Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel der algemeene Geschiedenisse van de veréénigde Nederlanden, gevolgd naar het Fransch van den Heer A.M. Cerisier. IIIde Deels, 2de Stuk. Te Utrecht, by B. Wild. 328 bl. in gr. octavo.Twee Boeken, in voeglyke Tydperken verdeeld, maaken dit tweede Stuk des Derden Deels van dit Vaderlandsch Werk uit. - Het eerste bevat de Gebeurtenissen voorgevallen van de Vredehandeling te Breda, tot den dood van Don jan van oostenryk. - Het tweede schetst ons 's Lands lotgevallen, van de Opvolging van den Hertog van Parma in de Landvoogdy, tot den dood van Prins willem den I. Wy behoeven niet te zeggen, hoe opmerkenswaardig deeze Tydvakken zyn; in welke de grondslagen van ons Vry-Gemeenebest gelegd werden, en keuren het noodloos aan te stippen wat men hier al ontmoet: de korte Inhoud, naar gewoonte, vooraan geplaatst, vertoont den min bedreevenen in 's Lands geschiedenissen, wat 'er omging in die hoogsthachlyke dagen voor de worstelende Vryheid. Meermaalen is aangemerkt, dat de Heer cerisier en | |
[pagina 539]
| |
diens Naavolger, schoon veeltyds de voetstappen drukkende van den Onsterflyken wagenaar, zomtyds een ander spoor opslaan, 't welk zy afgebaakend vinden, door laatere ontdekkingen, die de tyd, de moeder der Waarheid, gedaan heeft. Hier van zal de Leezer in het Stuk, 't geen thans voor ons ligt, veele voorbeelden aantreffen. Naardemaal onderzoeklievende Vaderlanders van naam, zints de Uitgaave der Vaderlandsche Historie van opgemelden Geschiedschryver, de aanmerkelykste gevallen, nader onderzogt, en door het opspeuren van tot nog onuitgegeeven Stukken duidelyker toegelicht hebben. Hoe zeer hun, by voorbeeld, de Verzameling der Onuitgegeeve Stukken van den Hoogleeraar bondam, de Historie der Satisfactie van Goes, de Verklaaring der Unie, en andere onlangs gemeen gemaakte Werken, te passe kwamen, kunnen de aanhaalingen, aan den voet der bladzyden geplaatst, ten vollen uitwyzen. De Unie van Utrecht is, ter gelegenheid van het gevierde Eeuwfeest dier gewigtige Gebeurtenisse, een voorwerp van veelvuldig onderzoek geworden; en men vindt hier het weetenswaardigste in een kort begrip by een. De Naavolger van cerisier deelt, in zyn Tafereel als een egt en eerwaardig Stuk der Oudheid, de spelling en alles behoudende, den Inhoud der Unie mede, naar de schoone uitgaave, die, in den Jaare 1778, volgens het Oorspronglyke, van de Drukpersse der Heeren enschedé kwam. Ons bestek duldt niet alles op te geeven, wat dit gewigtig voorval betreft: doch wy kunnen niet nalaaten, eenige Aanmerkingen over de Unie van Utrecht, hier te plaatzen: en zullen deeze voor tegenwoordig tot een staal genoeg zyn. Naa de opgave van den Inhoud der Unie, ontmoeten wy de volgende aanmerkingen. ‘Dit Stuk zien de Veréénigde Gewesten, met reden aan, voor den grondslag van hunne Staatkundige, Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid. Elk derzelven behieldt zyne byzondere regten, en zy werden, voor altoos veréénigd, niet om 'er één Lichaam van te maaken, maar eene Verbintenis te sluiten, in staat om den gemeenen Vyand te wederstaan. Niet onaartig heeft men dit Verbond vergeleeken by een Huwelyk, by welks aangaan, egter, door duidelyke Huwelyksvoorwaarden, alle gemeenschap van goederen tusschen de Egtgenooten wordt uitgeslootenGa naar voetnoot(*). Ieder Landschap is oppermagtig, zo zelfs, | |
[pagina 540]
| |
