| |
Handwoordenboek van het Nieuwe Testament voor ongeleerden. Door Ch.Ch. sturm, Predikant by de St. Pieters Kerk, en Opziener der Schoolen te Hamburg. Uit het Hoogduitsch vertaald, met eenige byvoegselen door A. Sterk, Leeraar in de Gemeente, toegedaan de onveranderde Augsburgsche Geloofsbelydenis in 's Hage. Eerste Deel. Te Haarlem by J.v. Walré jun. 1782. Behalven het Voorwerk 399 bladz. in gr. octavo.
Ongeleerden de behulpzame hand te bieden, tot het recht verstaen der Heilige Schriften, is het hoofdbedoelde van den Eerwaerden Sturm in dit Geschrift. Ten dien einde heeft hy, schryvende vooral ten nutte van zyne Luthersche Geloofsgenooten, alle de benamingen en spreekwyzen, die in de gebruikelyke Hoogduitsche overzetting van het Nieuwe Testament voorkomen, byeenverzameld, en in ene Alphabetische orde gebragt. Hierop geeft hy van ieder dezer benamingen en spreekwyzen ene beknopte verklaring, met ene korte opheldering van zodanige voor- | |
| |
stellingen, waer in het gebruik van zommige woorden den ongeleerden enigzins duister mogte voorkomen. Zyn Eerwaerde, dit op ene oordeelkundige wyze uitgevoerd hebbende, heeft daerdoor den ongeoefenden Bybellezer een wezenlyken dienst gedaen, gemerkt zy van dit Handwoordenboek, by het lezen der Schriften des Nieuwen Testaments, inderdaed een nuttig gebruik kunnen maken. Het geeft hun naemlyk, wanneer hun ene benaming van plaetzen, persoonen of zaken, als hun de betekenis van een woord, of de zin ener spreekwyze, onbekend is, of min of meer onverstaenbaer of duister voorkomt, een by uitstek gereed middel aen de hand, om de noodige opheldering te verkrygen: welks gebruik dan tevens, by aenhoudende oefening, kan dienen, om hunne kundigheden in het lezen te vermeerderen, en hen gemeenzamer te maken met den styl der Heilige Schryveren; waer door ze gestadig opgeleid moeten worden, tot een gereeder verstaen, en een meerder vrucht trekken, van 't geen ze lezen. In de Nederduitsche overzetting van dit Handboek kon de Eerwaerde Sterk dezelfde orde niet houden, naer welke het in 't Hoogduitsch opgesteld is, als zynde geschikt, naer de Hoogduitsche vertaling des Nieuwen Testamentes. Dit heeft hem genoodzaekt alles vooraf na te gaen, en verder te schikken, volgens de Nederduitsche overzetting, die naer de Hoogduitsche vertaling van Lutherus gemaekt is: langs welken weg hy
zynen Nederlandschen Geloofsgenooten den meesten dienst kon doen. Verder heeft hy 'er nog enige overgeslagen. Schriftuurplaetzen ingevoegd; en te gelyk de vryheid gebruikt van nu en dan zyne bedenkingen over den zin van die of deze spreekwyzen, nevens de gedachten van den Autheur te plaetzen; doch met dezelven, door tusschenhaekjes [ ], te onderscheiden; welke byvoegzelen dien geachten Leeraer tot eer strekken. - Om een voorbeeld van de wyze der uitvoeringe aen te bieden, zullen wy het Artykel Geweeten overnemen; waer omtrent we het volgende aengetekend vinden.
| |
Geweeten. Gewissen.
‘In de meeste plaatzen van het N.T. wordt dit woord in zyne gewoone betekenisse gebruikt, geevende het oordeel van ons verstand te kennen, over de rechtmaatigheid of onrechtmaatigheid van onze neigingen en handelingen, wanneer zy met de Godlyke wetten vergeleeken worden. Tot gemak van onze leezeren, die misschien gaarne de be- | |
| |
paalde betekenis van dit woord in deeze of geene plaatze zouden willen weeten, zullen wy alle de plaatzen van het N.T. in welke het zelve voorkomt, by één zamelen, en met een enkel woord verklaaren.
