Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Oordeelkundige Bybelverklaaring door Th.Ch. Lilienthal, Dr. Th. en Hoogl. op de Academie te Koningsbergen. Met eenige Aanmerkingen vermeerderd. XVIde Deel. Te Amst. by J. Allart, 1781. Behalven het Voorwerk, 734 bl. in gr. 8vo.Van het wyduitgestrekt Werk des Hoogeerw. lilienthal volgt thans op het Deel, in 't Jaar 1777 uitgegeevenGa naar voetnoot(*), het XVIde, 't welk met het voorgaande eene zeer nauwe gemeenschap heeft, als behelzende, in de eerste plaats, het XXVIIde Hoofdstuk, de Tweede Afdeeling. Over de Geloofwaardigheid der Geschiedenissen des Nieuwen Testaments in 't algemeen. Waar in hy zich bevlytigt om de Tegenwerpingen op de Geloofwaardigheid der Euangelieschryveren van kragt te ontblooten. Voor I. beantwoordt hy de tegenwerping afgeleid uit de tegenstrydigheden, waar mede men die Schryvers beschuldigt. - Ten II. dat zy de verhaalde gebeurtenissen met geene genoegzaame zekerheid hebben kunnen verneemen. - Ten III. dat hunne opregtheid te verdenken zy. - Ten IV. dat de Geschiedverhaalen des Nieuwen Testaments wel door andere berigten zouden kunnen wederlegd zyn: ten minsten niet door buitenlandsche Schryvers bevestigd worden. In het breedvoerig antwoord hier op, neemt hy de Getuigenissen van der Jooden Talmud, en van josephus, in overweeging, beweerende dat het getuigenis deezes Geschiedschryvers, ten opzigte van jesus christus, dat 't welk zo veel tegenspreekens ondergaan heeft, ter bevestiginge der Geschiedenisse van christus kan gebruikt worden: en voegt 'er de Getuigenissen der Heidensche Schryveren nevens, eene behoorelyke uitzondering gemaakt hebbende op die te verdenken zyn. De Hoogleeraar beklaagt zich het uitmuntend Werk van lardner, over dit onderwerp, niet te hebben kunnen krygen: zo dat zyne aan- | |
[pagina 186]
| |
merkingen met die deezes Engelschen Schryvers wel verdienen vergeleken te worden; verschillende Oordeelen schieten onderscheide straalen: kortlyk voegt onze Schryver hier nevens, 't geen in den Koran der Muhamedaanen van christus, en andere Gebeurtenissen, in de Boeken des Nieuwen Testaments vervat, als waarheid beweerd wordt. - In deezer voege de gronden, waarop de Geloofwaardigheid der Euangelieverhaalen rust, getoond, en tegen de gemelde tegenwerpingen verdeedigd hebbende, gaat hy voort, om, in eene zeer leezenswaardige Afdeeling, te toonen, hoe 'er geene zwaarigheid is, dat deeze gronden langs hoe meer zouden verzwakken, en met den tyd geheel geen steunzel meer hebben, gelyk tindal en bolingbroke, beweeren: en craig staande gehouden heeft, in een geschrift te Londen, in den Jaare 1699, uitgegeeven: een zonderling Werk, waar in hy als eene grondstelling aanneemt, dat de waarheid eener Gebeurtenisse allengskens zwakker wordt, hoe meerder tyds afloopt, sedert dezelve door overlevering is voortgeplant geworden: en vervolgens, in eene berekening door de Algebra zoekt vast te stellen, den tyd hoe lang de Geschiedenis van christus nog eenige waarschynlykheid behouden zal. Op deeze wyze meent hy beweezen te hebben, dat omtrent den Jaare 3150, na christus Geboorte, deeze, en de volgende gebeurtenissen, alle historische waarschynlykheid verliezen: en vermids als dan de Zoon des menschen geen geloof meer op aarde vinden zal, zo zou omtrent deezen tyd zyne laatste verschyning en het einde der waereld te wagten zyn. - Eindelyk beantwoordt onze Schryver eenige Bedenkelykheden, tegen het bruikbaare der Geschiedkundige berigten des Nieuwen Testaments. Deeze stelt hy dus voor. ‘De laatste tegenwerping der Vrygeesten, tegen de Geschiedenis in de Boeken des Nieuwen Testaments komt hier op neder, dat dezelve gezegd wordt niet zeer bruikbaar te weezen, naardien, zo als men zegt, de behoorelyke omstandigheden daaraan ontbreeken, en veele dingen uitgelaaten zyn, die men gaarne zou willen weeten. Inzonderheid is het te beklaagen, zegt men, dat men in de Euangelische-Geschiedenisse niet uitvoerig opgetekend vindt, van de 29 eerste leevensjaaren van christus, van zyne opvoeding, en in 't algemeen van al wat met hem voorgevallen is, sedert zyne Ouders met hem derzelver verblyf te Nazareth genomen hebben, tot aan het aanvaarden van | |
