien, en in myn tyd bepaald zynde door het wassend water, verliet ik deeze plaats, eenigzins met spyt, dewyl eene nadere en langere
waarneeming my misschien gelegenheid zou verschaft hebben, om de reden en de noodzaaklykheid van een zo schielyken Optocht na te speuren, als mede om hunne Hoofdverblyfplaats te ontdekken, die waarschynlyk aangelegd is als de voorheen beschreevene groote heuvels.
Wonder vertoont zich de huishouding der Natuure by de vergelykende waarneeming van de verschillende soorten, bestemd om onder den grond te leeven tot zy vleugels heb- | |
| |
ben, en deeze soort, welke, op vollen dag, Legerswyze, voorttrekt. De eerstgemelden hebben, in de twee eerste Staaten van Arbeiders en Soldaaten, zo verre ik heb kunnen ontdekken, geen oogen: doch, wanneer zy in den gevleugelden of volmaakten staat komen, in welken zy buiten verschynen, schoon het maar weinig uuren duure, en nog voor een goed gedeelte by nagt, hebben zy twee zeer zigtbaare Oogen: dan de Optrekkende Termites, gevormd om in de open lugt en by dag te wandelen, zyn, zelfs in hunnen eerstenstaat, voorzien met Oogen zo goed als de anderen in den volkomensten staat.
|
|