dat het, in 't handhaaven deezer Oppermagt, door niemand kan belet worden. Uit hoofde deezer Oppermagt, staat het elk Gewest vry, voor zichzelven zodanige maatregelen te neemen, als zy best oordeelen, zonder dat iemand hunne raadslagen mag stremmen, of zich onderwinden dezelve te bedillen. Hunne onafhanglykheid gaat zo verre, dat de andere Bondgenooten hun geene Wetten, hoe genaamd, kunnen voorschryven, of verpligten tot het draagen van meer lasten, dan zy by zichzelven draaglyk oordeelen. In het beginnen van den Oorlog, noch in het sluiten van Vrede, heeft Overstemming plaats, maar moet zulks, volgens den zin der Unie, met eenpaarigheid geschieden. De veréénigde Gewesten hebben de regten der Oppermogendheid aan de Vergadering der Algemeene Staaten, noch aan eenige andere afgestaan, maar aan zich behouden, elk in 't zyne, zodanig en tot zulke einden te beschikken, als zy goed en oirbaarst vinden: terwyl 'er door de Algemeene Staaten niets mag beraamd worden, zonder uitdruklyken last der byzondere Staatsleden, en niets, de geheele Unie raakende, beslooten dan met toestemming van hun, die in de Unie begreepen zyn. De Algemeene Staaten, bestaande uit Afgevaardigden der Zeven Oppermagtige en naauwverbondene Landschappen, doen de zaaken van weinig belang, en zulke, die geen uitstel lyden kunnen, af, zonder daar toe byzonderen last te behoeven; doch, in alle andere, moeten zy het overschryven aan hunne Lastgeevers, en derzelver antwoord afwagten. Het uiterlyk vertoon der Oppermogendheid moge van hun afstraalen, het weezenlyk Oppergezag berust by de byzondere Staaten. Veele Buitenlanders niet alleen, maar ook Ingezetenen, hebben zich hiervan een verkeerd begrip gevormd, en de Oppermagt over de Veréénigde Nederlanden in dit aanzienlyk Lichaam geplaatstGa naar voetnoot(*). Dan niettegenstaande de Unie van Utrecht de weezenlyke grondslag is, waar op Nederlands Gemeenebest steunt, kan dezelve met aangemerkt worden als eene Grondwet, even geschikt voor de tyden, welke wy thans beleeven, als ze was voor de dagen, waar in ze gemaakt was. Nimmer hebben de verstandige Opstellers kunnen voorzien, dat deeze Unie ten grondsteun strekken zou eens Gemeenebests, als ons tegenwoordige. Zy lagen den grond, zonder dat | |
[pagina 541]
| |
zy dagten aan 't Gebouw, dat 'er eens op staan zou. Zy timmerden een Gemeenebest, terwyl zy zich van vermetelheid zouden beschuldigd hebben, indien zy zich verbeeld hadden, Stigters te zyn, ook toen zy het in de daad waren. Indien men 'er eenige punten uitnam, die alleen op den voorigen tyd zien, en andere schikte naar de tegenwoordige gesteldheid van zaaken, zou de Unie nog misschien de beste Grondwet zyn, die men voor een Gemeenebest zou kunnen maakenGa naar voetnoot(*). De Opstellers hadden, intusschen de voorzigtigheid om van de regten der Oppermogendheid niets te reppen. Zy wagtten eene gunstiger gelegenheid af, om philips openlyk af te zweeren; doch toonden, met de daad, hem niet langer te erkennen, daar zy zyne Domeinen aansloegen, om te strekken ter gemeene verdeedigingGa naar voetnoot(†). Ook hadden Graaf jan van Nassau, met jacob taffin [dus moet het weezen, by drukfeil is 'er tassin gezet,] en nicolaas bruininx, in den Jaare MDLXXVIII, door den Prins van orange, aan de Staaten van Holland en Zeeland, te Gorcum vergaderd, afgezonden, verklaard: “De Staaten van den Lande zyn de geenen die god, uit den Volke, verkiest en roept, om, onmiddelyk