| |
Beschouwing der Maatschappy en Zeden in Frankryk, Zwitzerland, Duitschland en Italie, doorvlogten met voorvallen, eenige uitsteekende Characters betreffende. Door John Moore. Naar den Derden Druk, uit het Engelsch vertaald. Vyfde Deel. Te Amsterdam, by Yntema en Tieboel, 1781. 181 bladz. In groot 8vo.
Meer verscheidenheids, en daar door meerder overeenkomsts met de voorgaande Deeltjes deezer verlustigende Reisverhaalende Brieven, heeft het tegenwoordige dan het laatst voorgaande, 't welk, schoon uitmuntend in zyne soort, door het Geschiedkundig Verslag van 't Venetiaansch Gemeenebest, zo algemeen niet zal behaagd hebben: hoewel zommigen, op staatkundige bespiegelingen gesteld, daar in ruime voldoening vinden.
Dr. Moore zet zyne Reis van Venetie voort na Padua, Ferrara, Bologna, en Ancona. En geeft van de opgemelde Steden en zyne veelal vermaakende of leerzaame, en zomtyds geleerde, waarneemingen verslag aan zynen Vriend. Voorts komt hy te Loretto. - Hier kunnen wy niet nalaaten met hem stil te houden, en berigt van deeze Stad, en het wereld beroemde Huisje van de H. Maagd, te geeven.
‘Loretto is eene kleine Stad, op eene hoogte drie mylen van Zee gelegen. Ik verwagtte dezelve heerlyker, of ten minsten met meer gemakken, ten dienste der Reizigeren,
| |
| |
voorzien, te zullen vinden. De Herbergiers stooren de Devotie der Bedevaartgangeren niet door zagte bedden en tafelweelde. Zints myne aankomst in Italie, ben ik niet slegter onthaald dan in de Herberg te Loretto. Dit is zeer te verwonderen, als men het getal der Vreemdelingen, 't welk deeze Stad bezoekt, in aanmerking neemt. Indien eenige Stad in Engeland zo veel bezoeks ontving, zou men 'er, om het derde of vierde huis, een welgeschikte Herberg vinden.
Het Heilig Huis van Loretto, weet al de wereld, dat oorspronglyk een klein Huisje te Nazareth was, bewoond, zo men wil, door de Maagd maria, waar zy de groetenis des Engels ontving, en onzen Zaligmaaker opvoedde. Naa beider dood werd het zeer hoog geagt door alle Geloovigen, en eindelyk, tot een Kapel gewyd, aan de Heilige Maagd toegeheiligd; te welker gelegenheid lukas dat Beeld maakte, 't welk hier nog bewaard wordt, onder den naam onzer Lieve Vrouwe van Loretto. Dit geheiligd Huis mogt in Galilea blyven zo lang de Christenen dit Landschap bewoonden; maar, toen de Ongeloovigen bezit van 't zelve namen, heeft een Engelenschaar, om het voor schennis te beveiligen, 't zelve op de armen genomen, en uit Nazareth na een Kasteel in Dalmatie gevoerd. Ongeloovige lieden mogten deeze gebeurtenis in twyfel trekken, was het alles op eene heimlyke wyze toegegaan; doch, ten einde het openbaar mogt weezen voor den kortzigtigsten aanschouwer, en allen die niet geheel blind of doof waren, omscheen een glans van Hemelsch Licht dit Gebouw geduurende de geheele reis, en men hoorde steeds een Hemelsch Muzyk; daarenboven, als de Engelen, om wat uit te rusten, het in een bosch, niet verre van den weg, nederzetten, boogen de Boomen zich met de kruinen tot den grond, en bleeven in die eerbiedige gestalte, zo lang de Heilige Kapel onder hun vertoefde. Maar, op het bovengemelde Kasteel, met geen genoegzaamen eerbied bejegend zynde, voerden dezelfde onvermoeide Engelen het over Zee, en plaatsten het in een veld, toebehoorende aan eene edele Dame, lauretta geheeten, van welke de Kapel den naam ontleent. Dan deeze streek werd, ten dien tyde, ongelukkig bezogt door Straatroovers en Moordenaars; eene ongelegenheid den Engelen, toen zy het Huis daar plaatsten, buiten twyfel onbekend. Vervolgens
werden zy beter onderrigt en voerden het op den top eens Bergs, twee Broederen toebehoorende; hier, dagten zy, zou het
| |
| |
geheel beveiligd weezen voor de gevaaren van diefstal en moord; doch de twee Broeders, de eigenaars van den grond, even zeer gesteld op dit Heiligdom, werden nydig op elkander, twistten, vogten, en sneuvelden aan de wonden, die de een den ander toebragt. Naa dit treurig voorval, bragten de waakende Engelen de Heilige Kapel op de hoogte, waar dezelve nu vier honderd jaaren gestaan heeft, en allen reislust schynt verlooren te hebben.
