Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
Vertoog over de dichterlyke characters.(Ontleend uit de Essays on Poetry and Music as they affect the mind, by james beattie, L.L.D. Professor of Moral Philosophy and Logic, in the Marechal College and University of Aberdeen.)
(Vervolg en Slot van bladz. 28.)
Het strekt even zeer ten blyke van het vindingryk vernuft en 't keurig Oordeel van homerus, dat hy eenige goede hoedanigheden mengt in alle zyne slegte Characters, en eene zekere maate van onvolmaaktheid aan zyne beste geeft. - Agamemnon is, niet tegenstaande zyne trotsheid, een bekwaam Veldheer, en een dapper Man, en als zodanig hoog geagt by 't grootste gedeelte des Legers. - Paris, schoon verwyfd, en ydeltuitig gesteld op fraaiheid van kleeding en persoonlyke bevalligheid, is, nogthans, goedaartig; geduldig in 't hooren van bestraffingen, niet ontbloot van moed, uitsteekend bedreeven in muzyk, en andere schoone kunsten. - Ajax is een forsse reus, eer uit ongevoeligheid voor gevaar en vertrouwen op zyne sterke wapenrusting, dan uit een edeler beginzel, onbevreesd: pochende en onbeschaafd, weinig acht slaande op de Goden, hoewel niet volstrekt godloos; egter bespeurt men in zyne wyze van doen zekere openhartigheid en opregtheid, die hem in onze agting doen deelen: altoos betoont hy zich gereed om zyne landsgenooten by te staan, en hy bewyst hun goede diensten in verscheide gevaarlyke omstandigheden. Homerus heeft raad geweeten, om helena, ondanks haare misslagen, en de veelvuldige rampen van welke zy de berokkende oorzaak is, ons medelyden aan te pryzen, en bykans onzer liefde waardig te maaken: en dit doet hy, zonder het misdryf van paris te verkleinen, van 't welk de agtbaarste Personadien in het Dichtstuk, met behoorelyken afkeer, spreeken. Zy is zo vol van berouw, zo gereed, om, by elke gelegenheid, haar voorgaand gedrag te wraaken, zo genegen tot haare vrienden, zo gereed om regt te doen over elks verdiensten, en by dat alles zo schoon zo bekwaam, dat ze onze verwondering verwekke zo wel als die der oude Raadsheeren van Troije. - Menelaus, schoon gevoelig genoeg voor het ongelyk hem aangedaan, is, nogthans, een gemaatigd Man, zagtzinnig, | |
[pagina 67]
| |
goedaartig, een dapper Held, een teder beminnend Broeder. Dan 'er loopt vry veel verwaandheid in zyn character, en hy koestert te hoog een gevoelen van zyne eigene bekwaamheden, egter ziet hy de verdiensten van anderen niet over 't hoofd, noch verkleint dezelve. - Priamus zou eene algemeene hoogagting wegdraagen, en een voorwerp van aller medelyden zyn, buiten zyne onverschoonelyke zwakheid, in het voldoen aan de neiging en het verzagten der misdaaden van de verdienstloosten zyner Kinderen, tot volslagen bederf van zyn Huisgezin, Volk en Koningryk. - Mejuffrouw dacier veronderstelt, dat hy zyn gezag verlooren hadt, en genoodzaakt was zich naar den loop der Staatkunde zyns tyds te schikken: doch hier van vind ik geen blyk: integendeel, hy en zyn onwaardige lieveling paris schynen de eenige Persoonen van rang in Troije geweest te zyn, die helena niet wilden weder geeven. Het zwak van priamus, (indien het dien zagten naam verdient,) hoe verkeerd ook, is niet ongemeen, en heeft in Huisgezinnen, als mede in Burgerstaaten, veel ramps gebrouwen. De heilige Bladeren geeven 'er ons een opmerkenswaardig voorbeeld van, in de geschiedenis van den slappen eli. - Sarpedon komt nader aan een volmaakt character dan eenige andere Held van homerus; doch zyne rol is kort. Een Character, 't welk men bykans niet zou verwagten in deeze onbeschaafde tyden. Een Oppervorst die zichzelven aanmerkt als een Overheidspersoon, door het volk aangesteld ter bewerking van het algemeene best, en dus eers- en dankbaarheidshalven verpligt hun ten voorbeeld te strekken, en zo zeer in Deugd als in Rang en gezag uit te munten. - Hector is de begunstigde Held van elk Leezer, en met regt; by de volklonkenste Dapperheid voegt hy de edelmoedigste Vaderlandliefde. Hy verfoeit het misdryf van paris; doch, niet in staat den Oorlog te voorkomen, oordeelt hy zich verpligt, zyn Land, zyn Vader en Vorst, tot het uiterste te verdeedigen. Hy voorziet, zo wel als achilles, zyn eigen dood: dit vermeerdert ons medelyden, en verheft ons denkbeeld van zyne grootmoedigheid. In alle betrekkingen des huislyken en burgerlyken leevens, als Zoon, Egtgenoot, Vader, en Broeder, is hy hoogstbeminnelyk: en munt boven alle de Helden uit in tederheid van hart, zagtheid van zeden, en eene stipte waarneeming der Godsdienstpligten. Eene byzonderheid van zyn character, strekkende om de kieschheid van zyn hart aan te duiden, ontdekt zich in de klag- | |
