| |
| |
| |
Tafereel van Minorca, of algemeene en byzondere beschryving diens eilands, met een berigt van de zeden en gebruiken der inwoonderen, van den aart des gronds, van de voortbrengzelen, van den koophandel, de oudheden, de burgerlyke en natuurlyke historie, benevens een breedvoerig verslag van de stad en haven Mahon, het kasteel St. Philippe, enz.
(Vervolg en Slot van bladz. 21.)
Dit Eiland betoonde meer moeds onder de Mooren, deezen voerden, verscheide eeuwen, bloedige Oorlogen tegen de Prinssen van Castilie en Aragon, die hun, van tyd tot tyd, Spanje hadden doen ruimen. Toen betoonde zich de opgewekte geest nog in al zyn kragt.
Voor 't overige, verliezen de Minorcaanen niet veel by deezen staat? Ik geloof dat zy 'er by winnen. Wy zyn gewoon het tegenwoordige te laaten vaaren, om ons geheel met het nog aanstaande bezig te houden. De leeftyd der driften en des vermaaks, die kostlyke tyd, welken de Natuur tot genot geschikt heeft, gaat voorby in bespiegeling en kwelling; het hart weigert het geen het verlangt, en verwyt zich over 't veroorlofde; even zeer geplaagd door 't gemis, als door 't gebruik der genietingen, welke 't zelve streelen. De Eilanders, van welken wy spreeken, veel nader dan wy aan de natuur, erlangen, in elk tydperk des leevens, de vermaaken en goederen, welke ieder medebrengt: zy offeren niets op, aan een bykans altoos harssenschimmig toekomend. Wie onzer, zy of wy, hebben de grootste maate van geluk?
Op het Eiland Minorca, ontdekt men Oudheden. Men vindt op eenige plaatzen Altaaren, die tot het doen van offeranden dienden. Op eenige hoogten, ziet men Pyramiden, van steenen toegesteld, uitloopende in eene meer of min breede vlakte; men klimt 'er op, langs een rondsom geslingerd voetpad. Eenigen oordeelen, dat deeze Pyramiden de Begraafplaatzen zyn van Persoonen, oudtyds op dit Eiland beroemd. Anderen houden ze, en dit is veel waarschynlyker, voor plaatzen, geschikt om den vyand van verre te ontdekken, en tekens van onraad te geeven op deszelfs aan- | |
| |
nadering. Behalven deeze komen op Minorca voor, Romeinsche Opschriften, veel Lykbussen, Graflampen, Traanvlesjes, zilveren en koperen Romeinsche Penningen. Onder de Oudheden van Minorca mag men ook tellen, de Grotten, en ontelbaare groote Spelonken, in lang verloopene eeuwen gegraaven, op tyden die men met geene mogelykheid kan bepaalen; en die, op dit Eiland, blootgesteld aan invallen, verwoestingen, en plunderingen, dienden om de Vrouwen, Kinderen, en Goederen der Eilanderen eenigzins in veiligheid te stellen.
Onder de Engelschen heeft dit Eiland zyne Wetten en Godsdienst behouden. Er was een Oppergeregtshof uit weinig Persoonen bestaande: te weeten de Bevelhebber, die niet gehouden was in 't zelve te zitten, dan in lyfstraflyke gevallen, de Byzitter, en de Advocaat-Fiscaal, die niet oordeelde in burgerlyke. De Bevelhebber hadt de magt, een ander Regter aan den Byzitter toe te voegen, indien hy tot de Bloedverwanten van een der Partyen behoorde, of 'er zich eenig vermoeden opdeedt, dat liefde of haat eenigen invloed zou hebben op zyne oordeelvelling. De Belastingen bestaan in het opbrengen van de Tienden, welke, onder de Engelsche Regeering, in Waaren ontvangen wordt. De Inwoonders hebben dezelve altoos zonder wederzin betaald: dewyl zy in den Vorst eer een Beschermer dan Meester vonden. De lasten op de sterke dranken worden besteed aan het onderhoud der Wegen, en de Werken des Eilands. Elk Landschap heeft zyne Overheden genomen uit het lichaam des Adels, uit de Burgers, de Kooplieden en Handwerkers. Allen worden ze door het Volk verkooren, en hun Ampt duurt één jaar. De voornaamste Overheids persoonen beroepen, met toestemming des Bevelhebbers, zomtyds de vier Landschappen tot het houden eener algemeene Raadsvergadering, om te raadpleegen over gewigtige zaaken, het doen van zwaare kosten, het wegneemen van volksbezwaaren, en het maaken van nieuwe schikkingen. Elk Landschap heeft, daarenboven, het regt, om, in zynen naam, een Afgevaardigden aan den Koning toe te schikken, als het noodig gekeurd wordt. De Engelschen hebben eenen grooten weg aangelegd, die het gantsche Eiland in de langte overloopt, en zich van het Fort St Philippe en Mahon uitstrekt tot Citadella. Op het geheele Eiland telt men 140 Monniken; 88 Nonnen, 75 wereldlyke Priesters, en 27000 Inwoonders.
