Nederlandsch Noodgebed, in deszelfs gevaarlyken toestand door den openbaaren Oorlog in 1782. Te Amsterdam, by I. de Jongh, 1782. Behalven het Voorbericht, 20 bladz. in gr. octavo.
Uit het Voorbericht, voor dit Stukje geplaetst, vernemen wy, dat deszelfs Opsteller bedoelt zynen Landsgenooten behulpzaem te wezen, om hun de onderwerpen des Gebeds in deze dagen te levendiger voor den geest te brengen; wel byzonder den zodanigen, dien de gelegenheid mogte ontbreken, om de openbare Bedestonden by te woonen; en om hun teffens aenleiding te geven tot de ware vernedering voor Nederlands God. Hier toe schikt hy een soort van Voorschrift van een Gebed of Aenspraek aen den Allerhoogsten, als den Bestierder van 't lot der Volkeren, ingerigt naer den toestand van ons Gemenebest. En 't oogmerk is, geduurende den tyd der Bedestonden, nu en dan een Stukje van die natuur af te geven. De uitvoering van het thans gemeen gemaekte is zo wel geschikt naer het bedoelde, en zo opwekkende in deze dagen, dat die Proeve ons vry gunstige gedachten van het verdere vervolg doe vormen.