Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 108]
| |
Petrarcha, als minnaar en dichter beschouwd.(Uit het Fransch.)
Men geeft de eer der uitvindinge van Kunsten aan de Liefde, ten minsten heeft men aan dezelve die steeds toegewyd. Doch 't is bovenal in de Dichtkunst, dat ze heerscht. Wanneer de Dichtkunst eerst te voorschyn tradt, en de nog eenvoudige Menschen alles aan de lessen der Natuure verschuldigd waren, wanneer zy niets schilderden dan de voorwerpen, welke deeze den oogen biedt; de bloemryke Lente, de zwoegende Zomer, de vrugtdraagende Herfst, en de vermaaken des Winters, voegde de Liefde eene nieuwe bekoorelykheid aan hunne Tafereelen, en zette leeven aan dezelve by. De Liefde, welke in het hart van sapho brandde, gloeit nog in haare verzen; de Liefde heeft ze bion en moschus ingestort; tibullus en propertius werden door dienzelfden geest gedreeven. De Dichtkunst, hooger toon dan het Minnedicht en Treurlied slaande, verschafte de Liefde aan het Treurspel de vertederendste Tooneelen; het Heldendicht zelve stondt onder den invloed dier Schoone; en toen, naa verloop van veele eeuwen, de Dichtkunst herbooren werd, ontving de Liefde haare eerstelingen. Ongetwyfeld is Italie aan petrarcha den zo schielyken voortgang, in de Kunsten, verschuldigd, welke dit Gewest langen tyd den voorrang daarin deedt behouden boven andere Volken van Europa. 't Is waar, dit Gewest hadt vóór hem eenige beroemde Dichters uitgeleverd. Dante verscheen vier- en veertig jaaren vroeger. Doch de werken van dien Florentyner werden niet zeer verspreid; men hadt Uitleggers noodig om de duisterheden en zinspeelingen op te klaaren; terwyl het genoeg was de Taal van petrarcha te verstaan, om smaak te vinden in Werken, die altoos de wellust zullen weezen van elk Leezer, die een aandoenlyk hart in den boezem draagt. Verbeeldt u een Mensch met groote talenten begaafd, en een hart door ongeluk tot tederheid gevormd; geeft hem ten verblyve een bekoorelyke eenzaamheid, en tot Minnaresse eene Maagd, ryk voorzien van lichaamsschoon en zielsbevalligheden; deeze zal petrarcha zyn, en, gy zult zeggen, uit de hand van zulk een Man kunnen niet dan meesterstukken komen. | |
[pagina 109]
| |
Petrarcha is een dier Schryveren, die best de kunst verstaan heeft, om de Leezers over te brengen, in de plaatzen door hem beschreeven, en hem de gevoelens in te storten, welke hem vervulden. Eene zoete vervoering doet hun omzwerven in de kronkelpaden van een eenzaam bosch? Zy hooren hem de rotzen zyne Liefde vermelden, en over de strengheid van laura klaagen? Ik verneem zyne zugten, ik zie zyne traanen, ik lees in 't diepste van zyn boezem. Het bekoorelyke der eenzaamheid, waar in hy my leidt, doet my eene zagte treurigheid gevoelen, duizendmaal verrukkender en waardiger, dan de luidrugtige vermaaken der woelige gezelschappen. Zyne zinspeelingen op den Laurierboom, zo dikmaals door hem gebezigd, om zyne laura ter eere te zingen, dunken my vernuftig, schoon hy ze zomtyds te verre trekke. Deeze Boom, welks altoosduurend groen den blixem braveert, en welks takken geschikt zyn, om de eerekroon, de Dichteren op 't hoofd gedrukt, te vormen, was het schoonste zinnebeeld, 't welk hy kon kiezen. Men mag den naam van Lofzangen geeven aan alle Verzen, waarin petrarcha den naam zyner Minnaresse der sterflykheid onttoogen heeft. Voor hem is laura de eenige schoonheid in de geheele natuur; pryken de Bloemen met frissen gloor, 't is om dat laura den grond betreeden heeft, uit welken zy spruiten. De Lugt, door laura geademd, wordt veel zagter en helderder; de Hemel zelve is alleen fraay om haaren wil: geen Sterveling kan haare Schoonheid en Deugden naar waarde verheffen. Met welk eene verrukkende aandoening, wordt het hart des Dichters doordrongen, als hy het oogenblik en de plaats, op welke hy laura de eerste keer aanschouwde, verheerlykt? Hoe