Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 467]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.J.D. Michaëlis, Oostersche en Uitlegkundige Bibliotheek. Derde en Vierde Deel, te zamen 440 bladz. En tevens het Vyftiende Deel, 134 bladz. in gr. octavo. Te Utrecht, by J.C. ten Bosch, 1781.Achtervolgens het voorheen gemelde Plan van dit leerzame Geschrift, welks nuttigheid wy reeds aengeduid hebbenGa naar voetnoot(*), behelzen deze Deelen weder een groot aental van oordeelkundige aenmerkingen, die ter ophelderinge veler byzonderheden in de Oostersche Letterkunde strekken. De overweging, dat 'er wat veel tyds verloopen zal, met de Nederduitsche uitgave, eer men de Hoogduitsche uitgave, die ongeveer 8 jaren vooruit is, zal kunnen inhalen, 't welk ten gevolge zou hebben, dat alle de berichten van laten datum zyn, heeft de Uitgevers doen besluiten, om dit enigermate te gemoet te komen; door, terwyl men de uitgave der vroegere Stukken achtervolgt, te gelyk één der laetste Stukken in 't Nederduitsch af te geven. Hieruit ontstaet het, dat we in dezen het Vyftiende Deel, te gelyk met het Derde en Vierde Deel, melden. Door dit middel erlangt de Lezer nu vroegtydiger de latere berichten, dan anders kon geschieden; en men kon dit te gereeder in 't werk stellen, daer ieder Deel toch zyne byzondere telling van bladzyden heeft; des deze manier van uitgeven, terwyl ze thans gevalliger is, vervolgens, met de voltooijing van 't Werk, niet kunne schaden. - Om uit de menigvuldige byzonderheden een Stuk mede te deelen, is onze keuze gevallen, op een verslag van ene Godsdienstige Gezindheid in 't Oosten, dat ons desaengaende meerder lichts verleent, dan wy voorheen bezaten. - Velen onzer zullen meermaels hebben hooren spreken van St. Jans-Christenen, of Johanniter-Christenen; doch de daervan gegeven berichten waren gemeenlyk zo min naeuwkeurig, of zo ten uiterste | |
[pagina 468]
| |
zeldzaem, dat men 'er bezwaerlyk enig belang in name, en ligtlyk overhelde, om 'er naeuwlyks enig geloof aen te slaen. Dan hieromtrent ontmoet ons in dezen een juister verslag, dat ons het bestaen en den aert dier Gezindheid beter leert kennen. Het komt uit den mond van een Maroniter Abt van Aleppo, met name Germano Conti bekend; welke geleerde en waerdige Man, zo als de Heer Matth. NorbergGa naar voetnoot(*) zich in zynen Brief uitdrukt, aen hem, op zyne vraeg, of hy ene Secte, in het Oosten, SabeërsGa naar voetnoot(†) genoemd, kende, het volgende antwoord gegeven heeft. ‘Op eene plaats, genaamd Elmärkab in Latikia of Laodicea, eene dagreize van den Libanon naar het Oosten, vind men een volk, dat Galileërs genoemd word, 13 of | |
[pagina 469]
| |
14000 zielen sterk, die hier en daar verstrooid in Dorpen leven, en de Porte schatting betaalen, waarvan zy de eene helft opbrengen aan den Stadhouder van Aleppo, en de andere aan dien van Tripoli di Syria. Zy zyn zeer goede lieden, vriendelyk jegens alle menschen, zachtzinnig, niet wraakzugtig, beroemd wegens hunne gastvryheid jegens reizigers, kuisch, onder elkander zeer vreedzaam, en tegen de Regeering nooit oproerig. Voor omtrent 150 jaaren kwamen zy uit Galilea, en zetteden zig in hunnen tegenswoordigen omtrek neder. Zy heeten Galileërs, om dat hunne Secte in Galilea ontstaan is; zy heeten ook Nazareers, maar den naam van Christenen verdienen zy doorgaans niet. Zy beweeren dat hun Godsdienst even dezelfde is, dien de leerlingen van Joannes den Dooper beleeden. Op hunne Feestdagen, die even dezelfde zyn, welke de Christenen vieren, kleeden zy zig met kemelsvellen, liggen zy op Kemelsvellen, eeten zy Kemelsvleesch, ook Honig en Springhaanen, die aan een snoer in den oven gebraaden zyn: dit alles word op eenen schotel gelegd, de Springhaanen rondom, en de Honig in 't midden. Met zulke schotelen doen zy ook op hunne Feesten geschenken aan hunne vrienden, en aalmoessen aan de armen, die dit heilig geregt niet zelf kunnen koopen. Hunne Kerken zyn van steen, en zeer wel gebouwd, maar zonder Beelden en Schilderyen; in dezelve is een kleine verheven Altaar, onder eenen boog, regt tegen over de Kerkdeur, en hier zit de Geestelyke, gedurende den Godsdienst, op eenen stoel met een tafelken voor zig, waarop een steenen vat met Honig en Springhaanen staat. Den Godsdienst vieren zy op de volgende wyze. De Priester zit op zynen stoel, leunt op den regterarm, met de hand onder zyn kin, en leest in een boek, in de Galileesche of oud Syrische spraak geschreven. Dit doen ook zyne Toehoorders: maar deeze liggen op den grond, want buiten dien is 'er geen stoel noch bank in de geheele Kerk. De Priester leest, en de Gemeente antwoord, ieder Party, wanneer de beurt aan hen komt, uit hunne Boeken. Ten laatsten gaan zy allen, één voor één, na den Priester, en vallen op de knien; dan geeft hem de Priester den zegen, met de regte hand op het hoofd; dan staat hy op, en eet van den Honig met een van de tien Lepels, die ook op de Tafel liggen; neemt vervolgens een Springhaan, en gaat dus zyns weegs. Die niet in de Kerk kan komen, verzoekt eenen zyner Vrienden, om hem wat Honig en eene Springhaan mede te brengen: maar | |
