Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVertoog over de dichterlyke characters.(Ontleend uit de Essays on Poetry and Music as they affect the mind, by james beattie, L.L.D. Professor of Moral Philosophy and Logic, in the Marechal College and University of Aberdeen.)
Horatius schynt van gedagten, dat eene behoorelyke maate van kundigheid in de Zedelyke Wysbegeerte een Schryver in staat zal stellen om voeglyke hoedanigheden en pligten aan ieder Dichterlyk Persoonadie toe te kennenGa naar voetnoot(*). Die grondregel moge doorgaan zo verre als de Zedekunde alleen het oogmerk des Dichters is; doch kan niet begreepen worden tot de beschryving van Dichterlyke Characters in 't algemeen te behooren: want eene doorgrondige kennis der Zedelyke Wysbegeerte zou blackmore niet in staat gesteld hebben om zulk een Persoon als den achilles van homerus te schilderen, noch shakespeare om zyn othello, noch milton om den Satan af te beelden. By eene genoegzaame kennis der Zedekunde, moet eene uitgestrekte kunde van het Menschlyk hart komen, als mede eene verheevene verbeeldingskragt, en een gevoelig hart, eer een vernuft in staat kan weezen om zulk eene moeilyke taak op te neemen. Horatius vreest zo zeer voor 't gevaar van een nieuw character ter Dichtkunst in te voeren, dat hy het onderneemen daar van afraadt, en den Dichter aanmaant liever zyne Persoonen uit de oude Schryvers of uit de Overlevering te ontleenenGa naar voetnoot(†). Het denkbeeld van een braaf Man te vormen en een groot Dichterlyk character op eene voeglyke wyze door te | |
[pagina 22]
| |
houden, zyn twee zeer verschillende dingen, hoe zeer eenige Schryvers ze mogen vermengd hebben. Het eerste valt gemaklyk voor iemand in de Pligten des leevens genoegzaam onderweezen; het laatste is misschien van alle poogingen des menschlyken Vernufts, de verheevenste en bezwaarlykste: ja zo bezwaarlyk, dat, schoon veelen het bestonden, homerus, shakespear en milton bykans de eenigen waren die 'er gelukkig in slaagden. Dan volmaakt deugdzaame characters schynen de geschiktste niet voor de Dichtkunde. Men schynt in 't algemeen te erkennen, dat de Godheid niet moet ingevoerd worden in een Dichterlyk vercierzel. Haar woorden en daaden van onze eigene uitvinding toe te schryven, is, myns bedunkens, zeer ongepast; en kan geene Dichterlyke beschryving, welke men weet dat zeer veel te kort schiet, en noodwendig te kort moet schieten, ooit het menschlyk gemoed voldoen. - De Dichtkunst is, naar 't oordeel der verstandigsten, eene navolging van 't menschlyk bedryf, en, derhalven, moeten alle Dichterlyke characters, hoe verheeven ook, deelen in de driften en zwakheden des Menschdoms. Zonder de ondeugden van zommige voornaame Persoonaadien, zou de Iliade zo inneemend zo leerzaam niet weezen, - de beweeglykste en gewigtigste gedeelten van de Eneis zyn, die de uitwerkzels eener wettelooze liefdedrift beschryven. - Het leerzaamste Treurspel, ooit ten Tooneele gevoerd, ik meen macbeth, steunt op daaden van eene gedrogtlyke snoodheid; en hadt milton den Val onzer eerste Ouderen niet in zyn plan begreepen, zo wel als den staat hunner Onschuld, zyn Godlyk Dichtstuk zou veel verlooren hebben, van dat verheevene, en kon nimmer, (gelyk het nu is) zulk een schat van gewigtige kundigheden hebben opgeleverd, als nooit eenig door den Geest niet bezielden Schryver, in zo weinig bladen, bevat heeft. Deugd is, even als Waarheid, eenpaarig en onveranderlyk. Wy mogen, by voorraad, opmaaken, hoe een deugdzaam Man zal handelen in zekere gegeevene omstandigheden, en dus, moeten de uitkomsten, van zulk een Man afhangende, min verrassend zyn, dan die uit drift hervoortkomen: de lotwisselingen, daar uit ontstaande, kunnen menigwerf niet voorzien worden. Uit den geweldigen aart van achilles, in de Iliade, ontstaan veele groote gebeurtenissen, die geen plaats zouden gegreepen hebben, hadt hy de bedaard- en voorzigtigheid van ulysses, of de Godsvrugt en Vaderlandliefde van eneas, bezeten. Zyne verwer- | |
[pagina 23]