treffend luidt zyne klagte over het benydenswaardig masker, 't welk de oogen dekt, welker aanschouwen zyn hoogst geluk uitmaakt? Hoe zagt, hoe teder is zyn afscheid van de Fontein te Vaucluse? Petrarcha wordt beschuldigd, dat hy koel en styf is: doch ik zou bykans denken, dat zy, die zulks hem ten laste leggen, zyne Schriften niet hebben geleezen. Ik beweer niet, dat men alles, by deezen Dichter, even verrukkelyk en schoon vindt, welk Mensch is volmaakt? Maar moet een Dichter naar het slegtste zyner werken geschat worden? Wie der Dichteren heeft geene eerste gebrekkige kunstproeven opgeleverd? Dat 'er, in den Vader der Italiaansche Dichtkunst, eenige laagheden, eenige te ver getrokkene | |
[pagina 110]
| |
leenspreuken, eenige valsche schitterende gedagten gevonden worden, erken ik; maar, kunnen deeze gebreken, welke te wyten zyn aan den smaak zyner Eeuwe, die edele eenvoudigheid, dat natuurlyk schoon, 't geen in zyn werken heerscht, doen verdwynen? Zyne Verzen zyn niet vervuld met wellustige denkbeelden, gebezigd door Dichters in verdorvene Eeuwen, om eene gevaarlyke drift op te wekken, in harten door wellust bedorven. 't Was voor zagte en teer gevoelige zielen, voor den liefhebber der eenzaamheid, dat petrarcha schreef; hy kon niet behaagen, aan lieden van de groote Wereld: dit dient hem tot lof, hun tot schande. Een altoos ongelukkig, altoos getrouw, eerlyk, schroomagtig en kiesch Minnaar, zyn zyne Verzen zo zuiver als zy die ze hem inboezemde; het bedaarde vuur, 't welk 'er in heerscht, veroorzaakt geene hevige beweegenis; alle tafereelen, door hem geschilderd, vertoonen de zagtste kleuren: de onschuld slaat 'er gaarne het oog op, en zy behoeft uit schaamte het oog nooit neder te slaan. Voegt by deeze schoonheden, die fraayheid van styl! Welk eene zuiverheid! Welk eene vloeibaarheid! De bevalligheden zouden geene andere taal spreeken; het geblaas van den Westen wind, als deeze het gebloemte streelt; het geruis van een Beekje, door een veld zagt stroomende, is niet zagter, niet lieflyker. Dan petrarcha bepaalde zich niet alleen, om laura ter eere en van liefde te zingen; andere onderwerpen hielden desgelyks deezen Dichter bezig. Nu maant hy een Vriend aan, om de ydele vooroordeelen met voeten te treeden, en de Kunsten te beoefenen, welke het gemeen veragt, om de voorschriften der Wysbegeerte te paaren, met de schoonheden der Dichtkunde. - Dan betaalt hy de schatting zyner erkentenisse, voor de weldaaden eener doorlugtige, maar in ongeluk gedompelde, Familie. Op een anderen tyd, behelzen zyne Verzen, de uitboezemingen van het tederhartigst medelyden: hy geeft de treffendste gedagten over de vlugtigheid des tyds, en de broosheid van het ondermaansche; gedrukt door den last der zondeschuld, schreidt hy de Godlyke Genade aan; hy hoort eene Hemelstem, die hem troost, en tot den weg des Heils te rug roept; hy verlangt vleugelen te hebben, om na 't verblyf des Vredes te vliegen: overal, met één woord, ontdekt men een vreedzaamen en deugdminnenden inborst; laat hy zomtyds eenige scherpe woorden, zyne pen ontvloeijen tegen het Hof van Rome, men moet dit | |
[pagina 111]
| |
verschoonen in een Man, met verontwaardiging vervuld, om dat hy het misdryf zag heerschen, waar de Deugd moest ten zetel zitten. Niets schooner dan de Lierzang, toegeëigend aan imolas rieuzi, een Romein, die, omtrent den Jaare 1348, het ontwerp beraamde om zynen Vaderlande dezelfde Regeeringsvorm te geeven, welke stand greep in de luisterryke dagen van het opkomend Gemeenebest. Hoe manlyk, hoe klemmend is de toon, die in dit stuk heerscht. Dus drukt hy zich uit: ‘Edelmoedige ziel, overal zyn de vonken der Deugd uitgedoofd; overal wandelt de Ondeugd met ongedekten aangezigte. Tot u vervoeg ik my, derhalven, tot u, die, met een eerwaardig gezag bekleed, in Rome de heldere dagen der eerste Eeuwe weder wilt doen gebooren