[pagina 187]
| |
zyn LeeraaramptGa naar voetnoot(*). Het is zo, de Geschiedenis van zyn Leeraarampt wordt wel vry uitvoerig opgegeeven: maar by dit alles zegt men al verder, ontbreekt het evenwel aan veele berigten, die, indien men dezelven had, tot eene juiste beoordeeling der waarheid van het verhaal en van derzelver recht verband, ongemeen dienstlyk zouden zyn; waar toe men onder andere brengt, dat de naamen der Kranken, door christus geneezen, en derzelver overige omstandigheden, met stilzwygen voorbygegaan zyn. - En wat aangaat de Handelingen der Apostelen, deeze zouden gantschlyk niet deezen naam verdienen: want, wanneer men uitzondert, 't geen van de gevallen van petrus en van paulus inzonderheid gemeld wordt, zo vindt men daar in weinig of niets van de daaden en lotgevallen der overige Apostelen. Ja zelfs de leevensgeschiedenis van paulus is niet eens in dat boek volkomen afgehandeld; naar dien dezelve alleenlyk gaat tot op zyne eerste gevangenis te Rome, waar mede lucas zyn Werk eindigt. Wie derhalven van den eersten grondslag der Christlyke Religie iets meerder begeert te weeten, die wordt in zyne verwagting bedroogen, terwyl hy zich behelpen moet met het geene de opstellers van het Nieuwe Testament goedgevonden hebben daar van te berigten; ofschoon zy daar van het zekerste berigt zouden hebben konnen geeven.’ Lilienthal's beantwoording luidt. ‘In het beoordeelen eener Geschiedenisse, of dezelve al of niet volstandig genoeg zy, moet deeze vraage eerst beslist worden uit het oogmerk, waarmede dezelve opgetekend is. Het oogmerk der Euangelisten was niet om op te geeven eene uitvoerige geschiedenisse van alle het gebeurde, ten tyde van christus onwandeling op aarde; neen! maar zy wilden karakterizeeren den Godlyken Persoon, die, tot wederherstelling van de zaligheid der Menschen, verscheenen was. Joannes betuigt het uitdruklyk, dat dit zyn oogmerk is by zyne berichten: Deeze, zegt hy, zyn geschreeven, op dat gy geloovet, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en op dat gy, geloovende, het leeven hebt in zynen naameGa naar voetnoot(†). De Euangelisten geeven dus met de daad op, al wat eenigzins dienen kan, om het groote, in de handelingen van christus, duidelyk te maaken: zy gaan mede met stilzwygen niet | |
[pagina 188]
| |
voorby, de geringste omstandigheid, die mede daar toe behoorde, om het geheele karakter van zyn Persoon uit te drukken, en in het rechte licht voor te stellen. Ook worden niet voorbygegaan de gebeurtenissen, die, tot de gevolgen, den grond gelegd hebben, en waar uit men zien kan, welke andere gebeurtenissen daar uit voortgekomen zyn. Met één woord, men vindt in de Euangelie-geschiedenis, alles wat slechts tot eene weezenlyke Geschiedenis vereischt wordt. De Euangelisten verhaalen alleenlyk het geen zy met de daad gezien en gehoord hebben; zonder, door het opgeeven hunner begrippen, desaangaande, den Leezer voor uit te loopen, aan wien zy het veel meer overlaaten, om over de Facta of zaaken, door hun getrouwlyk opgegeeven, een onzydig oordeel te vellen. Vermids de aankomst van christus, door eene menigte ongemeene omstandigheden, kennelyk werdt; zo vereischte het oogmerk der Euangelie-geschiedenisse daar van een breedvoerig berigt te geeven, om den