[pagina 68]
| |
ten van helena over zyn Lyk: te weeten dat hy bykans de eenige Man in Troije was, die haar altoos met zagtheid en vriendlykheid bejegende, en zich nooit een verwytend smertbaarend woord liet ontvallen, en nimmer hoorde dat anderen haar verwyt deeden, zonder zulks in hun te laaken. Een zweemzel van trotsheid (die in een Opperbevelhebber nogthans verschoonlyk mag schynen) en voorbygaande vlaagen van vreesagtigheid zyn de eenige vlekken, welken zich opdoen in dien Held, wiens beeldtenis homerus met eene byzondere oplettenheid schynt geschilderd te hebben. Het moet ons een gunstig denkbeeld inboezemen van dien ouden Dichter, zo wel als van de menschlyke Natuur, wanneer wy opmerken, dat dezelfde Persoon, die, drie duizend jaaren geleden, agtenswaardig en beminnelyk was, als een voorbeeld van Heldhaftigheid en manlyke Deugd, nog het voorwerp blyft van de agting en liefde der verlichtste volken. Dit levert een treffend bewys op, dat, niet tegenstaande de eindlooze verscheidenheid van lotverwisselingen, waar aan de menschlyke zaaken onderhevig zyn, het Verstand en de zedelyke Gevoelens der Menschen, door alle eeuwen heen, bykans dezelfde gebleeven zyn; als mede, dat de bekwaamheden, door welker behulp wy Waarheid en Deugd onderscheiden, zo weezenlyke gedeelten onzer oorspronglyke Natuure uitmaaken, en zo weinig onderworpen zyn aan de grilligheden der Mode, als onze liefde tot het leeven, als onze zintuigen om te hooren en te zien, als onze aandoeningen van honger en dorst. Rechtheid van zedelyk beginzel, een geest van goedaartigheid en menschlievenheid straalen zeer door in dien uitmuntenden Dichter: wiens werken, in welk een licht wy dezelve beschouwen, als een schildery der voorgaande Eeuwen, als een schat van zedelyke regtheid, als een proeve van de kragt des Menschlyken vernufts, of als een aandoenlyke en leerzaame vertooning van 't Menschlyk Hart, waarlyk onze hoogagting verdienen. Door hector zo veele waarlyk beminnenswaardige trekken toe te voegen, en de gunstige beschryving van eenige andere Troijaanen, doet de Dichter ons deel neemen in het lot van dat Volk, niet tegenstaande hy ons geduurig voor oogen houdt, dat zy de beledigende party zyn. En door dus goed en kwaad, deugd en zwakheid, in het zamenstellen zyner characters te mengelen, maakt hy dezelve te overeenkomstiger met de weezenlyke verschynzelen, die | |
[pagina 69]
| |
zich in de menschlyke natuur opdoen, en te nuttiger als voorbeelden te onzer leering. Teffens geeft hy, zonder de waarschynlykheid te kwetzen, alle noodige verfraaijing aan de byzondere gedeelten van zyn Dichtstuk, verscheidenheid, zamenhang, en leeven aan 't geheel. Wy mogen ook aanmerken, dat, schoon verscheide zyner Characters zamengesteld zyn, geen derzelven uit onzamenvoegbaare gedeelten bestaat: ze zyn alle natuurlyk en zodanig als wy denken te zullen aantreffen in de menschlyke zamenleeving. Uit hoofde van dit zelfde diep inzigt van goed en kwaad, in al derzelver gedaanten en zamenvoegingen, is homerus in staat geweest, om zyne Characters elk op zichzelven onderscheiden, en verschillende van alle de overigen te maaken: in zo verre, dat wy, eer we de Iliade hebben uitgeleezen, zo wel bekend zyn met zyne Helden, als met de gelaadstrekken en geaartheden onzer gemeenzaamste Vrienden. - Virgilius, zichzelven bepaalende tot eenige weinige algemeene denkbeelden van Trouwe en Dapperheid, heeft van zyne mindere Helden een vry goed soort van Volk gevormd; doch zy gelyken allen op elkanderen, en wy hebben geen klaar onderscheiden denkbeeld van één hunner. Achates is getrouw, gyas is braaf, cloanthus is braaf: en dat is bykans alles wat wy 'er van kunnen zeggen. Wy zien deeze Helden op eenen afstand, en hebben eenig begrip van hunne gedaante en grootte; doch komen ze niet nagenoeg om hunne weezenstrekken te onderscheiden, en elk gelaad schynt dezelfde kleur en gedaante te hebben. Maar van de Helden van homerus weeten wy elke byzonderheid, die geweeten kan worden, wy eeten, wy drinken, wy spreeken, en vegten met hun: wy zien hun op een woelig tooneel in rust, op het slagveld, in hunne tenten, in hunne huizen. - De gesteltenis der landstreeke rondsom Troije is ons zo leevendig voor den geest als of wy 'er geweest waren. Op elkander gelykende Characters zyn 'er onder deze Helden, even als 'er zich naar elkander zweevende aangezigten in de Maatschappye opdoen; doch wy neemen nooit den een voor den ander. Nestor en ulysses zyn beiden wys, beiden welspreekend: doch de wysheid van den eersten is het uitwerkzel van ondervinding, die van den laatsten een gevolg van verstand. De welspreekenheid van den eenen is vloeiende en ryk, doch niet altoos ter zaak, en helt over tot het vertellende: die van den ander is bondig, | |
