laatste weinig overeenkomst hebbende met de voorgestelde vraag, word ook maar in 't voorby gaan aangestipt: terwyl de Schryver zig meerder moeite heeft gegeeven, om de gevallen naauwkeurig te bepaalen, waarin de praeparata antimonii boven de Ipecacuanna te verkiezen zyn.
Deeze gevallen zyn de volgende:
1. Wanneer de stoffe, welke ontlast moet worden, dik, taai, lymig, en aan de wanden der maag als vastgehegt is.
2. Wanneer het te gelyk nodig is, en Braaking en Stoelgang te verwekken. - Wy kunnen niet voorby, hier aan te merken, dat, wanneer men den Tartarus Emeticus, zonder bygevoegde Laxeermiddelen, toedient, men niet zeker zyn kan, dat daar op ontlastingen zullen volgen; terwyl zulks door de Ipecacuanna, vooral in kleine giften, niet zelden gebeurd; dus wy in dit geval gaarne meerder overtuiging gewenscht hadden.
3. Wanneer in eenig geval, daar Braakinge vereischt wordt, ook de uitwaasseming moet bevorderd worden.
4. Indien 'er eenige sterkere beweeging, schudding of prikkeling nodig zy.
5. In die gevallen, waarin teffens een of ander zieke stof, van elders derwaards gevoerd, in de longen opgehoopt, en te rug gehouden worden. - Wy stemmen uit eigen ondervinding volkomen toe, dat, in alle deeze gevallen, de Braakingen de heilzaamste uitwerkingen hebben; dog dat schielyk Braaking verwekkende middelen, als de bereidinge uit het Antimonium, hier nog boven dien eene verdunnende, en zweetdryvende, kragt zouden oefenen, kan men zo gemakkelyk niet begrypen, ten zy men dit middel, by kleine giften, per epicrasin, laat voortgebruiken. In dit geval ondertusschen, kan men ze niet meer als Braakmiddelen, in den eigentlyken zin, beschouwen.
6. Wanneer 'er een Braakmiddel vereischt word, dat zeker en spoedig werken moet.
7. Eindelyk komen Antimoniale Braakmiddelen, boven de Ipecacuanna, te pas, in Kinderen.
Het tweede Braakmiddel, 't welk, in zommige gevallen, boven de Ipecacuanna, de voorkeur verdiend, is, de Scilla. Dit middel heeft, buiten de oplossende, verdunnende, Buikopenende, Braakverwekkende kragt, nog dat byzondere, dat het de waterloozing sterk bevordert. Uit dien hoofde is het in alle Borstkwaalen; in eene schielyke opstopping der fluimen in een long-ontsteeking, en daaropvolgende moejelyke ademhaaling; in de aamborstigheid en stikzinking,