| |
| |
Het Eiland Minorca is verdeeld in vier kleine Landschappen, Mahon, Major, en Mercadal; met 't welke vereenigd zyn, de Landschappen Fererias en Citadella.
Het Landschap Mahon ontleent den naam van de Stad Mahon, thans de Hoofdstad des geheelen Eilands. De Engelschen hebben dezelve vereerd met dat voorregt, eertyds toekomende aan de Stad Citadella, op den tegenovergestelden uithoek des Eilands gelegen. De nabyheid van eene uitsteekende Haven en het Fort St. Philippe, deedt de Engelschen besluiten den zetel des Bewinds, en der Regtzaaken, na Mahon over te brengen. Deeze Stad is gelegen op eene hoogte aan 't einde van een diepe en enge Baai, die de Haven vormt, onder den naam van Port-Mahon, bekend: zy werd aangelegd door de Carthagers, en ontleent den naam van magon, broeder van hannibal, die aan het Gemeenebest van Carthago de treffelykste diensten bewees. De huizen staan langs regtloopende straaten: de meesten zyn van steen, eenige loopen toorenswyze op. Verwelfzels dienen doorgaans voor zolderingen: dit geeft koelheid aan de vertrekken, en zekerheid tegen brand; dan boven al wint het kosten uit: dewyl het timmerhout hier zeer duur is. De muuren van binnen zyn gewit, en niet met tapytwerk, of geschilderd doek, behangen. De straaten zyn eng, en niet geplaveid. Doorgaans betreedt men de rots, en dus een hobbelig oneffen pad. De huizen des gemeenen volks zyn niet veel meer dan twaalf voeten hoog.
De Hoofdkerk te Mahon is een groot somber Gothisch gebouw, en dus zyn alle Kerken des Eilands. Eene menigte van kleine lampen verspreidt 'er een flauw licht ter vervulling van 't gebrek des daglichts, 't welke 'er niet dan door een of twee vensters inkomt. De begeerte om eene koele Kerk te hebben, of de zugt om 'er in diepe afgetrokkenheid te zitten, wrogten, misschien, zamen, om alle de Kerkglazen digt te metzelen. - Te Mahon vindt men Franciscaaner en Augustyner Monniken en Nonnen van St. Clara. Het huis des Bevelhebbers is eene verzameling van woonvertrekken, zonder orde zamengevoegd. Aan den voet der hoogte op welke de Stad gebouwd is, vindt men eene zeer schoone Kai, deels bebouwd met pakhuizen, deels met woonhuizen voor de Kooplieden. Het Hospitaal der Soldaaten, op een Eilandje in de Haven gebouwd, heeft aan de Engelschen 2200000 Livres gekost. Op de Kusten van Mahon heeft de Hertog de crillon, met de Spaansche Krygsmagt, thans de landing gedaan.