[pagina 70]
| |
kragtig, overreedend, en gepaard met eene zonderlinge zedigheid. Alle de Helden van homerus zyn dapper: nogthans heeft ieder eene dapperheid hem byzonder eigen. Deeze is dapper uit een beredeneerd beginzel, geene uit geaartheid; deeze is roekloos, een ander voorzigtig; deeze is vuurig en halstarrig, geene vuurig, doch onhandelbaar: deeze is wreed, geene goedaartig; deeze is onbeschoft en pochende, geene beleefd en nederig; deeze is grootsch op zyn persoonlyke bevalligheid, geene op zyne sterkte, en een derde op zyn geslacht. 't Zou verveelen een langer optelling te geeven. Men vindt, met één woord, in homerus, bykans alle soorten van Helden- characters. Milton's Paradys verlooren, schoon op een rechten helden-toon gezongen, kan niet wel een Helden-dicht heeten: dewyl de Persoonen in 't zelve geen Helden, maar Weezens van een hooger Rang, zyn. 's Dichters plan liet niet toe 'er veelen in te voeren: doch de meesten, van die verschynen, zyn wel gecharacteriseerd. Van zyn satan heb ik reeds gesprooken, deeze is het duivelaartigste character, 't welk de verbeeldingskragt kan vormen. In de mindere soorten doet zich eene voeglyke wel aangeduidde verscheidenheid op: de een is lui, de ander gierig, de derde twistziek, een vierde woedende, en schoon ze allen godloos zyn, steekt de een in godlasterlykheid boven de ander uit. - Adam en eva, in den Staat der Onschuld, zyn overheerlyk geschetst, de onderscheide denkbeelden en gevoelens, voortkomende uit het verschil van Sexe, zyn met eene onnavolglyke kieschheid, en Wysgeerig, geschilderd. Naa den Val laat hy hun dezelfde characters behouden, zonder eenige verandering, dan die men moet veronderstellen te ontstaan uit den overgang van onschuld tot misdryf. Adam behoudt die uitmuntenheid in waardigheid, en eva in beminnelykheid; welke wy natuurlyk in den Vader en Moeder des Menschdoms verwagten. - Van de zalige geesten, zyn raphaël en michaël wel onderscheiden: de een door zyne gemeenzaamheid en byzondere goedwilligheid, tegens het Menschlyk Geslacht: de ander door zyne Majesteit; doch zulk eene, die eer meer Eerbieds inboezemt, dan Vreeze verwekt. - Het spyt ons hier te moeten byvoegen, dat milton's pooging, om nog hooger te zweeven, alleen toont, dat hy reeds zo hoog gezweefd hadt, als het mogelyk is voor het mensch- | |
[pagina 71]
| |
lyk vernuft te klimmen, zonder, door te grooter glans getroffen, te duizelen. Ik heb my dieper ingelaaten tot de ontvouwing der Dichterlyke Characters, dan ik gedagt hadt, of volstrekt noodig was in myne tegenwoordige naspeuring. Want ik verbeeld my reeds lang beweezen te hebben, - dat het doel der Dichtkunst is te behaagen, en, dat, derhalven, de volmaaktste Dichtkunst de behaagelykste moet weezen, dat alles, 't geen onnatuurlyk is, geen vermaak kan verschaffen, en de Dichtkunst, over zulks, met de Natuur moet zamenstemmen, dat is, overeenkomen met de Natuur zo als dezelve is, of met de Natuur eenigzins verschillende van zo als dezelve daadlyk bestaat, - dat zy, met de Natuur, zo als dezelve is, overeenstemmende, geen meer Vermaaks zou opleveren dan de Geschiedenis, een Tafereel der daadlyke Natuure - dat men er, nogthans, een grooter vermaak van kan verwagten: dewyl de Dichtkunst meer vryheids heeft, in het vercieren, en de keus der woorden; - en, gevolglyk, dat de Dichtkunst niet volgens de weezenlyke Natuur moet weezen, maar naar de Natuur verbeterd tot dien trap, welke bestaan kan met de waarschynlykheid, en met 's Dichters oogmerk zamenstemtGa naar voetnoot(*). - Van hier is het dat wy de Dichtkunst eene navolging der natuure noemen: want, het geen eigenlyk eene Navolging geheeten wordt, heeft altoos iets in zich, 't welk niet in het Oorsprongelyke is. Indien het Voorschrift en het Afschrift volmaakt gelyken; indien 'er in 't een niets is, of het wordt ook in het ander gevonden, mogen wy het laatste, eene Afbeelding, eene Copy, eene Tekening, of een Schildery van het eerste, noemen; doch wy heeten het nimmer eene Navolging. |
|