Waarneeming wegens de heilzaame uitwerking van de Dulcamara, in rheumatique pynen, door den heer Carrere.
(Memoire sur les vertus Pusage & les effets de la douceamere. Paris 1780.)
Eene Dame, vyf-en-twintig Jaaren oud, die zeer aandoenlyk van gestel was, en, uit dien hoofde, dikwils aan Catharale toevallen onderhevig was, kreeg, in het jaar 1772, een Rheumatismus, die zig voornamentlyk in de spieren van den hals, schouders en ruggegraad bepaalde. De Lyderesse had, eenige dagen te vooren, de Menses gehad, die, echter, niet zo sterk als gewoonlyk geweest waren. Zy gevoelde hevige pynen, de pynlyke plaats was zeer rood, en het scheen als of 't eene soort van Eresipelas zoude worden. Het aangezicht van de Lyderesse was zeer rood, en de bloedvaten waren sterk opgezet, de huid en de tong zeer droog, en de pols hard en gespannen. Daarby klaagde zy over eene algemeene ongeduurigheid in het geheele Ligchaam: zy had eenen hevigen dorst, en konde slegts op de eene zyde liggen; dog by dit alles bespeurde ik geen de minste Koorts. Ik zogt, door twee herhaalde aderlaatingen op den arm, de hevigheid der toevallen te verminderen, en gaf haar nog daarenboven eenige zagte pynstillende middelen, waarby ik haar veel Huy liet drinken. Na den derden dag, begonnen de toevallen merkelyk te verminderen, zo dat 'er, op den vyfden dag, niets dan de bovengenoemde pynen te rug bleeven.
Dit merkende, ging ik over tot het gebruik van de Dulcamara, waarvan ik haar dagelyks eene halve once liet ge-