Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Hervorming van den Godsdienst in Schotland, door G. Stuart. LL. D. Uit het Engelsch vertaeld. Te Leyden, by L. Herdingh, 1782. Behalven het Voorwerk, 330 bladz. in gr. octavo.Het uitgebreide nut der Hervorminge, zo voor de Kerk als voor de Burgerlyke Maatschappy, maakt derzelver geschiedenis alleszins merkwaardig; niet alleen met opzigt tot ons Vaderland, maar ook met betrekking tot andere Gewesten: en ter dier oorzaake heeft eene geregelde ontvouwing van 't voorgevallene in die dagen in Schotland mede haare uitlokkende leerzaamheid. Leezers, die be- | |
[pagina 477]
| |
geerig zyn hunnen weetlust daaromtrent voldoening te geeven, vinden desaangaande eene gunstige gelegenheid in dit Geschrift; waarin de Heer Stuart, (opgemerkt hebbende, hoe de voor handen zynde berigten hier van, ten deele gebrekkig, ten deele zeer partydig, waren,) zig verledigt, om deeze Geschiedenis in het vereischte daglicht te stellen; met het aanhaalen der Schryveren van dien tyd, en 't bybrengen van de echte gedenkstukken dier dagen, welken hy aan 't einde van zyn Werk mededeelt. Zyn geschiedkundig verslag vangt aan, met het begin der Hervorminge, omtrent het jaar 1517, onder de regeering van Koning Jacobus den V, die, aangezet door de Geestlykheid, tot op zynen dood, in 't jaar 1542, de Hervorming alleszins tegenstond. Vervolgens meldt ons de Autheur, hoe de Graaf van Arran, Regent des RyksGa naar voetnoot(*), eerst de Hervormden begunstigde, doch eerlang ten hevigste vervolgde. Hoe de Koninginne Weduwe, toen zy, in 't jaar 1554, het Regentschap des Ryks verwierf, ten voordeele der Hervormden werkte, dan in 't jaar 1559 reeds van maatregelen veranderde. En eindelyk, hoe de zaak der Hervormden, in 't midden veeler tegenstribbelingen, trapswyze grooter voortgangen maakte; vooral na dat zy, in de jaaren 1559 en 1560, de in 't jaar 1557 reeds gemaakte verbindtenis, door herhaalde verbonden, nog sterker bekragtigden; 't welk ten laatste, in 't begin van 't jaar 1561, uitliep op de vaststelling der Presbyteriaansche Kerke in Schotland, met eene volkomen afschaffing van den Roomschen Godsdienst, vergezeld van eene geheele vernieling der Kloosters en andere gedenktekenen van het Pausdom. - De Heer Stuart ontvouwt ons het gansche beloop deezer geschiedenisse, van het begin tot het einde, met eene oordeelkundige naauwkeurigheid; en brengt ons, in de voordragt van dat alles, gestadig onder 't oog, | |
[pagina 478]
| |
hoe nu eens het zamenloopen van, en dan eens het strydige tusschen, Godsdienstige en Staatkundige beginzelen, de zaak der Hervormden begunstigde of belemmerde; het welk deeze Geschiedenis, zo met betrekking tot het Waereldlyke als tot het Kerklyke, des te leerzaamer maakt. Tot een aanmerkelyk voorbeeld van den invloed van Leren Staatszugt in die dagen, strekke het character van Lord James Stuart, het voornaamste Hoofd van de party der Hervormden, en het overgaan van den geweezen Ryks-Regent en deszelfs zoon tot die zyde; waar van ons de Heer Stuart, op het jaar 1559, het volgende berigt verleent. ‘Lord James Stuart was de natuurlijke Zoon van Jakobus de Vijfde, bij Margaretha, dochter van John, Lord Erskine. Hij werd, in eenen vroegen leeftijd, aengesteld tot Prior van St. Andrews; maer hij bezit dien stillen en vreedzaemen geest niet, welke, belangloos omtrent de tegenwoordige werelt, zich vermaekt, in uit te zien na de toekomende, en zich bezig te houden in de traegmakende plegtigheden der Klooster-Godsdienstigheit. De werkzaemheit zyner natuure dreef hem, om woeling en bezigheit te zoeken; het onrustig tijdperk, waerin hy leefde, verschafte hem gelegenheit om te werken, terwijl de uitstekendheit zijner bekwaemheden zich daer door ontdekte. Hij toonde eene driftige neiging voor vrijheit, en ijver voor den Godsdienst; en hij onderscheidde zich zelven door openhartigheit en oprechtheid in zijn gedrag. Deeze algemeen beminde hoedanigheden smaekten aen de VergaderingGa naar voetnoot(*), en deeden hem haer vertrouwen winnen. Evenwel was de liefde voor Vrijheit bij hem geen uitwerksel van Vaderlandliefde, maer van hoogmoed; zijn ijver voor den Godsdienst was een staetkundige deugd; en onder de vertooning van openhartigheit en oprechtheit kon hij zijne oogmerken allerveiligst bedekken. Magt was de Afgod dien hij aenbad; en hij was in staet, om die na te jagen door de misdadigste middelen. Hij was stout, standvastig, en doordringende. Zijn verstand, rijk in verscheidenheit, maekte hem even bekwaem voor staetkundi- | |
