Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNatuurlyke Historie, of uitvoerige beschryving der Dieren, Planten en Mineraalen, volgens het Samenstel van den Heer Linnaeus. Met naauwkeurige Afbeeldingen. Tweede Deels, Dertiende Stuk. Te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, 1782. In gr. octavo 616 bladz.Is de weezenlyke waarde van een ding gegrond, in het nuttig gebruik dat men 'er van maaken kan, zo verdienen de Grasplanten, (tot welker beschouwing dit Deel geschikt is,) schoon ze veelal met geen uitwendigen luister pronken, op een hoogen prys geschat te worden. Uit dien hoofde begint ook de Heer Houttuyn deeze zyne beschouwing van dit gedeelte van 't Planten-Ryk, niet oneigen, met de overweeging van het uitgebreide nut der Grasplanten; en hy brengt ons voorts, gepastlyk, onder 't oog de alwyze en goeddoende schikking der Voorzienigheid, die den zo nuttigen Grasplanten de gunstigste vermenigvuldigingskragt verleent, en dat wel in een groot aantal van Soorten, geschikt naar de verscheidenheid der groeiplaatzen. Zyn Ed. ontvouwt ons wyders, in die aanvanglyke algemeene beschouwing, het merkwaardige nopens de rangschikking, en 't geen verder tot derzelver onderscheiding behoort. In de voorstellinge hiervan ontmoet men, eene naauwkeurige beschryving, met eene juiste afbeelding, van de deelen der Bloem- en Vrugtmaakinge van de Grasplanten, die den Liefhebberen by uitstek genoegen kan geeven. - Wat de bepaalde Rangschikking, door onzen Autheur in agt genomen, betreft, zyn Ed. houdt zig bestendig aan de, in zyne geheele Plantbeschryving gevolgde, Methode der Sexen; en geeft ons, in die orde, een afzonderlyk verslag van de Een- Twee- Drie- en Zesmannige Grasplanten, waarvan ver het meerendeel tot de Driemannigen, of tot dezulken, welke drie Meeldraatjes en Knopjes in ieder Bloem hebben, behoort. Hierby komen vervolgens de Eenhuizige en Tweehuizige Grasplanten; waarvan de eer- | |
[pagina 395]
| |
sten de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen, op eene zelfde Plant, van elkanderen afgezonderd hebben; terwyl ze in de anderen op byzondere Planten zitten; tot welke laatste soort alleen het Touwgras betrokken wordt. Eindelyk beschryft hy ons nog, ten besluite der Grasplanten, de zogenaamde VeelwyvigenGa naar voetnoot(*), in welken zo wel Tweeslachtigen, als Mannelyke, en zomtyds ook Vrouwelyke Bloemen; 't zy op denzelfden, 't zy op verschillende Stoelen, voorkomen. - By de ontvouwing van ieder deezer Soorten, zo van de meer als min bekenden, zullen de Leezers verscheiden waarneemingen aantreffen, welken niet alleen aan hunne weetgierigheid kunnen voldoen, maar ook tevens, in een en ander geval, voor den Landbouw dienstig zyn. Van die natuur is, onder veele anderen, des Autheurs berigt van de Zea of Spaansche Tarw; waarom wy 'er eenige byzonderheden uit zullen mededeelen. 'Er is, volgens des Autheurs opgave, maar ééne soort van dit Gewas bekend; die by ons gewoonlyk Spaansche Tarw genoemd wordt, om dat zy door de Spanjaarden uit de Westindiën overgebragt, en, in Spanje voortgeteeld zynde, van daar door Europa verspreid is. Ook heet het hier te Lande wel Turksch Koorn, om dat de Turken het mede tot Spyze kweeken, of om dat het eerst uit de Levant in Italie overgebragt is. Het groeit hier te Lande dikwils tot meer dan eene Manslengte, en in de Indiën veel hooger; men vindt het in Carolina ter lengte van 18 voeten. En het getal der Airen, (die Korrels van zo veel onderscheiden coleuren hebben, dat zulks eene groote verscheidenheid te wege brenge,) is verschillend naar de vrugtbaarheid des Aardryks en het Klimaat; in Amerika is 't gewoonlyk twee, drie of vier; maar op de kust van Guiné dikwils zeven of acht op ééne Halm, en ieder Air heeft etlyke honderd Korrels. De Heer Houttuyn verhaalt ons, dat hy een Air bezit, van ongeveer 250, ja een van nagenoeg 500 Korrels. De gewoone manier der teelinge, en het gebruik van dit Gewas, byzonder in de Indiën, gemeld | |