Joh. VIII, 9. Van hun geweeten overtuigd, dat is, zich hunner misdaaden bewust, gingen zy uit. [NB. In onze overzettinge zyn deeze woorden, die in sommige handschriften niet gevonden worden, uitgelaaten. Vert.] |
Hand. XXIII, 1. Ik heb met alle goed geweeten gewandeld voor God, dat is, God naar myne beste overtuiging gediend. |
Hand XXIV, 16. Ik oefene my, om altyd te hebben een onaanstootlyk geweeten, dat is, om in alle opzichten myne plichten waar te neemen. |
Rom. II, 15. Hun geweeten (hun eige bewustzyn) betuigt (wat recht of onrecht zy.) |
Rom. IX, 1. Myn geweeten geeft my daar van getuigenis, in den H. Geest, dat is, door den H. Geest ben ik overtuigd, dat ik de waarheid spreeke. |
Rom. XIII, 5. Zyt onderdaanig, om het geweeten, dat is, uit overtuiginge, dat God het bevolen heeft. |
Rom. XIV, 1. Verwert de geweetens niet, dat is, strydt niet met zwakke Christenen over hunne gevoelens. |
Rom. XIV, 20. Iets met aanstoot van zyn geweeten doen, dat is, iets doen, waar door men anderen ergernis geeft [liever - iets tegen zyne eige overtuiging doen. Vert.] |
Rom. XIV, 22. Zalig is de geen, die zich zelven geen geweeten maakt, in 't geen dat hy aanneemt, dat is, gelukkig is hy, die, over het geen hy als veroorloofd aanmerkt, geene zwaarigheden in zyn geweeten behoeft te maaken. - In dit en de twee onmiddelyk voorgaande plaatzen vinden wy in den grondtext dat woord niet, waar van de Grieken zich anders bedienen, om, het geen wy het geweeten noemen, uittedrukken. |
1 Cor. VIII, 7. Sommigen maaken zich noch een geweeten over den Afgod, (dat is, sommigen merken den Afgod noch als iets wezenlyks aan) en eeten het voor Afgoden offer [en eeten van dit vleesch, hoe zeer zy het ook als aan eenen wezenlyken Afgod geofferd, aanzien. Vert.] Daar mede wordt hun geweeten, wyl het zoo zwak is, bevlekt, dat is, daar door worden anderen, die noch zwakke begrippen hebben, bewoogen,
|
| |
| |
om tegen hunne overtuiging te handelen: [liever zoude ik het dus verklaaren: daar door zondigen zy, dewyl zy tegen hun geweeten handelen, hoe zeer zy ook, uit bekrompenheid van hunne begrippen, in deeze hunne overtuiging zelve dwaalen. Vert.] |
1 Cor. VIII, 12. Gy slaat hun zwak geweeten, dat is, gy geeft hun gelegenheid, om in hunne overtuiginge verbysterd te worden. |
1 Petr. II, 19. Om het geweeten tot God het kwaade verdraagen, dat is, uit vaste overtuiging, dat men volgens Gods wil handelt, zeker lyden verdraagen. |
1 Petr. III, 21. De Doop is het verbond van een goed geweeten met God, dat is, de Doop is eene plechtige [verbindtenis en] belofte aan God, om vroom te leeven. |
Hebr. IX, 9. De offeranden konden niet naar het geweeten volkomen maaken dien, die daar Godsdienst doet, dat is, zy konden hem, die dezelve bracht, geene volkome overtuiging van zyne verzoeninge met God geeven. |
Hebr. X, 2. Het offeren hadt opgehouden, ware het, dat de geenen, die in den Godsdienst zyn, geen geweeten meer hadden wegens de zonde, dat is, indien zy zich hunner zonden niet noch bewust waren. |
Hebr. X, 22. Vry van het kwaade geweeten, dat is, van de gevolgen, die het bewust zyn van onze zonden veroorzaakt. |
Hebr. XIII, 18. Onze troost is dit, dat wy een goed geweeten hebben, dat is, dat ik my niets te verwyten hebbe.’ |
Onze gebruikelyke zogenaemde Staten-Vertaaling heeft in deze en andere plaetzen het woord conscientie. Dit verschil, dat hier en elders plaets heeft, doet ons denken, dat het, om dit Werk van ene uitgebreider nuttigheid te maken, raedzaem zou zyn, aen 't einde van 't Werk, dat in een volgend deel beslooten zal worden, een Register van deze verscheidenheid te voegen, by voorbeeld conscientie zie geweeten: kracht, macht, overlast, overweldigen zie geweld. In de Voorrede geeft de Eerwaerde Sterk te kennen, dat hy zodanig een soort van Register van de woorden der Hoogduitsche Overzettinge zal mededeelen; en daerby zou een dergelyk Register van onze Staten-Vertaling niet kwalyk voegen; waerdoor dit Hand-Woordenboek nog beter ten gebruike van onze Landsgenooten in 't algemeen zoude worden.
|
|