Om de vittende tegenwerpingen van knibbelaars te wederspreeken, en volkomene voldoening te schenken aan den opregten onderzoeker, werd 'er eene Bezending van agtenswaardige Mannen van Loretto na de Stad Nazareth afgevaardigd, die, eer zy heenen toogen, met de zorgvuldigste nauwkeurigheid, de maat namen van het Heilig Huis. By hunne aankomst te Nazareth vonden zy de Inwoonders nauwlyks bedaard van hunne verbaasdheid; want men mag vry denken, dat het schielyk vertrek van een Huis uit het midden eener Stad, natuurlyk, eene groote verslaagenheid moest verwekken, zelfs by den grootsten Philosooph. De Huisheeren stonden 'er inzonderheid over versteld, zy deeden naspeuringen, en beloofden belooningen door geheel Galilea, zonder dat zy eenig voldoenend berigt van het gevlugte Huis kreegen. Hun belang hadt 'er veel mede te stellen; want, daar men voorheen de Huizen nimmer onder de roerende goederen telde, daalde derzelver waarde terstond. Dit mag, in de daad, voor een gedeelte toegeschreeven worden aan zekere kwalykmeenende persoonen, die, hun voordeel zoekende door deeze algemeene ongerustheid, uit eigenbaat een gerugt deeden loopen, dat verscheide andere Huizen op den sprong stonden, en waarschynlyk, binnen weinige dagen, zouden vertrekken. Dit stuk, zo veel om- en opziens te Nazareth veroorzaakende, verklaarden de Timmerlieden te dier Stede, dat zy eer een Huis op dryfzand zouden zetten, dan 'er een bouwen ter plaatze door het vertrek der Kapelle ledig gelaaten; hier door vonden de Afgevaardigden van Loretto geene moeite altoos om de grondslagen van dat Gebouw te ontdekken, welke zy nauwkeurig vergeleeken met de afmeetingen van Loretto medegebragt, en vonden dat zy 'er juist aan beantwoordden. Dit bevestigden zy, by hunne wederkomst, met eede; en dus blyft 'er geen twyfel meer over, of dit het weezenlyk Huis is 't welk
maria bewoond heeft dan niet. Veele deezer byzonderheden, met meer andere omstandigheden vergezeld, worden verhaald in Boeken, wel- | |
| |
ke men hier verkoopt; maar ik ben onderrigt van ééne omstandigheid, tot nog toe in geen boek vermeld, en die ik durf verklaaren dat gy gewigtig genoeg zult rekenen om bekend gemaakt te worden, ten dienste van Reizigers, die in 't vervolg deeze plaats bezoeken. - Deezen morgen, zo als wy uit de Herberg zouden gaan om de Heilige Kapel te bezoeken, riep een Italiaansch Knegt, door den Hertog van H - te Venetie gehuurd, my ter zyde, en verhaalde my, op een zeer ernstigen toon, dat Vreemdelingen wel eens genegen waren om stilletjes kleine brokjes Steen van de Santa Casa ('t Heilig Huis) af te breeken, in hoope dat zulke dierbaare overblyfzels hun goed geluk zouden aanbrengen; doch hy badt my zulks niet te bestaan; want hy kende een Man te Venetie, die een klein brokje steen van een hoek afgebrooken, en heimlyk in zyn broekzak gestooken hadt. Maar, wel verre van hem geluk aan te brengen, was het gloeiende uit zyn broekzak gekomen eer hy uit de Kapel ging, en hadt zyn dyen dermaate geschroeid, dat hy in geen maand te paard kon zitten. Ik bedankte giovanni voor zyne verpligtende waarschuwing, en verzekerde hem dat ik geen diefstal van dergelyk een aart zou bestaan.’
