te van deszelfs eigen aert, of de inrigting der Kerke; waer binnen men het nu weder zoekt te bepalen, overeenkomstig met de echte Catholyke Leer; volgens welke hy niet geregtigd is, zich in burgerlyke constitutien en de waereldlyke regeering van andere Staten te mengen; ja zelfs niet inkomt, als een heerschend Opperhoofd der Kerke, maer als een dienstbaer Hoofd, tot behoudenis van de eenigheid der Kerke. Verder geeft deze Schryver, na de bygeloovige vereerders van den Paus beter onderrigt te hebben, zyne wederlegging van dezulken, die met de Pauslyke Waerdigheid den spot dryven, en tragt te doen zien, dat het ware denkbeeld van dezelve in genen deele te bespotten is; waerop hy dan eindelyk toont, hoe de rechte kenners van den Paus hem in zyne Waerdigheid hebben te eerbiedigen, en by zyne komst te Weenen te ontvangen. - De een en andere Schryver geeft hier desaengaende onderrigtingen, die, naer hunne denkwye, in deze omstandigheden zeer wel te stade konden komen. En 't antwoord op de Vraeg wat is de Paus? komt, gelyk de laetste Schryver zig uitdrukt, waer mede de eerste ook eenstemmig is, hier op uit.
‘Wat is dan nu de Paus? Is hy maar de Bisschop van Rome, gelyk als onse Cardinaal Bisschop te Weenen is? Als Bisschop te Rome, myne lieve Medebroederen, is hy niet meer als onse Bisschop te Weenen, en heeft even deselve Magt van God in zyn Kerken-gebied, als de onse in het zyne: hy durft onsen Bisschop in zyne Rechten geen inbreuk doen, gelyk als deeze hem ook niet te doen vermag. Dat juist de Roomsche Bisschop, en niet een ander, Paus zy, is geen Godlyke, maar een menschlyke inrigting, en de Bisschop van Weenen ofte van Ceulen, of van Mayntz, &c. konde zo wel Paus zyn, als de Bisschop van Rome.
Maar hier toe mag verkooren worden, ofte het mag zyn wie het wil, zo heeft de Paus zekere voorregten, welke men erkennen, en daar men hem na waardeeren moet.
De van God gestigte Kerkenregeering is, in opzichte der opperrichterlyke Magt, welke by de gesamentlyke Kerk bestaat, republicaans. En by een zulke Regeering is, ten beste van de Eendragt, een Praeses noodzakelyk, (zo als de Republicq van Venetien haren Doge heeft,) die, of schoon hy eigenlyk ten aanzien van het Regeeringsbestuur geen byzondere Magt heeft, en den overigen Mederegenten niet alleen geen inbreuk durft doen, maar aan allen te zamen moet onderworpen zyn, evenwel het Voorregt heeft, de nalatige de hen opgelegde Pligten te doen waarneemen. - De Paus heeft het Voorregt, dat geene te herstellen, wat de andere zomtyds in hunne pligten verzuimt hebben, en ze daar toe te vermaanen; dat hy voor de Eendragt der Kerke byzondere zorg dragen, en daaromtrent onderzoek doen zal. Hy is die geene, welke in het geval, dat