Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGedenkzuil, ter gelegenheid der Vry-Verklaaring van Noord-America. Door A. Loosjes, Pz. Te Amsterdam, by W. Holtrop, 1782. Behalven het Voorwerk, 240 bladz. in gr. octavo.Nederlands Staatlyke erkentenis van den Heer Adams als Afgezant van de Vereenigde Staaten van America, op den 19den April 1782, is zekerlyk te tellen onder de aanmerkenswaardigste gebeurtenissen deezer dagen; aangezien de gewigtige gevolgen, die 'er Staatkundig aan verknogt zyn, en die 'er, ten voordeele van 's Lands Zeevaard en Koophandel, uit kunnen voortvloeien. Eene gebeurtenis van die natuur, naar welke het meerendeel der Natie als reikhalsde, vordert, zo zeer als eenige, natuurlyk de heuchelyke nagedagtenis der Landzaaten, nu zy hunnen wensch in dus ver voltrokken zien, en op de heilryke uitkomsten hoopen. Ten einde hun hier in te hulp te koment, dient dit geschrift; waar in de Heer Loosjes zyne Landsgenooten onder 't oog brengt een kort geschiedkundig berigt van het geene daaromtrent hier te Lande is voorgevallen, 't welk vergezeld gaat, van de nodige bylagen; behelzende eene verzameling van Memorien, en Requesten enz. die ten laatste geslooten word met de Resolutie van de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, ter admissie van den Heer Adams; en de Credentiaalen der Staaten van Noord-America op dien Heer, als Afgezant by H.H. Mogenden. Uit dit berigt en die verzameling kan men afleiden wat gelegenheid tot dit voorval gegeeven hebbe, hoe 't zelve aangevangen, voortgezet, en, onder het algemeen verlangen der Natie, na ryp overleg, voltrokken zy, en wel byzonder strekken veelen deezer Stukken, om te toonen, het grootste belang dat 'er de Natie in heeft: 't welk het doorbladeren van het hier byeen gebragte alleszins nuttig maakt. Voorts heeft de Autheur, buiten twee | |
[pagina 554]
| |
Engelsche Zangstukken, van eene Haagsche Dame en een Amsterdamsch Heer, voor de Americaansche Scheepsgezellen, aan 't einde deezer verzamelinge gevoegd, voor het zelve geplaatst een Dichtstuk van zyn eigen maakzel, getyteld: De Vryverklaring van Noord-America. Het behelst een leevendige dichterlyke voordragt, die alomme Vryheidsmin en Vaderlandliefde inboezemt; het schetst eene reeks van tafereelen, die ons op een treffende wyze voor oogen stellen, de gunstige vestiging der Volkplantingen in Noord-America; de Britsche dwinglandy over dezelven ondernomen, en, op het voorstaan der Vryheid, door den Oorlog voortgezet, de manmoedige verdeediging der Volkplantingen, eerlang door Frankryk en Spanje ondersteund; het gevaar dat Nederland dreigde, en het zelve voorts weezenlyk trof, door den nyd en euvelmoed van het Britsche Ministerie, met de gevolgen daar van; de komst van den Heer Adams, als afgezant der Americaansche Staaten, verzoekende in 't vrye Nederland daarvoor erkend te worden; de aanmoediging der Braaven in ons Gewest om hem gehoor te verleenen; en eindelyk de volkomene bewilliging van 's Lands Vaderen, met de daadlyke toelaating van dien Afgezant in hunnen achtbaaren Raad; alwaar hem de Vryheid, ten laatste, gulhartig ontvangt, terwyl ze zig dus manlyk uit.
Wees welkom, roemryk Patriot!
Beproefde Vrijheidsvriend van 't nieuw Gemeenebeste!
Wees welkom in dit Vrij Geweste,
Dat niemand kent voor Heer! dan god.
De hoed, die eeuwen, onveranderd.
Gepraald heeft op mijn Vrijheidsstanderd,
Draait nog op deezen speer, der dwingelanden schrik.
't Bewijs dier Vrijheid blijkt aan u dit oogenblik.
'k Ontfang u in den eedlen kring
Der Afgezanten van de verste waereldoorden,
Die slegts den naam van Neêrland hoorden;
'k Ontvang u als den Zendeling
Der dertien Amerijksche Staaten.
Laat dwinglandij den wasdom haaten
Van Vrijheidminnend volk; jaa dien zelfs tegenstaan;
Hoe feller zij 't verdrukt, te sterker groeit het aan.
| |
[pagina 555]
| |
Houdt moed. - Ik heb ook moed gevat;
Den trotsch der dwinglandij met mijnen voetGa naar voetnoot(*) verbroken.
Laat England mij vrij kwaad bestooken,
Ik blijf der Batavieren schat.
Was slegts mijn val volmaakt beschooren,
Dan ging 's Lands handel gantsch verlooren.
Maar neen! al dreigt men mij, men deinst toch telkens wêer,
En beeft noch voor de punt van Neêrlands vrijheidsspeer.
Jaa, Britsch geslacht, of die den Brit
Uw gunst, uit laag belang, verraadersch toe moogt draagen,
Houdt op met na dat doel te jaagen;
Want zoo gij ooit uw godloos wit,
's Lands val, den mijnen, hebt getroffen,
En deezen throon doet nederploffen;
Dan zweer ik by deez' speer, dat ik in d'eigen val
Uw kop, uw snooden kop, tot gruis vermorslen zal.
'k Ben van een rookend bloedaltaar
Op deezen hoogen throon, ten spijt der Vorstendommen
En Aartstijrannen, opgeklommen;
Maar 'k zweer, te midden van 't gevaar,
Dat, zo ik eindlijk moet bezwijken,
Myn throon, ten schrik der Koningrijken,
Met my, ten jongsten snik, voorzien van speer en dolk,
Verzinken zal in 't bloed van Vrijheidlievend Volk.
Maar zagt! regtaarte Batavier!
Gij kent, ik zie het nog, uw aangebooren rechten;
Gij zult, gij zult nog voor mij vechten:
Hier groeit de kraakende eerlauwrier,
Die uwen kruin met roem zal dekken.
Wat mart gij dan ten strijd te trekken?
Ruk aan! - volpleit terstond met kogel en met kling,
In 's vijands wrokkend hart, het bloedig staatsgeding.
| |
[pagina 556]
| |
America is vrij verklaard.
Zie gindsch uw evenbeeld, dat dorst de Britsche kragten,
Schoon in zijn boei gekneld, verachten:
Gij Neêrland! vrijst gewest der aard,
Zoud gij voor Englands kluisteren beeven?
Ik op de puin uw 's handels sneeven?
ô Neen! nog hebt gij kragt, kom, door uw' dappren vuist
Zij 't haatelijk gebroed der Dwinglandij vergruisd.
|
|