Leezer in staat te stellen, daar uit den beloofden Messias, die evenwel een waar mensch geweest is, te kennen. En gelyk hy zynen eersten leeftyd als in 't duistere doorgebragt heeft, om hem voor geenen aardschen Koning te groeten, alzo zwygen ook de Euangelisten zeer wyslyk van dit tydperk zyns leevens; en gaan voorby zyne handelingen, geduurende deezen tyd, die anders zeer leerryk zouden geweest zyn, indien zy alleenlyk van zins waren geweest, hem als een patroon of modél eener volkomene deugd op te geeven. Doch dit was juist niet hun voornaam oogmerk; maar uit hunne beschryvingen zoude men den Heere jesus leeren kennen, als eene Godlyken Leeraar, en als zulk eenen Persoon, by wien men juist gevonden hadt al wat vereischt wierdt van Hem, die de eeuwige welvaard van het Menschdom weder herstellen zoude. Daarenboven zyn de gebeurtenissen zyner jeugd juist niet zeer merkwaardig geweest. Hy was, by het aanvaarden van zyn Leeraar-ampt, niet alleen aan het groote gros van het Volk zeer onbekendGa naar voetnoot(*); maar ook zyne Landsgenooten zullen aan hem, geduurende deezen geheelen tyd, niets buitengewoons gezien hebben: want anders zou hun oordeel omtrent hem, zelfs toen hy reeds verscheide wonderwerken verrigt hadt, niet zo veragtlyk uitgevallen zynGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 189]
| |
Waar toe zou het dan gediend hebben, dat gedeelte van zyne Leevensgeschiedenis te beschryven? Wonderwerken waren toenmaals door hem nog niet verricht. Deeze deed hy nooit om te voldoen aan de nieuwsgierigheid; maar om daar door te bevestigen zyne Godlyke zending; het geen niet eer geschieden kon, voor dat hy in zyn dertigste jaar, met alle waardigheid van een Godlyk Gezant, openlyk te voorschyn kwam. Hier maaken, derhalven, de Euangelisten een aanvang, van derzelver breedvoeriger verhaal; en wel van alle zyne handelingen en lotgevallen, die tot zyne Leer slegts eenige betrekking konden hebben; waar van zy teffens aan hunne Leezers een nauwkeurig en genoegzaam begrip zoeken by te brengen, en ook opgeeven, hoe wyslyk jesus zich, ten aanziene der beschuldigingen en vervolgingen van zyne vyanden, gedraagen heeft. En dit zo zynde, zo was het juist niet noodig, overal alle kleine omstandigheden mede op te geeven, en nog minder, dan wanneer zy spraken van de gezondmaaking van zoo veele kranken: want het voldoet eenige van dezelven op te noemen: terwyl een groote lyst der naamen van allen, die van hem hulpe verkreegen, niet alleen gesmaakt zou hebben na grootspreeken; maar ook overboodig zou zyn geweest: zo waren ook alle deeze dingen, ten tyde toen zy hunne Geschiedenis schreeven, behalven dat bekend genoeg, en in laatere tyden zoude zulk eene nadere aanwyzing der persoonen en der byzondere omstandigheden, tot het onderzoek der waarheid van de geschiedenisse, van geene nuttigheid meer geweest zyn. Van de aanleidinge, om by christus hulpe te verzoeken, behoefde mede niet breedvoeriger gesprooken te worden: 't is genoeg dat men uit derzelver verhaal zien kan, wat christus gedaan heeft, en wat het gevolg daar van geweest is. Daarentegen zyn hunne berichten uitvoeriger, wanneer zy spreeken van christus laatste lyden, terwyl zy de geheele reeks der voorafgegaane gebeurtenissen aanhaalen en opgeeven, dat de voorstanders der Jooden, hoe langs hoe meer tegen hem in 't harnas geraakten, hem zoeten te dooden; en hoe het toegegaan is, dat zy eindelyk hun oogmerk zo verre bereikt hebben, dat hy aan 't kruis heeft moeten sterven, schoon hy by 't volk in groote agtinge stondt. En vermids op de waarheid van zynen dood, en van de opvolgende verryzenis zo veel aankomt, zo zyn de Euangelisten hier zeer zorgvuldig, om, van alle daar toe behoorende omstandigheden, een zeer nauwkeurig bericht te geeven. Hier was het de rechte plaats, uitvoe- | |