[pagina 479]
| |
ge streeken als voor den oorlog. Hij was geschikt om in 't midden van zwarigheden te schitteren. Zijn schranderheit stelde hem in staet, tot het vooruitzien der gevaeren; zijn voorzichtigheit, om zich daer tegen te bereiden, en zijn dapperheit, om die te boven komen. Aen zijne gemoedsgaven, zijn vernuft, en zijn hulp is Schotland de Hervorming verschuldigd. Maer door dit gedenkwaerdig bedrijf bedoelde hij niets meer, dan zich zelven te verheffen tot den top van grootheit. Tot dit punt liepen alle zijne verrichtingen te saemen. Dit stelde de palen voor zijne edelmoedigheit, welke als onbepaelt is uitgemeten. Zijn lof, zijne vriendelijkheit en dienstbewijzen, zijn veinzerij, trouwloosheit, en vijandlijkheden, waren alle offeranden voor de eerzucht. Maer wangedrag, 't welk aen groote mannen zoo veele lauren ontrukt heeft, deed de zonne van zijnen roem niet taenen. Zijn voorspoed was zoo sterk, dat hij het goed geluk onder zijn bevel scheen te hebben.’ Benevens dien Lord Stuart waren, onder de aanzienlykste Hoofden der Hervormden, bovenal de geweezen Ryksregent, nu Hertog van Chatellerault, en deszelfs Zoon de jonger Graaf van ArranGa naar voetnoot(*), die zig mede met de Vergadering vereenigden, gelyk de Autheur wat laager meldt. ‘De Graef van Arran, zegt hij, oudste Zoon van den Hertog van Chatellerault, zijnde een Edelman, die eenige jaeren in Frankrijk had doorgebragt, daer hij bevel voerde over eene bende der Schotsche Lijfwagt, had den Protestantschen Godsdienst omhelsd, en zich daerdoor verfoeilijk gemaekt bij de Prinsen van Lorraine, welke de ijslijkste wreedheden tegen de Hervormden pleegden. Hij, meer ijverig dan voorzichtig, had zich bediend van uitdrukkingen over de zaek van 't Pausdom, welke te meer de opmerking gaende maekten. De Kardinael van Lorraine verwees hem tot den staekGa naar voetnoot(†). Maer hij, niet gretig op de | |
[pagina 480]
| |
eer van het Martelaerschap, reddede zich door de vlucht. Wraek en woede bezielden hem. In zich te vereenigen met de Vergadering, omhelsde hij haere wijduitgestrekte oogmerken. Hij was haer vriend, zoo voor den Godsdienst, als voor de vrijheit; en was niet slechts rijkhalzende, om de baniere der Hervorminge te planten op de puinhoopen van het Pausdom, maer ook om de Fransche troepen, (die gekomen waren, om de zaek der Koninginne Regentesse tegen de Hervormden te ondersteunen,) geheel en al het land te doen ruimen. Wanneer de Graef van Arran zijne klagten deed aen zijnen Vader, den Hertog van Chatellerault, kon het ook niet missen, of hij deed dezen deel nemen in zijne misnoegens. Zijn volgende stap was, hem over te halen aen de zijde der Vergaderinge; en dit viel niet moeilijk. Door zijne inschiklijkheit van aert verwezen, om een Roomsgezinde of een Protestant te zijn, naer dat zijne Vrienden waren, gaf de Hertog zijne toestemming, om de Partij te verzaken, welke hem als haer Hoofd geëerd had. Eenige beuzelachtige geschillen, waerin hij met de hervormde verbonden Edelen was ingewikkeld, werden ras vereffend. Zijn onvergenoegdheit over de heerschzuchtige oogmerken der Koningin Regentesse rees nu tot eene walging. De kwelling over de verongelijkingen, zijn geslacht en aenzien toegebragt, zettede hem in vuur tegen Frankrijk. Hij had, wel is waer, zich tegen de Protestanten aengekant; maer zij waren genegen, om hem met opene armen te ontvangen, en sterk genoeg, om hem te beschermen. Zijn geval vorderde geen diepe raedslagen; een aendrang en magt van omstandigheden bestuurden den loop van zijn gedrag; en de Vader en de Zoon wierpen het gewigt van beider invloed in de schaele der Vergaderinge, [en deeden die van het Hof naer evenredigheit verliezen aen de balans van Staet.]’ |
|