niet door, te berusten; door hem gewillig allen vereischten onderstand te verlenen; door zich in alle bedieningen, zo van den Burgerstaet als van 't Krygswezen, getrouw van zynen plicht te kwyten; en, in welke omstandigheden men zich ook bevinde, allen een diepen indruk te geven, van 's Keizers weldaden, en verplichting om den Allerhoogsten voor 's Vorsten welzyn te bidden. - Het gedrag, dat de Protestanten omtrent die der Roomsche Kerke te houden hebben. Ze moeten de eendracht en vreedlievendheid met hun aenkweken; gemeenschaplyk tot het algemene welzyn arbeiden, en de armen mede helpen ondersteunen; aen den zuiverer Godsdienst, dien zy belyden, eer aendoen, door ene stipte opvolging van deszelfs voorschriften, en dus een goed voorbeeld geven; zich onthouden van alle spotternyen met de Roomsche bygeloovigheden en plechtigheden; byzondere Leden behooren 'er niet op uit te zyn, om zich met anderen in Godsdienstige verschillen in te laten; en de Leeraers moeten alle verschilstukken met de uiterste bescheidenheid behandelen. - Deze zyn de hoofdplichten, welken hy bovenal vermaent in acht te nemen; en hy vleit zich, niet ongegrond, met de verwachting dat zulks van een gewenschten uitslag zal zyn. ‘Zien,’ zegt hy daerom ten slot, ‘Zien onze medebroeders, dat by ons geen nyd omtrent hen botgevierd word; zien zy, dat wy, met vreugde, alle die pligten betrachten, welke ook op hun liggen; zien zy, dat wy onzen geliefden Landsvader even zo getrouw zyn, als zy; zien zy, dat wy hen met alle moogelyke Christelyke liefde behandelen, hen met broederlyke liefde en vriendschap tegen- en vóórkomen; zo zullen zy gewis ook geen liefde met haet, geen vriendschap met vyandschap, beloonen; dan zal ons burgerlyk gezellig leven niet dan eendragt, niet dan eensgezindheid weezen; dan zal eindelyk de oude verwyting, ze zyn immers maer Protestanten, ophouden; dan zullen vrede en geregtigheid zich, in 't geheele Land, kusschen;
en dan zal onze Oostenryksche magt een schrik onzer vyanden worden.’