| |
ping van agamemnon's aanbiedingen ontstaat uit de heftigheid zyner wraake - zyn toegeeven op verzoek van patroclus, uit de kragt zyner Vriendschap, die, mag ik zo spreeken, zyne wraaklust opweegt, - en zyn wedergeeven van hectors lyk aan priamus, uit zyne sterke genegenheid voor zynen ouden Vader, - terwyl zyn agtslaan op 't bevel van jupiter, eeniger maate, zyne smert over zyn Vriend en zyn tocht na wraake tegenwerkt. - Daarenboven kwelt het ons te zeer elende te zien, waar geene zekere maat van ondeugd is: overzulks, zou de Dichtkunst ophouden eenen aangenaamen invloed te hebben op onze tedere aandoeningen, indien dezelve alleen deugdzaame Characters voorstelde. En, even als in 't leeven, het kwaad noodzaaklyk is tot onze zedelyke beproeving, en de mogelykheid van dwaaling tot onze verstandlyke vordering, zo zyn slegte of gemengelde Characters in de Dichtkunst nuttig, om aan de goede zulk eene tegenwerking te geeven, als hun in de gelegenheid brengt tot het betoonen en beoefenen van Deugd. Alle deeze Persoonen, nogthans, in wier lot de Dichter wil dat wy deel neemen, moeten aangenaame en aantrekkelyke hoedanigheden bezitten, die ze by ons aanpryzen. Misschien ligt de grootste kunst in het schakeeren dier ondeugden, welke de Dichter goedvindt zynen Held toe te schryven, met zulke zedelyke, verstandige of lichaams volkomenheden, als onze agting, medelyden of verwondering verwekken, zonder onzen haat tegen de ondeugd, of onze liefde tot de Deugd, te verzwakken. In de meeste onzer Romans en veele onzer Spelen, is de Held van het stuk meestentyds zo inneemend, dat wy toegeeflyk worden ten opzigte van elk deel zyns Characters, het kwaade zo wel als het goede. Maar een groot Meester weet de voegelyke rigting te geeven aan de menschlyke gevoeligheid, en, zonder eenig bederf onzer vermogens of eenige verwarring van regt en onregt, denzelfden Persoon het voorwerp te maaken van zeer verschillende gemoedsbeweegingen, van medelyden en haat, van bewondering en afschrik. Wie verwondert zich niet over, en draagt geene hoogagting toe aan, macbeth's dappere edelmoedigheid? Wie heeft geen medelyden met hem, als hy hem beschouwt ten prooy van eene verwilderde verbeelding, van bygeloof, en een ontwaakt geweeten? Wie schrikt niet voor hem als een monster van wreedheid, verraadery en ondankbaarheid? Zyne goede hoedanigheden, die ons tot hem trekken, doen ons, | |
[pagina 24]
| |
als 't ware, ooggetuigen worden van zyn misdryf, en in de knaaging zyns geweetens deelen: zyn voorbeeld moet, derhalven, eene kragtdaadige uitwerking hebben om onze liefde tot de Deugd op te wekken, en onze zielen tegen misdaad te versterken. Hadden hem deeze goede hoedanigheden ontbrooken, wy hadden ons zyns niet aangetrokken, of hem beschouwd met een vlugtig oog, in welk geval zyn voorbeeld weinig meer gewigts zou gehad hebben, dan dat van een Roover, van wien wy niets meer weeten, dan dat hy regterlyk onderzogt, veroordeeld en gestraft is. - De Satan, in milton's Paradys verlooren, is een Character, met het beklonkenste oordeel getroffen en doorgehouden. De oude Furien en Helsche Geesten, hecate, tisiphone, alecto en megera, zyn voorwerpen van onvermengden en onverzagten afschrik: tityus, enceladus, en hunne Broederen, zyn alleen opmerkenswaardig van wegen hunne Godloosheid, wanschapenheid en grootte: pluto is, ten beste genomen, een Persoonadie die weinig beduidt: mars een volstrekte Dolleman; tasso's onderaardsche Dwingeland, een leelyk en vervaarlyk gedrocht: maar in milton's Satan, vinden wy ons genoodzaakt de Majesteit van een afgevallen Aardsengel te bewonderen, terwyl wy teffens de overgegeeven boosheid diens vyands verfoeijen. Maar van alle Dichterlyke Characters schynt de achilles van homerusGa naar voetnoot(*), keurigst uitgevonden, en volkomenst opgemaakt. De nuttigheid van dit Character, uit een zedekundig gezigtpunt beschouwd, is openbaar: want het mag aangemerkt worden als de bron van alle zedelykheid in de Iliade. Hadt de edelmoedige en geweldige aart van achilles hem niet bepaald om den Wichelaar calchas, ten spyt van agamemnon, voor te spreeken, en vervolgens, gehoond zyn- | |