[pagina 396]
| |
hebbende, berigt hy ons verder, dat men het in Egypte, Arabie en de Levant weinig teelt, doch meer in Italie, Vrankryk en Duitschland; als mede dat het in Hongarie by geheele Velden vol gebouwd wordt. Ook werd het, vervolgt hy, door wylen den Heer Doktor baster, als een nuttig Koorn, ter voortteeling, in onze Nederlanden, aangepreezen. ‘Daar zyn,’ zegt die Heer, ‘twee Soorten van, een grooter en kleiner Turks Koorn, welk laatste door de Inwoonders van Noord-Amerika voornaamelyk geteeld wordt, om dat het Zaad, vier maanden na de Zaaijing, ingeoogst kan worden.’ De Groote Mays, (zynde Mays of Maiz de algemeene benaaming van dit Gewas in Amerika,) staat, zelfs te Suriname, omtrent agt Maanden op 't Veld. Niet minder gunstig denkbeeld had de Heer van hazen van de Voortteeling van dit Graan, in ons GewestGa naar voetnoot(*). By dit berigt voegt de Heer Houttuyn, wyders, het volgende Uittrekzel van 't geen de Heer kalm, aangaande de Teeling van dit Koorn, in Noord-Amerika heeft waargenomenGa naar voetnoot(†). ‘De Spaansche Tarw is het voornaamste onderwerp van den Landbouw in Noord-Amerika. Zy wordt zo wel van de Amerikaanen als van de zogenaamde Wilden geplant, ja veel meer van de eersten; want de laatsten bestaan grootendeels door de Jagt. Wanneer iemand de Volkplantingen der Europeaanen aldaar doorreist, ziet hy Mylen wegs niet dan groote Mays-Velden. Met dit Koorn dryven de Ingezetenen aldaar een zwaaren handel: want, buiten 't gene dat binnenslands gebruikt wordt, voeren zy jaarlyks een menigte, zo wel naar Portugal, als naar de Westindiën, uit. In Karolina, Virginie, Maryland, Pensylvanie, Nieuw Jersey en een groot deel van Nieuw-Jork, planten de Ingezetenen meestendeels de Groote Soort, terwyl de Kleine of Driemaandse in Nieuw Engeland en Kanada meest gebouwd wordt. Evenwel wordt in de eerstgemelde Landen ook wat van de Kleine geplant, om dat die vroeger ryp wordt; maar de Groote levert meer en grooter Airen, en zwaarder Loof uit, ten dienste van het Vee. Aan den anderen kant wederom vereischt dezelve meer ruimte; dat is, daar kunnen meer Planten op een zelfde Akker geteeld worden van de Kleine, die ook witter, fyner en beter Meel geeft dan | |
[pagina 397]
| |
de Groote: zo dat ieder hier in zyne verkiezing volgt. Alleenlyk is 't in de Noordelyke Provincien noodig zig tot de Kleine te bepaalen; al zo de Groote dikwils aldaar geen tyd tot rypwordinge heeft. En van een zelfde Koorn komt hoe Noordelyker hoe kleiner Plant; ja, die in Virginie geteeld is, wordt in Nieuw Engeland, en die uit Nieuw Engeland in Kanada gezaaid, het eerste jaar naauwlyks ryp. De Landen in Noord-Amerika zyn veelal schraale zandige Heijen, daar geen Tarw of Gerst, ja naauwlyks Rog, geteeld kan worden, gelyk geheel Nieuw Jersey dus bestaat. Op dezelven, niettemin, heeft men een schoone teelt van dit Koorn, dat een Penwortel schiet, die diep in de Aarde dringt, en daardoor bestand is tegen Wind en Droogte. Maar het zelve vereischt, om die reden, een welgeroerden grond, dat door Ploegen geschiedt, waarmede men Vooren maakt, die elkander kruislings snyden, vier of zes voeten van elkander voor de Grootte, twee of drie voeten voor de kleine Mays. In de kruisingen wordt het Koorn, by vier of vyf Korrels te gelyk, gestoken, doende somtyds daar by een weinig Mest, en dan de Aarde heuvelswyze byeen haalende. In Nieuw Jork neemt men daartoe een soort