Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederland aan deszelfs Zeehelden. Door den Schryver der Zedekundige Uitspanningen. Te Amsterdam, by F. de Kruiff, 1782. Behalven de voorafspraak 42 bladz. in gr. octavo.In deeze aanspraak van Nederland, aan deszelfs Zeehelden, schetst de Schryver, op eene welgetroffen wyze, het juiste character van een rechtschaapen Zeeheld; tot welks navolging onze Vlootelingen een ieder in zynen stand, alhier ten kragtigste genoopt worden; zo ter handhaavinge van hunne eigene eer, als ter behoudenisse van het Vaderland; dat zig op hun dapper | |
[pagina 370]
| |
en welbestierd beleid verlaatende, reikhalzend uitziet, na het vertrek van 's Lands Vloot, en de moedige bedryven onzer Zeehelden. De Schryver, dit in prosa, in een manlyken styl gepast aan het onderwerp, voorgedraagen hebbende, voegt daarnevens nog eene Aanspooring in Dichtmaat, die insgelyks, in beantwoording aan de tydsomstandigheden, en 't algemeen regtmaatig geroep van Nederland, zeer wel opgesteld is; waarvan de volgende trek tot een staal kan dienen. - Voorgesteld hebbende, welke laage denkbeelden de Britten van ons Waterheir vormen, als bestond het zelve uit bloodaarts die door ledigheid den klank der wapenen afgeleerd hebben,Ga naar voetnoot(*) vervolgt daarop aldus.
En dit, dit zullen ze ons, vry onbeschaamd verwyten,
Indien gy hun den trek tot lastren niet verleert.
Een volk, als Neêrlands volk, kon altyd veel verdraagen;
't Bezat een taai geduld, van de eerste herkomste af,
Maar schroomde nood noch dood, noch veld noch waterslagen,
Zo dra zyne eer hetsein ter onderneeming gaf.
Nu zyn we in dit geval... Gaat lasteraaren dwingen.
Nooit was de deugd of moed eens Bataviers verdacht;
Maar 't was een Britsch monarch, dien 't bliksemen der klingen
In een' verwyfden vlaag van zielsontroering bragt.
Schroomt geen baldaadig volk, in woede ons ver te boven,
Maar ver beneden ons in moed en krygsbeleid.
Wy vechten om den buit - zy vechten niet, maar rooven,
En geeven aan 't verraad den stoel der dapperheid.
Zo schonden zy het recht van volken en altaaren,
En zingen nu den toon der zelfmisleiden na;
Terwyl ze, t' einde magts, ontbloot van legerschaaren,
Ulissen broeien op hun bloedig Ithaka.
Nu zouden ze, verzwakt door ruwe krygsbedryven,
Van harte, en 't heeft wat schyns, ten vredehandel gaan, -
Door Cromwels geest bezield, stout weg, verbonden schryven,
En met de hand op 't hart, voor 't oorlogs outer staan! -
Hoe gaerne, op deze wyze, eenvouwig en beleezen! -
Snydt hen dien krygskans af, indien ge uw land bemint.
Laat geen Romeinsche voor Karthaagsche krygsmagt vrezen,
Nu men nog Bataviers in 't vrye Neêrland vindt.
| |
[pagina 371]
| |
In welk een donkre diepte en afgrond zoudt gy daalen,
In welk een laagte van verachting, schande en hoon,
Indien gy, die nu stout en groots kunt zegepraalen,
Den hoed ligte, of de vlag streekt voor de Britsche kroon!
Helden, heldenkroost, door te eedlen geest gedreeven,
Dan dat gy wenschen kunt, te nestlen op de rheê,
Wy vordren, dat gy ons bewys van moed zult geeven,
Niet op salette of bal, maar op de vloot in zee.
Gaat heen, en laat ons hier terwyl uw Scheepen dreunen,
Den weêrgalm hooren van het dondrend Krygsgeschut...
God zelf, God zal uw arm veel sterker ondersteunen,
Dan een beproefde zuil 't gewelf eens tempels stut.
Gaat voor uw Vaderland en onzen Godsdienst stryden.
Hier is uw hoefslag niet - thans is in zee uw post...
|
|