[pagina 25]
| |
de door dien wraakzugtigen Bevelhebber, voor een tyd, de gemeene zaak van Griekenland te laaten vaaren, de heillooze uitwerkzels van verdeeldheid onder Bondgenooten, van een willekeurig en dwingelandisch gedrag in een' Vorst, zou de heerschende Zedeleer van homerus Dichtwerk niet geweest zyn; noch konden hector, sarpedon, ulysses, en andere beminnenswaardige Helden, te voorschyn gebragt weezen om hunne Deugden te toonen, en zich der agtinge en navolginge van het Menschdom aan te pryzen. Zy die hun oordeel over achilles stryken, naar de onvolmaakte schets van hem, door horatius gegeevenGa naar voetnoot(*), en hem alleen aanmerken als een haatlyk zamenmengzel, van toorn, wraakzugt, fierheid, hardnekkigheid en trotsheid, kunnen nimmer tot de oogmerken van homerus doordringen, of van hem naar eisch getroffen worden. Alle deeze ondeugden hadden, ongetwyfeld, in zekere maate plaats in achilles; doch ze zyn gemaatigd door hoedanigheden van eene andere soort, die zyn Character van aangelegenheid, en dus de Iliade een allerheerlykst Dichtstuk, maaken. Elk Leezer heeft eenen afschrik van de misslagen deezes Helds, en, nogthans, moet voor een aandagtig Leezer van homerus, die Held een voorwerp van agting, bewondering en medelyden weezen: want hy heeft zo wel veele goede als veele slegte hoedanigheden, en is in alle even dezelfde driftige Man. Hy bezit geene Deugd en ook geene Ondeugd, of de Dichter heeft 'er zich met eene wondere kunst van weeten te bedienen, tot het oogmerk van zyn Dichtstuk en de ontknooping van 't geheele bedryf: weshalven de Held van de Iliade, als een Dichterlyk Persoonadie aangemerkt, juist is zo als hy moet weezen, niet te groot, noch te klein, niet te slegt, niet te goed. Allerwegen munt hy uit door een afkeer van onderdrukking, door een verheeven ziel, door zugt tot roem, door liefde tot waarheid, vryheid en opregtheid. Doorgaande past hy op de voorschriften van den Godsdienst, en is, behalven omtrent de zodanigen, die hem hoonden, beleefd en verpligtend omtrent allen. Hy is teder, ten opzigte van zyn Voogd phenix, niet alleen beklaagt hy de ongelukken van zynen Vyand priamus, maar schenkt hem de beste vertroostingen, welke de bekrompe Godgeleerdheid van homerus hem in den mond kon leggen. Schoon geen voorstander van de zaak, | |
[pagina 26]
| |
waar toe zyn ongelukkig noodlot hem verpligt, betoont hy zich een ernstig verdeediger zyns Vaderlands; en zo vuurig hy is in zyne wraak, zo vuurig is hy mede in zyne liefde tot zyn ouden Vader peleus, en zynen Vriend patroclus. Hy is niet weelderig gelyk paris, niet lomp gelyk ajax, zyne begaafdheden zyn Vorstlyk, en zyne vermaaken eenen Held waardig. Voegt hier nevens, als eene verschooning voor de geweldigheid zyner gramschap, dat de belediging, hem aangedaan, (volgens de Denk- en handelwyze der Eeuwe) van den haatlyksten aart was, niet alleen ongetergd, maar van zulk een aart, dat ze, aan den kant van agamemnon, eene verregaande gevoelloosheid, omtrent de verdiensten, zo wel als eene stoute, zelfzoekende, ondankbaare en dwingelandische geaartheid vertoonde. En, schoon hy zomtyds onverschoonelyk woedende is, moeten wy, om hem regt te laaten wedervaaren, aanmerken, dat hy natuurlyk niet wreeder was, dan andere Krygshelden van dien tydGa naar voetnoot(*); dat zyne verregaandste buitenspoorigheden zodanig waren, als men in die onbeschaafde tyden mogt wagten, van een geweldig Man, die onverwinnelyke sterkte en dapperheid bezat, als hy verbitterd was door belediging en woedende van spyt. De eisch van onzen Held, op de bewondering des Menschdoms, is onbetwistbaar: elk deel van zyn character is verheven en verbaazend. Wat zyn Persoon betreft, is hy de sterkste, de vlugste en schoonste Man: deeze laatste byzonderheid komt, egter, by hem zelve niet op, als te beuzelagtig om de kennisneeming van zo groot eene ziel te