naast Hem, te verkiezen eenen Koning, en Wetten te maakenGa naar voetnoot(§).” Wyders hebben onze Voorvaders, by het aangaan der Unie van Utrecht, geen oogmerk altoos gehad, om een Gemeenebest op te regten: hun eenig doel was de harde dwinglandy van philips te snuiken, en zich eenen anderen Landsheer te bezorgen. Van eene Vrye Staatsche Regeering hadden zy geen begrip. Dit blykt uit hunne voorstellen aan Frankryk en Engeland, en het gedrag omtrent willem den I, wiens uitsteekende verdiensten de blaakende yver der Landzaaten voor hadt, met het Graaflyk bewind te beloonen, en een éénhoofdig Oppergezag in te voerenGa naar voetnoot(⁎). Deeze denkwyze straalt inzonderheid door in het Vertoog, waar uit wy zo even eene plaats aantoogen. De gemelde Heeren lieten zich verder hooren: - “En alzo de heerlykheid en majesteit van den Lande te meer be- | |
[pagina 542]
| |
kend wordt door de magt, hunlieden gegeeven om Koningen ten Gouverneurs aan te stellen, dewelken, volgens derzelver Wetten, en onder der Staaten gezag, regeeren, zo wordt die zelfde heerlykheid en majesteit der Staaten verminderd, ja geheel veragt, zo wanneer zy zelfs alleen het onderwind van zaaken willen aanvaardenGa naar voetnoot(*).” - 't Schynt, dat men, tot naa het vertrek van leicester, meende, dat het Land, zonder eene Heerlyke Regeering, niet bestaan kon: eene dooling zeker, gelyk de ondervinding geleeraard heeft; doch eene dooling, waar toe zy natuurlyk moesten vervallen, uit hoofde, dat men, naar de gesteldheid van elk Landschap, altoos Hertogen, Graaven, Bisschoppen of Heeren vondt. Doch uit leicester geleerd hebbende wat een vreemdeling vermogt, leerden zy te gelyk, langs welke wegen een ingebooren Heer, indien hy zyn Oppergezag misbruiken wilde, de Regeering kon ontrusten, de Landschappen verdeelen, tot dat einde den Godsdienst in 't spel brengen, en, meester zynde van 't Krygsbestuur, alles gemaklyk naar zyn hand zetten. Deeze bedenkingen, en dat zulk een Vorst, 's Volks aart en 's Lands gesteltenis beter kennende, op veel wisser voet zou kunnen te werk gaan, maakten veelen afkeerig van allen éénhoofdig Oppergezag, en scherpten de vernuften op eene Staatsregeering, waar van men voor heen slegts flaauwe trekken bespeurd hadtGa naar voetnoot(†).’ Welk een onthaal de Unie ontmoette zullen wy hier kortlyk byvoegen. ‘Zeer verre was het 'er af, dat zy overal met dezelfde vuurigheid werd aangenomen. Lammert van den burch, Deken der Kerke van St. Marie, den Roomschen Godsdienst zeer toegedaan, kon nauwlyks overgehaald worden om de Unie te ondertekenen, voorziende dat dezelve aan dien Godsdienst tot achterdeel zou strekken; en hy deedt het niet dan onder verklaaring, dat hy voor de meerderheid der stemmen hadt moeten wyken, ook moesten de Kanunniken van dat Capittel, byna met dreigementen, tot de ondertekening gedwongen worden. Dan de Staaten van Utrecht keurden de Unie, in hunne Stad opgesteld, en van de Afgevaardigden der drie Leden ondertekend, by herhaaling, goed. Doch, in dit Gewest, | |
[pagina 543]
| |
