Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederduitsche Spraakkonst, ten dienste der Nederlandsche Taalbeminnaars. Uit de Werken der beste Schryveren en der beroemdste Dichteren saamengesteld, door Ernst Zeydelaar, Fransche Kostschoolhouder der Stad Thiel. Te Utrecht, by B. Wild, 1781. Behalven de Voorreden, enz. 392 bladz. in gr. octavo.Veelal ziet men, dat tegenspraak eer verbittert dan verbetert; doch zomtyds heeft ze echter een heilzaame uitwerking: een nieuwe proeve hiervan verleent ons de Heer Zeydelaar, met de afgifte zyner Nederduitsche Spraakkonste. Toen hy in den jaare 1769 zyne Regelmaatige Nederduitsche Spelkonst door den druk gemeen gemaakt had, liet zig een onbekende Schryver over dien arbeid uit, op eene wyze, welke den Autheur zeker niet aangenaam kon zyn.Ga naar voetnoot(*). ‘Intusschen ben ik,’ betuigt hy nu edelmoedig in zyne Voorreden, ‘naderhand dikwils verpligt geweest, om den ongenoemden Schrijver in gemoede dank te zeggen, dat hij mij, (schoon wat onbeleefd,) gelegenheid had gegeeven, om mijne gedagten hier en daar te verbeteren’ Deeze trek van edelmoedigheid strekt den Heere Zeydelaar tot lof; en zyne thans afgegeeven Spraakkonst toont, door de regelmaatigheid en naauwkeurigheid der uitvoeringe, dat hy zyne kundigheden wegens de Nederduitsche Taal, zedert dien tyd merkelyk beschaafd heeft. Men vindt hier eene geregelde ontvouwing van alle de deelen der Spraakkunste, met leerzaame aanmerkingen over 't geen onze voornaamste Taalkundigen deswegens bygebragt hebben. De Heer Zeydelaar heldert gemeenlyk zyne voorstellingen, met een aantal van geschikte voorbeelden op, die den min ervaren te stade kunnen komen; en zyne nevensgaande ontvouwing van deeze en geene byzonderheden, die tot ons Taaleigen behooren, kunnen voor de zodanigen haare nuttigheid hebben. - De Liefhebbers onzer Nederduitsche Taalkunde, schoon niet in alles eenstemmig met den Autheur, dat nopens dit onderwerp nimmer te wagten is, zullen des deezen arbeid van den Heer Zeydelaar ligtlyk met een gunstig oog aanzien, en 't gebruik zyner Spraakkonste, even als dat van verscheiden anderen, nuttig oordeelen. |
|