maer alleen tot de Echtscheiding, die de Jooden veel wyder uitbreidden, dan Mozes hun dezelve toegelaten had. - De Eerwaerde Madan op dezen grond bewerende, dat het Euangelie de Veelwyvery niet verbiedt, dringt 'er op aen, dat de voorheen gegeven Godlyke Wet, zo als hy dezelve verklaert, door alle tyden behoort stand te houden. Volgens hem zyn de thans onder de Christenen in gebruik zynde Huwelyks-Wetten, waerdoor de wettigheid van 't Huwelyk, met de daeraen verknochte gevolgen, afhangt van zekere plechtige verbindtenissen, afwykingen van de Godlyke Wet, die de wettigheid van 't Huwelyk doet afhangen, van de enkele vereniging der twee Sexen; waer door de Man zich aen éne of meer Vrouwen verbindt, om haer ter Vrouwe te nemen, zonder haer te mogen verlaten. En deze afwykingen ziet hy aen als de oorzaeken van 't Verderf veler Vrouwen; daer wellustige Mans- en Vrouwspersoonen zich nu aen velerleie ongebondenheden kunnen overgeven, zonder zich schuldig te maken aen de verbreking van een wettig Huwelyk: 't welk, zyns oordeels, krachtig tegengegaen zou worden, als de Godlyke Wet, zo als hy dezelve verklaert, hersteld wierd; ingevolge van welke de Veelwyvery geoorlofd zou zyn; maer het plegen van Hoerery, benevens het houden van Maitressen, zo wel als het bedryven van Echtbreuk, wezenlyk Lyfstraflyke Misdaden zouden worden.
In het nabuurig Engeland heeft dit Werk van den Eerwaerden Madan veel ophefs gehad; 't welk een aental van Tegenschriften veroorzaekt heeft, die duidelyk getoond hebben, dat 's Mans gronden gansch bouwvallig zyn, en dat hy, ter versterkinge van dezelven, niets bygebragt heeft, dan drogredenen, welker onbestaenbaerheid wel dra te bemerken is. Oplettende Lezers, die dit Geschrift met een gezet oordeel nagaen, zullen dit ook, by het doorbladeren van 't zelve, gereedlyk kunnen ontdekken; des wy 't niet noodig oordeelen 'er verder op staen te blyven. Men leze slechts onbevooroordeeld Gen. I.24, om te zien, dat de Huwelyksbetrekking, in de eerste instelling, wederzydsch is, zo dat de Man niet minder met de Vrouw, dan de Vrouw met den Man, één vleesch zy; en dat dus onze Zaligmaaker Matth XIX.3-9, geen nieuwe Wet voorschryft; maer de Jooden, by gelegenheid van hun voorstel, nopens de Echtscheiding, tot de oorspronglyke instelling van 't Huwelyk te rug roept.