Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTwaalf Leerredenen en eenige Gebeden; ten gebruike van den gemeenen Man. Uitgegeven door E. Bekker, Wed. Do. A. Wolff en A. Deken. 's Gravenhage by J.v. Cleef, 1782. Behalven het Voorwerk 142 bladz. in gr. octavo.'t Geen wy voor enigen tyd gezegd hebben, van het onderwyzend gesprek over het Geloof en de Zedenleer der Christenen,Ga naar voetnoot(*) door de welbesneden pen dezer zelfde geachte Schryfsteren opgesteld, kan ook grootlyks op deze Leerredenen toegepast worden. De eigenste denkwyze en gemeenzame leertrant, geschikt naer de vatbaerheid van 't | |
[pagina 474]
| |
Gemeen, heerscht in dezelven; terwyl de uitvoering zo ingericht is, dat Lieden van meerder oefening ze tevens met genoegen kunnen nagaen. De daerin verhandelde onderwerpen zyn; Gods bestaan; het geloof in Jesus; de dienst Gods; de gehoorzaamheid aan Christus; de pligt der Rechtvaerdigheid; de Liefde des Naasten, (in twee Leerredenen;) de pligt der Matigheid; (in twee Leerredenen;) de Opstanding en het eeuwige leven, (in twee Leerredenen;) en eindelyk de Doop en 't Avondmaal, (gelyklyk in ééne Leerreden.) - leder dezer onderwerpen behandelen de Mejuffrouwen Bekker en Deken op zodanig ene manier, dat ze de algemeene daertoe behoorende kundigheden geregeld en indrukbaer ontvouwen, en derzelver betrachtend gebruik ten ernstigste aendringen; onder zodanige voorstellingen, die juist gepast zyn voor zulke Toehoorders, als zy inzonderheid op het oog hebben; des hare Leerredenen het beoogde doel kunnen treffen. 't Is naemlyk, gelyk zy zelven betuigen, haer oogmerk, ‘om Lieden van weinig verstand en geene geoeffendheid, is 't mooglyk, eenige geleidlyke denkbeelden te geven, van waarheden, die zy moeten weten, en waar van zy, helaas! deerlyk onkundig zyn, ten einde hen eenigzins voor te bereiden, om nut te kunnen doen met de Predikatien, die zy in de Kerken van allerleie Christengezindheden kunnen hooren.’ - Midlerwyl is 't 'er echter, gelyk wy boven aenduiden, zo mede gelegen, dat ze in vele opzichten niet te laeg zyn voor meergeoefenden; ook dezulken mogen 'er trekken in ontmoeten, die hun, zo ze eenigzins een goed hart hebben, gevallen zullen. Zie hier, tot ene proeve, een tweevoudig Tafereel, dat ons de gevolgen van het inwilligen en van het beteugelen der Driften levendig afmaelt. - Na een beknopt voorstel, wegens al te ruime en al te strenge Zedenleeraers, verleent ons de tweede Leerreden over de Matigheid, byzonder geschikt om derzelver voordeelen aen te toonen, de volgende nutte Les. ‘Gylieden hoeft uw geluk niet eerst aan de overzyde des Grass te gemoet te zien. Elke poging, elke werkzaamheid, elke zucht om beter te worden, brengt hier reeds iets tot de som van uw geluk toe; en naar maate gy toeneemt in het goede, wordt dat geluk grooter, uitgebreider, vaster. De Waereld draagt geen onlukkiger Schepzel, dan dat de slaaf is zyner driften. Het zyn nooit verzaadde Gieren, die zich voeden met het kostlykste hunner dienaars. En wat is toch de beloning der Zonde? rampzaligheid. | |
[pagina 475]
| |