trekken. De schikgodinnen hadden het in zyne magt gesteld, voor het voleindigen des Krygs na huis te keeren, of voor Troje te blyven. Verkoos hy het eerste, hy zou, in zyn eigen land, tot een hoogen onderdom, rust en geluk genieten, - verkoos hy het laatste, hy zou in den bloei zyner jaaren sneeven - Zyn genegenheid tot zynen Vader en Vaderland, en zyn haat tegen agamemnon, zetten hem sterk tot het eerste aan; doch de begeerte om den dood zyns Vriends te wreeken, bepaalt hem tot het laatste, met alle de gevolgen daar aan vast. Dit vertoont éénslags de grootte zyner Dapperheid, de vuurigheid van zyne vriendschap, en 't geweld zyner ontstooke drift. Dit maakt hem het | |
[pagina 27]
| |
voorwerp van het medelyden, en de bewondering der opmerkende Leezeren. Maar de grootmoedigheid van deezen Held is niet alleen verheeven, boven de vreeze des doods, maar ook van voortekenen, en wel van de schrikbaarendste soort. Ik oog hier op het spreeken van zyn Paard Xanthus, en zyn gedrag te dier gelegenheid. Ik zal de vryheid neemen, hier over eenigzins uit te weiden, zo wel om homerus te verdeedigen, als om het character van achilles op te helderen. Dit voorval is, buiten twyfel, wonderbaar, en wordt in 't algemeen gewraakt, zelfs by de hoogagters van homerus; het schynt my, pogthans, schoon ik geenzins in de onfeilbaarheid van dien grooten Dichter geloof, niet alleen van dien aart dat het door den beugel kan; maar nuttig en van gewigt. Dat dit Wonder waarschynlykheids genoeg hebbe om plaats te vinden in het Dichtstuk van homerus, heeft Mejuffrouw dacier ten vollen beweezen. 't Is het uitwerkzel van juno's magt: wanneer wy deeze in de andere gedeelten van het Dichtstuk erkennen, behooren wy ze in dit niet te verwerpen; in de Dichterlyke Geschiedenis van Griekenland, en zelfs in de Burgerlyke Geschiedenis van Rome, ontmoeten wy dergelyke Vertelzeltjes, die ten eenigen tyde niet weinig geloofs vonden. Dan noch Mejuffrouw dacier, noch iemand der Uitleggeren, (zo ver my voorstaat) heeft in aanmerking genomen, de voegelykheid om dit Wonder hier te plaatzen, noch de nutheid daar van, om ons denkbeeld van den Held te verheffen. - Patroclus was nu verslaagen, en achilles, de belediging, hem, door agamemnon, aangedaan, vergeetende, stond alleen, door wraak en spyt gedreeven, gereed ten stryd te trekken, en zyne woede tegen hector en de Trojaanen te koelen. Dit was het hachlyk tydsgewricht, waar van zyn toekomend Lot afhing. 't Stond nog in zyne magt te rug te trekken in vrede, na zyn' geliefden vader, het Land zyner geboorte, te gaan, met het zeker vooruitzigt van een lang gelukkig, doch roemloos, leven. Indien hy ten stryd tooge, zou hy zyns Vriends dood op den vyand wreeken; doch zyn eigen moest onvermydelyk daar op kort volgen. Dit was in 't Noodlot over hem beschooren, en hy hier van ten vollen bewust. Dan het was geen wonder, dat een geest, zo vuurig als die van achilles, dit alles vergat, geduurende deeze vlaag van smert en woede. Zyn Paard, derhalven, ten dien einde door ju- | |
[pagina 28]
| |
no wonderdadig begaafd, opende, na de grootste verlegenheid voor zyn Meester betoond te hebben, den mond, en spelde hem, met een menschen stem, zyn naderend lot. De vrees des doods en de vrees voor Voortekenen zyn zeer verschillende zaaken in een dapper Man; schoon bestand tegen de eene, zal hy veelligt voor de andere bezwyken. ‘Ik heb’, schryft addison, ‘een soldaat gekend, die een bres beklommen hadt, en voor zyn eigen schaduw schrikte; en die daags te vooren tegen een battery bulderend geschut indrong, maar bleek wierd als men aan de deur van zyn vertrek zagtlyk klopte’Ga naar voetnoot(*). Doch achilles, dien wy gezien hebben dat niets menschlyks vreesde, toont nu, waar van wy nog geen berigt hadden, en 't geen derhalven ons denkbeeld van 's Helds Dapperheid moet verheffen, dat hy niet bewoogen noch verschrikt worde, door 't vooruitzigt van een gewissen dood, of zelfs door de vervaardmakendste Voortekens.
(Het Vervolg by de eerste gelegenheid.) |
|