van Haringen, waarvan men een of twee in zulk een heuveltje begraaft. Kinderen kunnen deeze planting onder eenig toeverzigt verrigten. De Mays opschietende, worden 'er door de Wilden dikwils Boonen by gestoken, die zig om de Steelen slingeren en dus een dubbeld voordeel geeven. Ook planten zy 'er wel Baratten of Zonnebloemen tusschen, tot hun Voedzel. De meeste voorzorg is de gezaaide Korrels voor Inkhoorntjes en Maysdieven, (dat een soort van Vogelen zyn, van grootte als een spreeuwGa naar voetnoot(*),) en voor de Kraaijen te bewaaren. Daartoe weeken zy de Korrels in een afkookzel der Wortelen van wit Nieskruid; 't welk het Gedierte, dat dezelven eet, dronken maakt. Zy worden op 't meeste vier Vingeren diep gestoken, en dan opschietende, by de uitroeijing van het onkruid, het zelve, met de Aarde, by de Stengels opgehoopt, dat tevens strekt tot beschutting van den Stoel der Planten. Zo 'er ruimte genoeg is, wordt dikwils het onkruid met de Ploeg uitgerooid. De Heuveltjes worden eindelyk een Elle hoog, en niet minder breed, bevattende gemeenlyk drie of vier Sten- | |
[pagina 398]
| |
gels van dit Koorn. De Uitloopers worden 'er afgerukt; de verwelkte Bloemen afgesneeden; 't welk de Airen tot meer volkomenheid brengt, die eindelyk, ryp zynde, in den Herfst afgeplukt, en, wat te droogen gelegd hebbende, voorts tot bewaaring opgelegd of gehangen worden. De Wilden laaten hunne Mays-Airen in een zagten rook droogen, en hangen ze dan op, aan het Dak hunner Hutten, waardoor zy dezelven veele jaaren, tot dagelykse spyze en Zaaykoorn goed houden. Maar dikwils verbergen zy het in kuilen van den grond, op drooge plaatzen; gedagte kuilen eerst met gedroogde Boomschors, Riet of Gras bekleed hebbende; dat weleer by hun de gewoonte was, en nog in tyden van oorlog plaats heeft. Ten opzigt van deszelfs sterke vermenigvuldiging merkt de Heer kalm wyders aan, dat het voor een misgewas in die Landen gerekend wordt, wanneer men niet tweehonderdmaal zo veel, als 'er gezaaid is, van de Spaansche Tarw inoogst. Naauwlyks ééne Air heeft minder dan driehonderd korrels, en daar groeijen gemeenlyk twee of drie Airen op één Halm: zo dat, ofschoon al eenig verlies door 't ongediert geleeden wordt, de vermenigvuldiging doorgaans wel zeshonderd is voor één. Daar behoeft, derhalve, maar weinig geplant te worden voor de Huishouding, en tot den uitvoer levert dit Koorn onverbeeldelyk uit. De groene Airen, gebraden, worden voor een lekkerny gehouden, en uit de stengels kan men een zap zuigen, dat zeer aangenaam is; zynde daarvan ook suiker gekookt geweest, en van de gekneusde stengels brouwen zy een soort van Bier. Het voornaamste gebruik, dat van de spaansche Tarw in Noord-Amerika gemaakt wordt, is tot Brood, 't welk de gewoone spyze der Amerikaanen is, zelfs by luiden van aanzien en vermogen. Komt een vreemdeling by hun, dan laaten zy hem zo wel Tarwe- als May-Brood voorzetten, en kiezen wat hem best behaagt. Men doet doorgaans wat Rogge- of Tarwe-Meel onder dat der Mays; dus is dat Brood zeer gezond en smaakelyk, houdende het Lighaam open. Geen ongemakken had de heer kalm, noch in zig zelf noch in anderen, die het gedurig aten, vernomen. Dikwils mengen zy 'er, voor het bakken, Pompoenen of andere vrugten, en de Wilden Blaauwbessen, wilde Druiven of Aardbezien onder; dat dan het Brood zeer lekker maakt, inzonderheid, wanneer het versch en warm gegeten wordt. | |
[pagina 399]
| |