In den volgenden Brieve geeft Dr. moore een omstandig verslag van dit Heilig Huis: de zeldzaam- en kostbaarheden in 't zelve. Wy kunnen dien niet geheel plaatzen, eenige brokken 'er uit over te schryven zal ons niet verveelen, en onze Leezers behaagen. ‘De wanden van de Santa Casa bestaan uit roodagtige langwerpige stukken, op elkander gelegd, gelyk gebakken steen. Op het eerste gezigt, en by eene oppervlakkige beschouwing, schynen deeze roodkleurige langwerpige stukken niets anders te weezen, dan gemeene Italiaansche Baksteenen, en, 't geen nog zeldzaamer is, zy blyven, op eene tweede en derde beschouwing, schoon men alle mogelyke aandagt toebrengt, 't zelfde vertoonen. Nogthans is 'er, naar dat men ons verzekerde, geen enkel brokje Baksteen aan 't geheele werk; geheel vervaardigd zynde van een steen, die, schoon dezelve nu in Palestina niet gevonden wordt, eertyds zeer gemeen was in 't Heilige Land, en bovenal in de nabuurschap van Nazareth.
Tusschen de wanden van de Santa Casa, en het Marmeren Overgebouw, is eene kleine tusschenruimte. De Werklieden dagten, in 't eerst, ze met elkander te vereenigen of tegen een te metzelen; denkende, uit groote onkunde of verregaand ongeloof, dat het oude Gebouw de
| |
| |
ondersteuning van het nieuwe noodig hadt; maar het Marmer zelve schroomde voor zulk eene godlooze gemeenzaamheid, bewust van zyne eigene onwaarde; of het werd te rug gestooten door de Santa Casa; wat hier van zy is niet uitgemaakt: maar dit staat vast, dat het altoos, zints dien tyd, op een behoorlyken afstand gebleeven is.
'Er zyn de sterkste verklaaringen tegen een ieder, die het minste brokje Steen of Kalk, tot deeze Heilige Kapel behoorende, wegneemt. Behalven het ongeval van den doorgebranden Broek, en andere van eene dergelyke natuur, die men met voordagt vertelt, hebben, zo veel als eenige verklaaring, toegebragt, om zulk een stout bestaan te voorkomen. Maakten zy zulk een sterken indruk niet, de groote yver der menigte, om een stukje van dit Gebouw te bezitten, zou het gevaar doen loopen om weggevoerd te worden, niet door Engelen, maar, by kleine stukjes, in de zakken der Bedevaartgangeren’.
De veelvuldige kostbaarheden opgehaald hebbende, vervolgt hy: ‘Het Beeld der Maagd maria zelve beantwoordt geenzins aan dit kostbaar Huisraad; het is een klein Vrouwtje, omtrent vier voeten hoog, met de weezenstrekken en de kleur van een Negerin. Van alle Beeldhouwers, die immer bestonden, is zeker de H. lukas, wien men voor Maaker van dit Beeld houdt, de minstvleiende geweest; en niets kan tot een sterker proef dienen van de versmaading der Heilige Maagd van lichaamsschoon, dan dat zy te vrede geweest is met deeze afbeelding; bovenal, indien zy, gelyk ik naast geloof, in gelaat en gestalte, geleek naar die heerlyke Idealen van haar gemaakt door de penceelen van raphael, corregio en guido. Het Beeld van het Kind jesus, door den H. lukas, is soortgelyk als dat van maria. Het houdt een Gouden Wereldkloot in de eene hand, en de andere in eene zegenende houding uitgestrekt. Beide de Beelden hebben Kroonen op 't hoofd, met Diamanten vercierd. De armen der Maagd zyn binnen haar mantel bedekt, en geen gedeelte van haar, behalven het aangezigt, is zigtbaar; zy is allerheerlykst gekleed, doch in een allerjammerhartigsten smaak; men bevreemde zich des niet; dewyl zy door geene Vrouwen wordt opgepast.