worden. Wat vertoeft Gy? Italie, in eene diepe slaapziekte vervallen, heeft het gevoel zyns jammerstaats verlooren. En is 'er niemand die het opwekke? Voor u, voor u alleen, heeft het lot de eere bewaard, om de duisternissen, welke uw Vaderland omringen, te verdryven. Gy, gy alleen, kunt de traanen, welke ik over deszelfs druk stort, afwisschen. En, indien immer de Nakomelingschap van Mars, die edele eerzugt weder gevoelt, welke in den boezem hunner Voorvaderen blaakte, deeze zal zulks aan U verschuldigd weezen. Uw hand, uw hand alleen, kan den ouden roem schenken, aan die Wallen, welker ruïnen zelve de geheele Wereld schrik inboezemen; aan die Grafsteden, waar de asch rust van zo veel Helden, wier Naamen de Onsterflykheid verdiend en verworven hebben. Getrouwe brutus, en gy doorlugtige scipios, welk eene vreugd doortintelt uwe ziele, indien de oogmerken van myn Held bekend zyn, in de verblyfplaatzen waar gy u ophoudt! Reeds deelt fabricius in uwe gevoelens, en roept uit: Myn Rome zal dan nog weder bloeijen! Welk eene vreugd in den Hemel, wanneer de zalige Bewoonders zich nog de gebeurtenissen deezer Wereld aantrekken! Zy bezweeren u een einde te maaken aan die onlusten, welke hun oude Vaderland verderven; waar de Tempels, te hunner Eere opgericht, wykplaatzen geworden zyn van Roovers, en hunne Altaaren met bloed bevlekt. Hoor het geschrei van een ongelukkig Volk; zie die Grysaarts, die Vrouwen, die Kinderen, tot u de bid- | |
[pagina 112]
| |
dende handen opheffen. De toestand, waar in zy gedompeld zyn, zou de traanen persen, uit het oog der bitterste vyanden van Rome. Haast u, om dien brand, welke alles verslindt, uit te blusschen. Doe Italie de aangenaamheden des Vredes smaaken, en uw naam zal in de boeken des Hemels worden opgeschreven. Welk een hoop spant 'er zamen, om den KolomGa naar voetnoot(*), die het Vaderland onderschraagt, te doen vallen! Welke vergiftige Kruiden bedekken de Landen, waar voorheen de heilzaamste Planten groeiden! Zints lang heeft Rome de braave Mannen verlooren, die het ten hoogsten toppunte van grootheid hebben opgevoerd. Het heeft geene andere, dan ondankbaare Kinderen, die heiligschendende wapens hunne Moeder op 't hart zetten. Gy, gy alleen kunt haar verdeedigen: Gy, gy alleen haar ten Redder dienen. De Fortuin, dikwyls bezig om de edelste oogmerken te dwarsboomen, baant voor u den weg. Welk een roem voor u, te hooren zeggen: anderen hebben 't gelukkig Rome bewaard; doch deeze 't zieltoogend Rome behoudenGa naar voetnoot(†)!’ Laura is niet meer: een schriklyke slag heeft het rechtmaatig voorgevoel van haaren Minnaar bewaarheid. Petrarcha zal die Oogen, welker vuur zyn Vernuft deedt gloeijen, niet meer aanschouwen; Hy zal niet meer de Stem hooren, wier betoverende klank hem den Hemel scheen te openen. - Laura sterft. - Deugden, onschuldige Aantrekkelykheden, zuivere Vermaaken; streelende Verwagtingen, - alle zyn in één Graf begraaven. - De Man, die eertyds beurteling geroerd werd, door Droefheid en Vreugde, Vrees of Hoop, kent nu geen andere aandoening dan die van Rouwe. Helaas! hy naderde tot dat tydperk des Leevens, waar | |
[pagina 113]
| |
in 't hart, schoon altoos aandoenlyk, min geslingerd wordt door driften: hy vleidde zich, dat hy, by zyne laura leevende, tot haare gesprekken toegelaaten, bevestigd door het voorbeeld haarer Deugden, in den schoot der Vriendschap, alle de smerten der Liefde zou vergeeten. De éénige star, welker glans zyn pad verlichtte, is met dikke duisternissen omgeeven: de Wereld is, voor hem, niets waardig. Wat raakt het hem langer, of de lieve Lente schoone dagen aanbrengt? Die dagen zyn voor hem geen schoone dagen meer. Het gezigt dier Plaatzen, welke de tegenwoordigheid van laura hem zo aanvallig maakte, heeft alle aantrekkelykheid verlooren. - Gaat hy in eenzaamheid wandelen, elk voorwerp herinnert hem, den