De Vryheid der Drukpers, onafscheidelyk verknogt aan de Vryheid der Republiek. Met byvoegzelen nopens de Vryheid en Slaverny, Vryheid van denken en spreeken, Gelykheid der Menschen, Opstand, Krygsvolk, Misleiding van Vorsten, Regeeringsvorm en Stadhouder. Te Amsterdam by P. Conradi, en te Harlingen by V.v.d. Plaats, 1782. In gr. octavo, 59 bladz.
In deeze Verzameling ontmoet men aan 't hoofd, eene opzettelyke Verdeediging van de onbepaalde Vryheid der Drukperse; inzonderheid uit dat gezigtspunt voorgedraagen, dat derzelver belemmering ongelyk nadeeliger gevolgen met zig sleept, dan uit derzelver vrylaating immermeer kunnen voortvloeien. Verder behelst dezelve eenige losse bedenkingen over de bovengenoemde onderwerpen, die ten deele van den Schryver zelven, en ten deele door hem uit andere Schriften overgenomen zyn: strekkende alle ter opwekkinge van den geest van vryheid en onafhanglykheid, de twee zuivere bronnen van Volksgeluk. Men heeft deeze Verzameling opgedraagen aan de jonge Regenten van ons Vaderland, wien de Schryver der Opdragt wel inzonderheid voor oogen stelt, hoe heilloos de Onkunde der Regenten voor een Land zy: 't welk hem zyne Aanspraak indeezervoege doet besluiten.
‘Jonge Grooten! Gy moet u door geen schyn laaten misleiden. Gy moet de aangeboden eer van mede de trappen van 's Lands Huis te beklimmen, en de belangen van een vry volk te bepalen, met eene edele grootmoedigheid van de hand wyzen, zo lang uwe verstandlyke vermogens niet tot die rypheid zyn opgeklommen, dat Gy deze belangen recht kunt beoordeelen. Wat baat u deze waardigheid, zo lang gy ze slegts door zyde klederen met goud geboord, voor het oog der dwaazen, moet ondersteunen, om dat kundigheid en verdiensten ze niet kunnen ophouden? De verstandigen zien door klederen en titels heen, en van deezen is het, dat uw vonnis in handen der Nakomelingschap word overgeleverd; God ziet door alles heen, en God is het, die het goede loont en 't kwaade straft.’