baande de Stad Amersfoort groote moeite: deeze aan den Roomschen Godsdienst sterk gehegt, nam de Belyders, van elders verdreeven, in, en scheen den vyand te begunstigen: zy weigerde volstrekt gehoorzaamheid aan de Staaten en het aanneemen der Unie. Jan van Nassau belegerde de weigerende Stad, kwam 'er, naa drie dagen, binnen; verzette de Overheid, en veranderde alles naar den zin der Staaten van Utrecht. - Die van Gelderland traden, op eenige voorwaarden, toe. - In Holland ontmoette de Unie eene vry algemeene goedkeuring. - Zeeland kwam schoorvoetende by: die van Middelburg deeden verklaaren, het niet noodig te vinden, te treeden in eene andere Unie, dan men hadt tusschen Holland en Zeeland en de Gendsche Bevrediging: en de Steden, die Voldoening hadden aangenomen, wilden daar by blyvenGa naar voetnoot(*). - In Friesland verzetten zich veelen tegen het Verbond, 't welk de Gezanten niet hadden durven tekenen, dan op goedvinden hunner Lastgeeveren. Anderen begunstigden hetzelve, waar by toe kwam, dat eenige Steden en Grietenyen, eerder, eenigen laater, doch in 't einde allen, toetraden. - Die van Groningen, op de Ommelanden zeer gestoord zynde, kantten zich tegen het Verbond aan, dat deezen hadden goedgekeurd; doch namen het eerlang aan. - Wanneer die van Overyssel de Unie aangenomen hebben, blykt niet klaar, en dat zy, in den beginne, het rondlyk weigerden, is zeker. Doch, schoon dit Gewest de Unie nimmer ondertekende, is het egter, een Lid daar van. - Die van Drente onderschreeven dezelve; maar hebben niet lang genot gehad van hunne Ondertekening: dewyl Koeverden, in den Jaare MDLXXX, in de magt van Spanje geraakte: en, schoon die Stad, en 't geheele Landschap naderhand, weder herwonnen is door de Staaten, heeft het, zints dien tyd, zyne stem verlooren onder de BondgenootenGa naar voetnoot(†). Voorts voegden zich niet alleen geheele Gewesten, maar ook veele byzondere Steden, naa het sluiten van de Unie, by dezelve; als Gend, Yperen, Antwerpen en Breda. Te 's Hertogenbosch, Brugge en in het Land van den Vryen, nam men ook, schoon 'er veel onlusts tusschen de | |
[pagina 544]
| |
Roomschen en Onroomschen rees, die tot daadlykheid oversloeg, de Unie aan. Dit geschiedde ook elders; doch veele Landschappen en Steden kwamen, vervolgens, door den kans des Oorlogs, in handen der Spanjaarden, of sloegen tot hunne zyde over, waar door ze van de Unie uitgeslooten en voor openbaare Vyanden des Vaderlands verklaard werden. Eenigen deezer, naderhand door de Bondgenooten herwonnen, zyn in hunne Voorregten hersteld, die anderen voor altoos hebben moeten dervenGa naar voetnoot(*). Orange, die het werk der Unie door zynen Broeder bevorderde, voegde zich, als hy bemerkte dat de Unie door geheel Nederland werd goedgekeurd, openlyk by dezelve, verzekerd hier door geenen ondank by de Algemeene Staaten of den Aardshertoge te zullen behaalen. Hoe veel belangs hy 'er in stelde, blykt uit dit zeggen hem toegeschreeven. Onderhoudt uwe Unie wel; doch ziet naarstig toe, myne Heeren, dat gy niet alleen by woorden of by geschrift, maar ook met de daad ter uitvoer brengt, 't geene dat het bundelken pylen, met eenen band zamengeknoopt en gebonden, welk gy in uw zegel voert, mede brengtGa naar voetnoot(†). 't Wapen der Algemeene Staaten is een gouden steigerende Leeuw op een rood Veld, houdende een Zwaard in den eenen, en een Bundel van Zeven Pylen in den anderen poot. Voor den Munsterschen Vrede droeg de Leeuw een Hoed op den kop, ten teken der Vryheid; doch deeze is naderhand voor eene Kroon verwisseld, ter zinschets van erkende Oppermagt. Boven op het schild praalt een Koninglyke Kroon, om 't zelve leest men de woorden uit de Geschiedenis van micipsa, Koning van Numidie, concordia res parvae crescuntGa naar voetnoot(§).’ |
|