onwaardeerlyken schat, door den dood weggeroofd. Hier steekt een Boom, wiens lommer eertyds zyne laura voor de brandende middagzonne beschutte, den kruin om hoog: daar pryken de Bloempjes, met welke zy zich wilde vercieren, en die zy verfraayde: ginder de grashoogte, waarop zy dikwyls zat. Overal draagt hy de pyl, die hem 't hart doorwondde, mede. Met den klaagtoon van een vogeltje, van zyne gade beroofd, paart hy zyne klagten, hy eischt laura weder van de bosschen, van de heuvelen, van de valeien, en de eerwaardige plaats die haare assche bevat. Hoe vindingryk is zyne Rouwe! welke treffende zinnebeelden boezemt deeze hem in, om de stervende laura af te beelden. Hy vergelykt haar by een Schip, 't welk, naa langen tyd, op eene bedaarde zee gevaaren te hebben, overvallen wordt door een vreeslyken Storm, en in de baaren verzwolgen; - by eene Fontein, die, met haare zuivere wateren, de bloemryke streeken bevogtigde, - by een Laurier, op welks takken, de Nagtegaal zyne minnedeuntjes zong, en door een rukwind ontworteld. Onder de gedaante van een sterflyk Mensch was laura een Engel: deeze Aarde was haarer onwaardig: zy is in den Hemel: en wat doet haar Minnaar zo verre van haar verwyderd? Hy zugt - hy schreidt. Met welk eene klaagstemme smeekt hy, om de aannadering des Doods? Hoe traag sleepen de leevensuuren, en rekken zyn verlangen, na het oogenblik, wanneer zyne assche vermengd zal worden met de asch van haar, die zyner ziele zo dierbaar was? Hoe haatlyk is de Dag in zyne oogen geworden! De Nagt alleen brengt zomwylen eenige verlichting toe aan zyne rampen. Gelukkig, indien de slaap zyne droeve oogleden sluite, ô behaagelyke droom! ô zoet bedrog! Petrarcha ziet zyne | |
[pagina 114]
| |
laura weder: hy ziet haar ten Hemel afdaalen, met heerlykheid omschenen, met den palm der overwinning in haare hand: zy nadert hem van een bed, bevogtigd met de traanen over den ongelukkigen: zy spreekt, de overtuiging is op haare lippen: zy leent een aandagtig oor aan 't verhaal, 't welk hy geeft van zyne smerten: zy droogt zyne traanen af, en wyst hem den weg tot waar Geluk. - Maar hoe kort duurt deeze begogeling. De dageraad ontrukt aan zyne oogen zyne Beminde, en zyne wonde bloedt op nieuw. Maar, terwyl hy zich aan de droefheid overgeeft, vereert hy, door zyne rouwklagten, de gedagtenis zyner gestorvene Vriendinne: terwyl hy, in zyne Verzen, haar doet herleeven, spoedt de tyd, en de dood nadert. Zyne gryze hairen herinneren hem, dat nieuwe gevoelens zyn hart moeten vervullen; zints dien tyd is zyne Rouwe niets anders dan eene zagte aandoening, vol verrukking voor die dezelve gevoelt: zyne verlangens zyn alleen Hemelwaards uitgestrekt; en zyne ziel wordt hoe langs hoe meer vervuld door het troostryk denkbeeld van zyne laura weder te zien in de verblyfplaats van eeuwigduurenden Vrede. In de vertedering, welke het doorleezen der werken van petrarcha my veroorzaakte, heb ik geschreeven. Alle de voorwerpen, welke hy beschryft, zyn my als onder 't ooge; ik zwerf in de plaatzen, waar hy zyne zugten loosde: ik zie laura, ik zie haare aangebede oogen; ik hoor de Stem, die de rotzen kon doen luisteren; ik schrei op haar Graf; ik zeg met haaren Minnaar
Beati gli occhi che la veder viva!
Verrukkende Voorwerpen! Gelukkig, indien ik my in eenzaamheid daar mede mogt bezig houden! Duizend nog onbekende bekoorelykheden zou ik 'er in ontdekken. Keert weder, keert weder gelukkige dagen myner Jeugd; brengt mede de Vryheid en de zagte Blydschap die traanen van tederheid stort, - traanen zo behaaglyk! - Aangenaam Denkbeeld, vervul myn hart tot den hoogsten ouderdom; moet ik deezen bereiken; sluit een draayboom voor alle ontrustende Driften; laat myne ziel nooit geplaagd worden door Gelddorst, noch verscheurd door Eerzugt: dat de Vriendschap alleen alle myne gevoelens inneeme: deeze zal my ten grootsten schat verstrekken. |
|