Ik moet u met allen moogelyken ernst raden, speel niet met leeuwen. Zoo gy uwe driften ééns den teugel viert, is het u onmooglyk te voorzien, wáár zy zullen heen rennen, en of zy u niet met snellen vaart in den poel der elende zullen nederstorten. Weet ook, dat elke dwaaze drift, die gy involgt, als de hand geeft aan nog eene andere, die al weder eene andere de hand reikt, en dat gy, eindlyk, zult verhaast zyn, door u in een geheel gezelschap van haatlyke driften te zien, die u overal volgen, nimmer met rust laaten, en u eindelyk aan de wroeging overleveren. Welk een gezelschap! allen kunt gy het offer van uw hart niet toezwaaijen; dit vermeerdert uwe kwelling; uwe uuren van rust zyn pynigende kwellingen, of walgende zadheid, of bedwelmde ongevoeligheid; en zo gy nog denken kunt, zo gy nog vatbaar zyt voor eenige redeneeringen, welke schrikbeelden moeten 'er dan voor uwen geest opryzen! en welk een donker uitzicht als de dood het gordyn der Eeuwigheid open scheurt... Verlaaten wy, myne Vrienden, deeze akelige toneelen, en laaten wy liever eens beschouwen, hoe gelukkig hy is, die Gods geboden bewaart. Naauwlyks heeft hy, met moed en standvastigheid, zyne treden op den weg der Deugd gezet; naauwlyks is hy aan haare voorschriften gewoon, of de doorens verminderen, de scherpten des hobbeligen gronds nemen af, en hy ondervindt, by yderen stap, dien hy rustig voortzet, lieflykheden, die hem opgetogen houden, aangenaamheden, die hem verrukken, innige zielsrust en blydschap, die hem doet verstommen. Dan, gehoorzaam zynde aan de Reden, en der Godlyke Wet, is onze Ziel het evenbeeld van eene wel geregeerde, wel gelukkige Maatschappy. Onze driften doen het werk niet van geboeide slaven, maar van vrye doch gehoorzame Burgers, die de losbandigheid veragten, en den wetteloozen dwang versoeijen. De stormwinden, die door zommige driften veroorzaakt worden, doen weinig schade aan het algemeen, en bewaren de nutte werkzaamheid in den boezem van deezen staat. Het minste blyft, in eene schoone order, altoos aan het meerdere ondergeschikt; de gezondheid niet opgeofferd aan onmatigheid; de blydschap aan geen zeer zeker berouw; daar denkt het verstand onbelemmert; het bedaart oordeel weegt, en kiest het beste; de vlugge wil eerbiedigt het oordeel; de zinnen voeren stoffen voor de overpeinzing, de verwondering, de blyd- | |
[pagina 476]
| |
schap naar de ziel. Het overleg verstrooit en gebruikt alles tot de beste eindens; en de driften zetten aan alles kragt, vuur, leven, schoonheid en beweging by. Hoe vrolyk is dan de deugdzame, als zy zich herinnert dien dag, waarop zy de eerste poging deedt, ter herkryging harer zedelyke vryheid! Elken dag maakt zy nieuwe vorderingen; en het geen haar eerst moeite en arbeid, en traanen kostte, wordt, door de geduurige en alles overwinnende gewoonte, eene heblykheid, tot dat het goed doen zo natuurlyk wordt, als de ademhaling. De Matigheid blyft altoos den toon geven; zy belet ons al te vreesagtig, al te onbezorgt, al te ligtgelovig, al te onverzettelyk te zyn. Zy begeert niet meer dan de goede god gelieft te geven, en dankt, het zy god geeft, of te rug eischt, altoos den naam des heeren! Wanneer men het op den weg der Deugd zo verre gebragt heeft, is men geschikt en voorbereidt tot een beter leven, en de slaap des doods voert ons over ter plaats daar de Volmaaktheid alles bezielt.’ By deze Leerredenen zyn wyders nog gevoegd enige Huislyke Gebeden. Een Morgen- en Avondgebed; een gebed voor en na het Eeten; een gebed betreklyk tot den Zondag; een gebed van eene Huismoeder voor haren kranken Man, en zo ook van een Man voor zyne kranke Huisvrouw, mitsgaders van een Vader voor zyne Kinderen; een gebed in Voor-en Tegenspoed; een gebed by de geboorte eens Kinds, en ten laatste van eene Moeder voor een ziek Kind. Ze zyn allen opgesteld in een ongedwongen deftigen styl, waer van de gemene Man den nadruk ligtlyk kan bevatten. |
|