zy zich, bovenal des Zomers, in de bosschen, en voor 't overige in de tuinen. De Heer lottinger vermeldt, dat zy reizen met de Kool-meezen; doch dat deeze maatschappy van dien aart is, als men dezelve natuurlyk moet verwagten, onder tergenden en wreeden, dat is noch vreedzaam noch bestendig. Men wil, ondertusschen, dat zy zich langer by deeze dan by andere soorten onthouden.
De Pimpelmees is klein, en haalt niet meer dan vier en een half duim in de langte, doch bellon, klein en kolbe dwaalen, wanneer zy deeze voor de kleinste der Meezen opgeeven. Het Wyfje is een weinig kleinder dan het Mannetje; heeft minder wit op den Kop, en het geel en blauw is ook minder sterk, 't geen wit is by de een en de ander, is geelagtig by de Jongen als zy beginnen te vliegen; en het blauwe in de Ouden, is bruin by de Jongen.
Het baardmannetje, in 't Latyn Passer barbatus Indicus, in het Hoogduitsch Indianische bart-spirling, in 't Engelsch Bearded tit-mouse of Beard-manico from Jutland, in 't Fransch Moustache, in 't Spaansch Parosolino barbato delle paludi. - Ik weet niet, of deeze Mees met de daad in Indië gevonden wordt, gelyk de Latynsche naam, door frisch aangenomen, schynt te veronderstellen: doch het blykt, dat de Baardmannetjes zeer gemeen zyn in Deenemarken, en zich beginnen te vertoonen in Engeland. De Heer edwards gewaagt van veele deezer Vogeltjes, Mannetjes en Wyfjes, omstreeks Londen gedood; doch die 'er zo weinig bekend waren, dat ze daar te lande nog geen naam hadden. Dewyl Mevrouw de Gravinne van albemarle, eene groote kouw vol, uit Deenemarken hadt mede gebragt, zyn dit, buiten twyfel, eenige dier gevangenen geweest, die, uitgebrooken, zich verspreid, vermenigvuldigd en eene nieuwe Volkplanting in Engeland opgerigt hebben. Doch van waar komen dan de Pimpelmeezen, welke albin gehoord had, dat men in de landschappen Essex en Lincoln vindt, en altoos op moerassige plaatzen?
't Was zeer te wenschen, dat men meer wist van de leevenswyze en zeden dezer Vogeltjes; hunne Natuurlyke Historie zou zeer aartig kunnen weezen, althans wanneer wy des mogen oordeelen uit het weinige, 't geen men 'er van weet. Men wil, naamlyk, dat, wanneer zy zitten, het Mannetje zorgvuldig het Wyfje met zyne vleugelen bedekt: deeze zorgvuldigheid, is het anders een welbevestigde waarneeming, zou verscheide anderen veronderstellen, en veele keurige byzonderheden opleveren ten aanzien van alle verrigtingen, die betrekking hebben tot het broeden.