'Er is een klein vertrekje agter het Heilige; waar men ons inliet. Deeze gunst wordt zelden geweigerd aan Vreemdelingen, die een geschikt voorkomen hebben. Hier vertoonde men ons de Haardstede waar maria de pot
| |
| |
pleeg te kooken, en eenig Huisraad, 't welk men wilde dat de H. Maagd toebehoorde, wanneer zy te Nazareth huis hieldt; inzonderheid een kleinen aarden Schotel, uit welken het Kind gewoon was te eeten. De Bedevaartgangers brengen Roozenkranssen, kleine Crucifixen, en Agnus Deïs, welke de verpligtende Priester een half minuut in deezen Schotel wentelt; 't geen aan dezelve, zo men gelooft, de kragt byzet om verscheide Kwaalen te geneezen, en ze tot een heerlyk behoedmiddel te maaken tegen alle de verzoekingen van den Satan.
De Juweelen en Rykdommen, die, in de Santa Casa, teffens vertoond worden, zyn van geringe waardye, in vergelyking met die men in den Schatkamer aantreft.’ Dr. moore noemt de voornaamste op, en vermeldt, dat in den schatkamer geen plaats genoeg was, om alle de Zilveren Geschenkstukken, der Maagd geheiligd, te bergen: waar toe zy elders vertrekken hadden.
‘Men zegt, dus sluit hy deezen Brief, dat zyne Heiligheid, by gelegenheid, veele deezer Stukken laat smelten, om ze ten dienste van den Staat te gebruiken: dat ook de kostbaarste Juweelen uitgenomen, en tot het zelfde einde verkogt worden; wanneer men valsche Steenen in plaats zet. Dit is eene zaak geheel tusschen de Maagd en den Paus; klaagt zy 'er niet over, dan weet ik niemand, die regt heeft om des te klaagen.’
Met een anderen Brieve geeft hy een breed verslag van de Bedevaartgangeren en hun gedrag: wy zullen 'er alleen dit uit ontleenen. ‘De Bedevaartgangen na Loretto, zo van aanzienlyke Vreemdelingen als van ryke Italiaanen, zyn zo veelvuldig niet als in vroegeren tyde. Negentien van de twintig, die 'er thans komen, zyn arm, en leeven van de liefdegaven, welke zy onder den weg ontvangen. Voor de zodanigen, wier leevensstand hun belet gebruik te maaken van de liefderyke instellingen tot onderhoud der Bedevaartgangeren, komen zulke reizen op veel gelds te staan en ongeleegen. - Dit geeft, onzes bedunkens eene vry voldoende rede van 't gebrek aan welgeschikte Herbergen te Loretto, waar over wy Dr. moore hooren klaagen. - In de groote Kerk, die de Santa Casa bevat, zyn Biegtplaatzen, waar de Boetelingen uit alle Landen van Europa, in hunne eigene Landtaale, te recht kunnen; en 'er zitten altoos Priesters, gereed om de Biegt af te neemen. Elk deezer heeft een witte roede in de hand, waarmede hy het hoofd der zodanigen aanraakt, als hy goedvindt absolutie
| |
| |
te geeven. Zy plaatzen zich in groepen, op de kniën liggende, rondsom den Biegtstoel; en wanneer de Priester hunne hoofden met de ontzondigende roede getikt heeft, gaan zy heenen, ontheeven van den last hunner zonden, en gereed om een' nieuwen op zich te neemen.’.
Dan genoeg - in het Werk zelve boete de Leezer zynen lust verder omtrent dit stuk, en vergezelle onzen Reiziger na Rome, waar over de volgende Brieven, in dit Deeltje, loopen; Oud en Nieuw Rome, doormengd met aartige voorvallen en berigten.
|
|