steld, zig uitstrekken, tot het jaar 1702, en waarop eerlang het derde Deel, gaande tot het einde van het jaar 1781 staat te volgen, bedoelt de Schryver in een beknopt bestek by een te verzamelen, de merkwaardigste geschiedenissen; welken, zo binnen de Stad, als daaromtrent, zyn voorgevallen, zedert haare eerste beginzelen, tot op den tegenwoordigen tyd. Zulks verrigt hy in den vorm van Jaarboeken, tekenende jaarlyks met korte woorden het voorgevallene, dat eenige opmerking verdient, naauwkeurig aan. Langs dien weg verleent hy den Leezer een beknopt aaneengeschakeld berigt van het weetenswaardige dat Amsteldam betreft; en om denzelven nog meer te gemoet te komen, is 'er, by manier van een Bladwyzer, nog agter ieder Deel gevoegd, een Jaarregister der voornaamste gebeurtenissen, met aanwyzinge der Bladzyden, op welken dezelven ontvouwd worden: waarin men met een opslag het geheele beloop der zaaken gereedlyk kan nagaan, en tevens zien waar ter plaatze men verdere onderrigting kan ontvangen. Hy doet dus, niet tegenstaande 'er reeds verscheiden Beschryvingen van deze Stad in handen zyn, zynen Stad- en Landgenooten een weezenlyken dienst, daar hy zig geen moeite ontzien heeft, om alles op nieuw met naauwkeurigheid na te gaan, en, terwyl hy de kortheid bevlytigde, alles ten volledigste te ontvouwen; met oogmerk om hun, voor een gemaatigden prys, een voldoenend Handboek ten deezen opzigte aan te bieden. Men heeft des alleszins rede om 's Mans aangewenden arbeid met een goedkeurend oog te erkennen, en na deszelfs voltrekking, met de afgifte van het derde Deel, te verlangen; wanneer ons de laatere geschiedenissen wel gelegenheid zullen geeven, om een staal van 's Mans wyze van uitvoering te berde te brengen.