Maar alles overtrof, volgens zyn oordeel, de Bry van Mays, die zo wit ziet als Melk. “Toen ik my eenigen tyd by de Hollanders ophield, (zegt hy,) die Noordwaarts van Albanie woonden, had ik alle avonden niets te eeten dan Maysbry, of Melk, en byna geen ander ontbyt, dan die zelfde Maysbry, of in Boter gebraden, of met zoete Melk opgewarmd; dewyl die Hollanders den geheelen tyd niets anders eeten. In den zomer, byzonderlyk toen ik by hun was, kookten zy ten deele Bry, ten deele Prut, van Maysmeel en Room, die een hongerige maag taamelyk smaakte. Men maakt ook van de Grutte van Mays een Bry of Pap, met water, Wey of ook met zoete Melk gekookt, zeer veel gelykende naar Rystenbry, en niet alleen met Suiker of Syroop zeer lekker, maar ook zeer voedzaam”. De Europeaanen hebben van de Amerikaanen, in dat Waereldsdeel geleerd, zekere Vleeschsoepen van Mays te maaken, welken de Franschen Sagamité, de Engelschen Hommong en de Zweeden Sapaan noemen. Ten dien einde kneust men de Spaansche Tarwkorrels, geweekt zynde in een houte blok, dat uitgehold is, tot een soort van Grutte, die dan eerst wat gekookt, en vervolgens het Vleesch daarin gedaan wordt. De Mays, naamelyk, moet tot het gebruik gepeld worden, dat aldus geschiedt. Maar men weekt ze ook wel in een soort van loog van Assche, waardoor de Bast 'er af gaat, terwyl de Korrels heel blyven; en hierdoor werd Doctor colden bedroogen, de zodanig gepelde aanziende en beschryvende als naakte Mays. Daar wordt ook Mout van gemaakt tot het brouwen van Bier, 't welk inzonderheid geschiedt met blauwe, Mays, en sommigen hebben 'er Moutwyn van gestookt. De natuurlyke Ingezetenen van Kanada, en andere Wilden, die, zo tot hunne Reistogten met Pelteryen, als tot de Jagt en tot den Oorlog, dikwils een voorraad van voedzel behoeven, van weinig omslag of zwaarte, hebben daartoe dit Koorn zeer behendig weeten te gebruiken. Gebraden, stampen zy het zelve tot Grutten, onder welke, na dat het Kaf uitgewannen is, zy wat Suiker mengen, en stoppen het dus in een zakje of ander tuig dat zy gemaklyk op den rug kunnen draagen. In de wildernissen honger krygende neemen zy een handvol daarvan, en mengen die onder water, dat zy vinden; 't welk hun dan tot Drank en Spyze strekt. De Iroquoisen noemen deezen voorraadskost Quitzera. Het is een Kragtmeel, misschien | |
[pagina 400]
| |
zo nuttig, als men ooit heeft uitgedagt. - Ook is 't niet onwaarschynlyk, dat het Meel deezer Tarwe, met Melk en Boter of Vet tot een Pap gekookt, zeer dienstig zy tot verzagting van pyn, en het doen verslaan of aanrypen van Gezwellen, gelyk ook de Heer kalm verhaalt.Ga naar voetnoot(*) Niet, zonder reden, hebben dan de gezegde kundige Natuur-onderzoekers de voortteeling van dit Koorn in onze Provincien aangepreezen. Wy zouden dus de onvrugtbaarste Gronden, met gemak, ten nutte kunnen maaken, en eenen onuitputbaaren voorraad van Graanen aan ons land bezorgen, ja uit hetzelve veele andere volken kunnen spyzigen, even als de Noord-Amerikaanen doen; hebbende daartoe geen hulp van buitenslandsch volk noodig: terwyl ook dit Gewas tot beschutting dienen kon van andere Plantagien, inzonderheid van die van Tabak.’ Eindelyk doet ons de Heer Houttuyn, gemeld hebbende, hoe dit Gewas de Mannelyke en Vrouwelyke Bloemen in verschillende Airen, boven elkander, de eerstgemelden hoogst, heeft, nog opmerken, dat hetzelve hierdoor strekt ter bevestiginge van de bevrugting der Planten. ‘Veelen naamlyk hebben bevonden, dat, zo de Bloem-Airen vroeg afgesneeden worden aan een Plant, die op zig zelve staat, de vrugtairen volstrekt misdraagen en geen Graankorrels uitleveren. Aan den anderen kant wederom, heeft men opgemerkt, dat zo blaauwe of roode Mays gezaaid wordt op een Akker, onder de | |
[pagina 401]
| |
witte of geele, als dan eene menigte bonte Airen voortkomen, met Korrels van verschillende kleur. Bovendien is zy somtyds onderhevig, een enkele Air voort te brengen, half Mannelyk, half Vrouwelyk’. |
|