| |
| |
De haven van Mahon is eene der beste en veiligste in de Middelandsche Zee. By den ingang is dezelve niet wyder dan een halve snaphaanschoot, in langte haalt ze meer dan ééne myl. Het inzeilen der Haven vordert veel omzigtigheids. De Schepen moeten aanhouden op den Berg Toro, die zich door den mond der Haven in 't midden opdoet. Zy moeten het Fort Philippe niet te digt naderen, of zouden stooten op een rots van gelyke hoogte met het water. De kom der haven behelst verscheide Eilandjes: tot het Eilandje, het Bloed Eilandje, genaderd, laat men 't zelve aan de rechte hand leggen, en van daar heeft men tot de Stad toe genoeg diepte, deeze legt drie vierde myls van den ingang af. Op de Kaap Mola is de Seintooren opgerigt, van daar krygt de Bezetting berigt, van de aannadering der Schepen. De Beschryving door den Cardinaal de retz, van Port-Mahon gegeeven, Memoires Tom. 1. is geheel romanesk.
By den ingang der Haven, aan de zuid zyde, is het vermaarde Fort St. Philippe, een der grootste sterkten van Europa. Het ligt op eene rots: in de jongst verloopene eeuw deeden de Koningen van Spanje het aanleggen tot verdeediging der Haven. De wykplaatzen en gewelfzelfs, in de rots gehouwen, beveiligen de bezetting voor 't geweld van bomben en kogels. De Glacis en de bedekte Weg zyn desgelyks uit de rots gemaakt; Palissaden, Mynen, Tegenmynen, voorzien van geschut, weeren den aanval. Lunetten en kleine schanssen, van plaats tot plaats aangelegd, en met geschut beplant, dekken de schuinte en den bedekten weg. Ieder dezer werken is omringd door eene gragt, twintig voeten diep, in de rots uitgehouwen: met eene gedekte gaandery vol schietgaten, veilig voor de daar in gelegerden. Alle deeze buitenwerken hebben onderaardsche gemeenschap met elkander en het Hoofdkasteel, met eene ontelbaare menigte van wykplaatzen voor de Soldaaten, alle in de rots gemaakt. In deeze onderaardsche wegen, waar de gemeenschappen een doolhof vormen, zyn putten gegraven met wippen, om den vyand, indien hy zo verre doordrong, op te houden; daar zyn ook dwarsbalken, op een spil draaijende, met schietgeweer bezet, 't welk men op één oogenblik kan doen losbranden. De geheele plaats is omringd door een bedekten weg; tegengemynd en verdeedigd door halve Lunetten: de Muuren, zestig voeten hoog, hebben een gragt van zes en dertig voeten, en zyn uit rots
| |
| |
gehouwen: hier langs is een gaandery voor de Soldaaten. De Tooren is vierkant met Bastionnen, wier muuren bykans tachtig voeten hoog zyn, en de gragt is veertig voeten diep, het een zo wel als 't ander is uit rots vervaardigd, en voorzien met bedekte verblyfplaatzen voor het krygsvolk. Het binnenste van den Tooren maakt een wapenplaats uit van achttien roeden in 't vierkant: hier zyn Casernen en Magazynen, mede van rots, bestand tegen het geweld der bomben: daar boven is een Muur, die alle de buitenwerken, en het land, bestrykt.
In den Jaare MDCCLVI vermeesterde de Hertog de richelieu, stormenderhand, deeze beroemde Sterkte. Hy was van Toulon met vyf en twintig Bataillons vertrokken, en kreeg welhaast eene verbaazende krygstoerusting, zo dat hy zich op dit Eiland aan 't hoofd bevondt eens legers van 22000 man, overgevoerd op 120 Transportschepen, begeleid door 12 Schepen van Linie, en 5 Fregatten, onder bevel des Heeren de la galissonniere. De Admiraal byng, die zich daar in zee onthieldt, met 13 Schepen van Linie, en 5 Fregatten, vondt zich genoodzaakt na Gibraltar te wyken, na eene nederlaage bekomen te hebben, welke hem daarna deed ter dood veroordeelen. De Hertog de richelieu, die den 18 van April op Minorca geland was, bemagtigde, op den 27 Juny, eene maand naa het openen der loopgraaven, stormenderhand, St. Philippe, welks bezetting bestondt uit 2863 man.
