Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTwee Leerredenen over Esther IX en X, door Y. van Hamelsveld, S.Th. Dr. en Predikant. Lid van het Provinciaal Utregts Genootschap. Te Utrecht, by J.C. ten Bosch, 1782. Behalven het Voorbericht 87 bladz. in gr. octavo.Met deze twee Leerredenen heeft de Eerwaerde van Hamelsveld de openbare verhandeling der historische Boeken des O.T., volgens het Kerkelyk gebruik te UtrechtGa naar voetnoot(*), beslooten. De eerste gaet over den gelukki- | |
[pagina 520]
| |
gen keer der Joodsche zaken, op het verkregen verlof van zich tegen hunne haters te mogen verdeedigen, en wraek te oefenen over hunne bedoelde slachting van het Joodsche Volk; en de tweede heeft ten onderwerp, de instelling van een jaerlyksch vreugdefeest, ter blyder nagedachtenisse dier heuchelyke omwentelinge; waerby nog komt, de overweging van het bericht, nopens Ahasveros magt en vermogen, en Mordechais grootheid en edele hoedanigheden. Zyn Eerwaerde behandelt beide deze Stukken met ene oordeelkundige oplettendheid; en dringt de betrachtende leeringen, die uit derzelver overdenking voortvloeien, ten ernstigste aen. Behalven de doorgaende opheldering dezer gebeurtenisse, die zyn Eerwaerde in een zeer goed licht stelt, is hier bovenal aenmerkenswaerdig 's Mans denkbeeld nopens den tyd, wanneer dezelve is voorgevallen; naemlyk niet, gelyk velen denken, nae, maer geduurende, de Babylonische gevangenis; 't welk, gelyk hy doet zien, verscheiden zwarigheden uit den weg ruimt, en aen deze en gene byzonderheden nadruk en licht byzet. Men vraegt in dit geval wel byzonder, wie is de hier genoemde Koning Ahasveros, onder wiens regering dit geschied zou zyn? De Uitleggers zyn daeromtrent verdeeld; doch veelal denken ze op Artaxerxes Langhand, den Persischen Vorst, die 't Persische Ryk bestierde, na dat de Jooden Jerusalem reeds herbouwd hadden. Maer dit komt den Eerwaerden van Hamelsveld niet aennemelyk voor; en hy heeft reeds voor enige jaren te kennen gegeven, hoe hy 't voor zeer waerschynlyk hield, dat dit geval, geduurende de Babylonische gevangenis, gebeurd zy, in het Medisch Ryk, eer de Jooden wedergekeerd waren, en Jerusalem | |
[pagina 521]
| |
herbouwd haddenGa naar voetnoot(*). Wyders beloofde hy zyne Toehoorders, in zyne eerste Leerreden, hun vervolgens dezen Ahasveros, met dezen zynen zelfden naem, als een Medopersisch Koning, in de Bybelboeken te zullen aenwyzen; 't welk hy in de volgende Leerreden aldus bybrengt. ‘Ten einde aan myne in de voorgaande Leerreden gedaane belofte te voldoen, merk ik op, dat de Persische Koning Artaxerxes Langhand, (Longimanus,) wien de meesten der Uitleggeren voor onzen Ahasveros houden, by Esra en Nehemia den naam draagt van Arthasasta, en dus onze Ahasveros niet is, als zynde dit verschillende namen; maar onze Koning komt onder deezen zelfden naam voor, Ahasveros, de vader van Darius den Meder, Dan. IX.1. In het eerste jaar van Darius, den zoon van Ahasveros, uit den zade der Meden; in welk eerste jaar de 70 jaaren der Babylonische gevangenis begonnen ten einde te loopen. Nu heb ik elders aangetoondGa naar voetnoot(†), dat Darius de Meder niemand anders is, dan Cyäxares de tweede, de laatste Medopersische Koning, wiens kleinzoon, uit zyne dogter Mandane, by eenen Persischen Edelman, was de vermaarde Cyrus, stigter van de Persische Heerschappy, in den Bybel bekend met den naam van Coresh, en vermaard, doordien hy den Joden vryheid gegeven heeft, om weder te keeren na hun Land. De Vader nu van Darius den Meder, of van Cyaxares den II, was Astyäges, zoon van Cyaxares den I, bondgenoot van Nebucadnezar, in de Schrift, hier, en by Daniël, Ahasveros genoemd. Deeze Astyäges regeerde in het geheel 35 jaaren; de geschiedenis, in dit boek verhaald, is voorgevallen, in zyn 12de regeeringsjaar. H. III.7. Hy regeerde dus na deeze verlossing der Jooden nog 22 of 23 jaar, tyd te over om zyne magt en grootheid, volgens H. X.2, in gebouwen en andere werken van vrede, en in oorlogszaaken te toonen. Na hem regeerde zyn zoon Cyaxares de II. 17 of 18 jaaren, en na deezen Cyrus of Coresch. Ik wil egter niet ontveinzen, dat tegen dit gevoelen met eenigen schyn ingebragt word, het geen wy H. X.1. leezen, van het leggen van tribuit op de Eilanden der | |
[pagina 522]
| |
ZeeGa naar voetnoot(*). Heeft Astyäges, der Meden Koning, daar ooit magt of gebied over gehad? Ik antwoord: de geschiedenis zwygt 'er van, en ik kan zekerlyk de overeenstemming der ongewyde Schryvers niet aanhaalen; maar, dit, dunkt my, is 'er genoeg, 'er is in de geschiednis niets, dat daar tegen stryd. De Vader van Astyäes, Cyaxares de I, had, een bondgenootschap aangegaan hebbende met Nebucadnezar en deszelfs Vader, het Assyrisch Keizerryk helpen sloopen en te onder brengen; vervolgens hadden zy samen de Landschappen van de Assyrische Heerschappy verdeeld. Nu weet men, dat deeze heerschappy zig zeer verre hebbe uitgestrekt, en ook over de Eilanden der Zee. Men weet dat, onder anderen, de Assyrische Vorsten, volgens veeler gevoelen, onderneemingen gedaan hebben op het eiland CyprusGa naar voetnoot(†). Welke tegenstrydigheid ligt 'er nu, in te stellen, dat verscheiden Eilanden van de Egeïsche Zee, op de kusten van klein Asie, onder de Medopersen gekomen zyn; te meer daar de Babilonische Heerschappy, na Nebucadnezars dood, hand over hand afnam, tot dat die ten laatste door Cyrus overmeesterd wierd?’ |
|