zondige neiging, waarmede het redelyk Schepzel, wyslyk, tot heilzaame uiteinden, door den Schepper bedeeld is, maar op die zelfsverheffende gemoedsgesteldheid, welke overeenkomstig met zyne hier gegeeven omschryving, ‘afkomstig is van eene geweldige, diepgewortelde begeerte, om ons zelven, boven alles wat buiten ons is, te begunstigen; en ondersteund wordt, door eene trotze en valsche verbeelding van onze ligchaamlyke of geestlyke hoedanigheden. Eene gesteldheid, die, naar maate wy ons in hooger waarde houden, haare geweldige krachten meerder oefent of kan oeffenen; en die, hoe dwaazer de verbeelding is, die wy van ons zelven voeden, des te onbezuisder en volstandiger gebruik weet te maaken van die naare beweegingen des harten, waardoor de reden verduisterd, en onze boezem met wantrouwen en woede vervuld wordt.’ Eene gemoedsgesteldheid, waar van de Schryver het haatlyke beknopt voordraagt, met aanduidinge, dat het Spel uit dit oogpunt beschouwd moet worden.
‘Het laatste dezer spelen,’ zegt hy wyders, ‘is, in zommige opzichten, meer op het geen myne oogen gezien hebben, dan wel het eerste of tweede, gegrond. Om characters, zo als zy in dit spel voorkomen, te vinden, behoefde ik my niet verder dan myn Vaderland te begeeven. Leg de hand op het geweeten, en gy zult my toestaan, dat men dikwyls een pogchend gebruik van eerbied en hoogachting voor onzen Godsdienst weet te maaken; wanneer die vertooning het tydelyk aanzien of ingebeelde voorrechten begunstigt; en dat men over geene zaaken schier gereeder heen ziet, dan over de huishoudelyke inrichtingen van den Kristen-Godsdienst, wanneer de stem der staatkunde of die van zogenaamde waereldsche grootheid dezelven afkeurt. Maar gy zult, zo ik hoope, ook zodanigen zyn, en zodanigen kennen, die, om niets ter waereld, in eene zaak van zo veel belang, als onze Godsdienst, tot in zyne uitwendige deelen toe, mag ondersteld worden te zyn, zouden willen huichelen. Geen onedeler zeker - geen gedrag, dat een redelyk schepzel, en vooral zulk een, die beleeden heeft, kristen te zyn, minder betaamt, dan een zodanig, waardoor hy zich alle gelegenheden, om zyn plicht te volbrengen, afsnydt; en dit doet hy, zo dra hy, met betrekking tot den Godsdienst, veinst.’ - Ieder deezer Spelen heeft dus eene zedelyke wangestalte tot een onderwerp; en derzelver haatlykheid wordt 'er op eene treffende wyze in ten toon gesteld.