[pagina 470]
| |
daarom moet eerst by den Priester vooraf met gebogen knien aanzoek gedaan worden, welke zynen zegen en verlof daartoe geeft. De Sabeërs hebben eene heilige wet, dat ieder Huisgezin, als het deszelfs beurt is, zo veel Honig en Springhaanen, als eene offerande, aan de Kerk leveren moet, als tot het vieren van eenen Godsdienst noodig is. Hun Doop geschied op de volgende wyze. Zy word in de kerk, in tegenwoordigheid van meer Menschen bediend: daarby zyn slegts twee getuigen, een Man en eene Vrouw, een derde Persoon draagt het kind, dat veertig dagen oud is, tot den Priester, deeze dompelt het driemaal in het water, buigt zig telkenmaal, en zegt: ik doop u met den doop, gelyk Johannes de Dooper doopte. Deeze woorden spreekt hy uit in de Oudsyrische of Sabeïsche spraak. Dan word het kind op nieuw ingebakerd, en vast op des manlyken Doops-Peets-OxelGa naar voetnoot(*) gebonden. Deze met zyne medegevaderen en alle de overige aanwezende Perzonen beginnen nu, onder danssen en zingen, agter elkander rondom den Priester te loopen, die nu midden in de Kerk op zynen van den altaar aldaar gebragten stoel zit. Tevens gaat 'er een Muzyk van twee stukken van een soort van Metaal, die zy tegen elkander slaan, het welk klinkt, als of men met kleine klokjes luidde. Deezen gantschen tyd over zyn zy uitneemend vrolyk. Ook staat 'er een Kanzel of Predikstoel in de Kerk der Sabeërs. Hier word meenigmaal in 't Arabisch gepredikt, gelyk myn Abt ettelyke reizen gehoord heeft. God werd genoemd, de Heer des Lichts, de Koning des LichtsGa naar voetnoot(†). Daarby worden eene menigte van Kerkvaderen en Propheeten aangehaald. Het meest word, op eene gezonde en redelyke Zedekunde, aangedrongen. Allen worden vermaand, om den Doop van Johannes den Dooper te vereeren, en naar zyne Leer te leeven, welke als de oudste en alleen ware voorgesteld word. Myn Abt zegt, zy ontweken alle Religietwisten. Wanneer men hen vraagt, wat zy van Christus geloven, zo antwoorden zy: Wy geloven niet aan hem en verwerpen hem ook niet; en de geenen, die aan hem geloven, verdoemen wy niet en spreeken hen ook niet zalig. Maar | |
[pagina 471]
| |
dit geloven wy, dat al, die aan het Licht des Heeren en den Doop van Johannes gelooft, deszelfs ziel zal na zynen dood dit Licht deelagtig worden, maar wie dit niet doet, zyn ziel word na den dood werklyk gestraft. Wat het Lichaam betreft, dat is alleen voor deeze Wereld geschapen, die eeuwig blyft. By ieder Kerk is slegts één Priester: maar alle de Kerken te samen hebben eenen Superior (oppersten.) Myn Abt vraagde hen, waarom zy het Kind by den Doop driemaal indompelden? dit geleek als of zy aan de Drieëenheid geloofden. Zy antwoorden: Neen, dit is een gebruik, dat van de Leerlingen van Johannes den Dooper afkomt. Wy doopen niet in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geests; wy weeten niet, wat voor woorden Johannes by zynen Doop gebruikt heeft, daarom doen wy best, dat wy by de bediening van zynen Doop alleen zeggen: Ik doop u met denzelfden Doop, gelyk Johannes de Dooper zyne jongeren doopteGa naar voetnoot(*): de Christelyke Leer is jonger dan de onze, die kende Johannes niet, en hy is onze Leermeester. De Sabeërs vasten alle Vrydagen en Zondagen; op geene mogen zy arbeiden, maar op deeze niet. - Onder hunne Priesters zyn 'er veele Tooveraars (Magi), die hunne kunst in de Oud-Syrische spraak oeffenen. Begeert iemand een samenkomst met zeker Vrouwspersoon in zeker Huis; zo gaat hy tot zulk een Priester, en neemt eenen in gemelde Spraak geschreven Brief van hem, gaat dan terstond na Huis, scheurt het Papier door midden, werpt de eene helft in het vuur, zet zig boven den rook, en is dus in het zelve oogenblik op de plaats alwaar hy zyn wil. Is hy klaar, en wil hy weder weg; zo handelt hy eveneens met de tweede helft, en komt even zoo gezwind weder t'huis. Van wegen deze hunne Toverkunst zyn de Sabeesche Priesters in het Oosten beroemd. Tegen mynen volgenden Brief, (schryft de Heer Norberg verder,) verneem ik misschien meer van deze Secte. Dat weinige, dat ik tot hier toe opgespoord heb belooft my veel lichts voor myn Sabeesch Manuscript’. |
|