[pagina 190]
| |
rig te zyn, om dat elk belang daar by had, om daarvan volkomen overtuigd te worden.’ Even zo ruimt onze Hoogleeraar de gemelde Bedenklykheid tegen de Handelingen der Apostelen uit den weg, dan wy kunnen, zonder te breedspraakig te worden, hem hier niet volgen. ‘Men moet by dit Boek ook het oogmerk, van den Geschiedschryver, in 't oog houden: naamlyk, om op te geeven de medewerking van den verhoogden Heilland, in het grondvesten van zyn geestlyk Koningryk, en dit is, door het geen daar in wordt opgegeeven, zo gelukkig bereikt, dat men geene reden heeft om over de onvolkomenheid der berigten te klaagen.’ Met het XXVIIIste Hoofdstuk, 't welk verre het grootste gedeelte van het tegenwoordige Deel uitmaakt, treedt de Hoogleeraar tot de Oplossing der zwaarigheden in de Euangelie-geschiedenisse. Dit oordeelde hy, kon niet gevoeglyker geschieden, dan door een aaneengeschakeld verhaal van alle gebeurtenissen, zo als die op elkander gevolgd zyn: en dus is hy hier denzelfden weg ingeslaagen, als hy gehouden heeft by de toelichting van de Geschiedenissen des Ouden Testaments: waar door dit gedeelte des Werks, in de uitvoeringe, eene gelykvormigheid bekomt met het voorgaande. ‘Deeze toelichting,’ verklaart onze Schryver, ‘der Geschiedenisse van 's Heillands leeven, was zo veel te noodiger, naardien daar in de voornaamste zwaarigheden daar uit ontstaan, wanneer de verhaalen der vier Geschiedschryveren strydig schynen, of ten minsten niet zodanig overeenstemmen, dat zy, zo als niet alleen de openbaare vyanden van het Christendom, maar ook zelfs anderen voorwenden, bezwaarlyk in eene nauwkeurige en bevattelyke overeenstemminge zouden kunnen gebragt worden: dergelyke ook nog door niemand geschied zy, op eene wyze, waar mede men volkomen zoude konnen genoegen neemen.’ - In zyne Overeenbrenging der Euangelisten, houdt hy den middelweg tusschen hun, die elk der Euangelisten eene vry stipte tydorde doen in agtneemen: en die willen, dat zy, meer op zaaken, dan den tyd, lettende, soortgelyke zaaken, op verschillende tyden voorgevallen, onder zekere hoofdstukken bragten. In zyne op nieuw toegestelde Harmonie, heeft hy de Gebeurtenissen, door de Euangelisten beschreeven, voorgedraagen in een verband, als hem toescheen het bevatlykste en met den Text meest gepast te weezen. Dezelve verdient eene gezette over- | |
[pagina 191]
| |
weeging, en is het daar in zyn oogmerk niet geweest op te geeven al wat het voorstel der Euangelisten in zich vervat, maar alleen, de Geschiedenissen in derzelver rechte licht te toonen, en te ontheffen van zwaarigheden, welke daar in mogten voorkomen. Even zo heeft hy gehandeld met de Gesprekken van jesus, die hier alleen, in zo verre ze gebeurtenissen zyn, toegelicht worden. - De waarheid van enkele gevallen, door de Euangelisten verhaald, door iemand in twyfel getrokken, of ze hebben kunnen geschieden, en in de daad zo geschied zyn, wordt beweezen. Ten aanziene van andere, beroept de Hoogleeraar zich op voorgaande Stukken zyns Werks: of 'er moeten zints nieuwe tegenwerpingen ontstaan zyn. - Voor 't overige heeft hy niet willen nalaaten te toetzen de gronden, die men, tegen de onvervalschte zuiverheid van zekere plaatzen in den Griekschen Text, gewoon is op te geeven. In dit Deel wordt de Euangelie-geschiedenis voortgezet, tot het uiteinde van het Openbaar Leeraarampt van christus. Blyvende de Geschiedenis van 's Heillands Lyden, Opstanding en Hemelvaard, als mede het geen in de Handelingen der Apostelen en derzelver Brieven in 't voorbygaan voorkomt van de Gebeurtenissen, in de eerste Christen Kerk voorgevallen, bewaard tot een volgend Deel. |
|