By den Vrede des Jaars MDCCLXIII werd Minorca den Engelschen weder gegeeven. Zints dien tyd hebben zy de Vestingwerken van het Fort St. Philippe zeer vermeerderd, en daar aan vyf en dertig millioen Livres besteedt. De Glacis, of Veld-borstweering, welke zich uitstrekte tot de muuren van de kleine Stad St. Philippe, kon de aannaderingen des vyands gemaklyker maaken, zyne Werken dekken, en het opregten van Batteryen begunstigen, hierom beslooten zy een groot gedeelte der nabystaande huizen af te breeken, en ze elders op te bouwen. Een groote ruime Plaats, aan alle kanten vry, scheidt tegenwoordig de Stad van het Kasteel. De Officieren hebben, en houden, hun verblyf te St. Philippe, eene kleine Stad, zeer geregeld gebouwd.
Het gewest Major heeft eene Hoofdstad van dien zelfden naam; in grootte en schoonheid, de derde op het Eiland. Zy volgt onmiddelyk op Mahon en Citadella: de straaten zyn 'er nauw; de oneffe rots, waar op de Stad gebouwd
| |
[pagina t.o. 64]
[p. t.o. 64] | |
| |
| |
is, dient ten voetweg. De Kerken zyn vercierd met Schilderstukken en Beeldwerken. Mannen en Vrouwen hebben 'er hunne afgezonderde zitplaatzen: 'er is een Klooster van Franciscaanen.
Het gewest Mercadal, aan 't welk dat van Fererias is toegevoegd, behelst niets dan de twee arme en vervalle Steden, welke dezelfde naamen als die gewesten voeren, benevens de Haven en het Kasteel Fornella. Mercadal is gelegen aan den voet des Bergs Toro, waar boven op een Augustyner Klooster gevonden wordt.
De Stad Citadella, in 't Spaansch Ciudadela, de Hoofdstad eens Gewests van dien naam, is zeer vervallen, naa dat ze niet langer de Zetel des Bewinds, en de Hoofdstad des Eilands geweest is. Egter woont 'er nog het meerendeel des Adels van het Eiland. Men telt, te Citadella, zeven honderd huizen, dan een honderste gedeelte van dezelve is onbewoond. De Zeden zyn hier zagter en beschaafder dan op alle andere plaatzen des Eilands. De Stad heeft eenige Vestingwerken; doch de Bezetting last, om, by vyandlyken aanval, zich terstond na de Sterkte St. Philippe te begeeven. De Haven kan geene dan kleine Schepen bergen. De Beurs, is het voornaamste gebouw: de Hoofdkerk, vercierd met een hoogen steenen tooren, is vry groot, en, gelyk de Beurs, in den Gothischen smaak gebouwd. Deeze Stad is van Carthaagschen oorsprong, Jamnon was haare oude naam. Men vindt 'er Augustynen, Antonynen, Franciscaanen en Nonnen van St. Clara. De Franciscaanen hebben 'er een School: onder 't bestuur van een enkelen Meester. In 't geestlyke is 'er voor den Bisschop van Minorca een Bezorger. Eertyds was het een Bisdom, de vry groote inkomsten des Bisschops en der Capittels zyn aan den Bevelhebber des Eilands vervallen, die alle de openvallende plaatzen benoemt. Twee mylen ten zuiden van Citadella, is een onderaardsch hol, zeer opmerkelyk, ter oorzaake van de Versteeningen.
De Inkomsten van Minorca worden, voor 't grootste gedeelte, besteed, aan het onderhoud der Amptenaaren; en 't bezit deezes Eilands heeft, uit dien hoofde, niets aanloklyks voor de Engelschen. Maar 't is hun dierbaar, en van veel aangelegenheids voor hun Handel, in de Middelandsche zee, even als het Eiland St. Helena, voor hunnen Oost-Indischen Scheepvaart, en de Kaap de Goede Hoop, voor de Hollanderen.
|
|