Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeerredenen over de Bergpredikatie van Jesus Christus. Door J.S. Vernede, in leven bedienaar des Goddelyken Woords, in de Walsche Gemeente te Amsterdam. Uit het Fransch vertaald, door J.G. Thin van Keulen. Tweede Deel. Te Amsterdam by J. Allart, 1781. In groot octavo 410 bladz.Het voortreffelyke dezer Leerredenen, dat ons het eerste Deel met het uitterste genoegen heeft doen doorbladerenGa naar voetnoot(*), is niet minder sterk in dit tweede Deel, het welk de ontvouwing van 's Heillands Bergpredicatie, van Matth. V.17. tot Matth. VI.4. brengt. In een tiental van Leerredenen over dat gedeelte ontmoet men ene oordeelkundige opheldering van de daar in voorkomende uitdrukkingen, zo ver ze den Lezer enigermate duister mogten toeschynen; en verder ene verstandig ingerichte verklaring van den voorgestelden plicht; met een ernstigen aendrang van de beweegreden ter betrachtinge, en aenwyzing der middelen, welken daertoe met vrucht in 't werk gesteld kunnen worden. Men vind hier des ene geregelde naeuwkeurige voordragt van verscheiden plichten, op zodanig ene wyze uitgevoerd, dat alles ter opwekkelyke leeringe diene; te meer daer 's Mans zedekundige voorstellingen bestendig van dien aert zyn, dat ze te gelyk den eisch van den Godsdienst, en des menschen Natuur in 't oog houden. - Men oordeele hier van enigzins, uit des Leeraers volgende beschryving van een volmaekten Christen, by gelegenheid der lesse van onzen Hemelschen Leermeester, Matth. V.48: Weest dan gylieden volmaakt, gelyk uw Vader, die in de hemelen is, volmaakt is. - Zich beroepende op zyn voorheen gegeven verklaring van Gods zedelyke Volmaektheid, als hierin bestaende, ‘dat hy oneindig Heilig, Wys, Waar- | |
[pagina 99]
| |
achtig, Rechtvaardig en Goed is,’ laet hy zich over de geeischte volmaektheid van den Christen indezervoege hooren. ‘a Even zo heeft zich een volmaakt Christen, door moeijelyke en onafgebrokene poogingen met alle deeze Deugden versierd; dezelven maaken zyn bestendig karakter uit: zo dat 'er geen ondeugd meer is, welke in hem heerscht; geen gebrek van 't welk men zeggen kan; U ontbreekt nog één ding; Indien gy wilt volmaakt zyn, bedwingt dan deeze haatelyke neiging, welke u overheerscht, of voldoe aan deeze verbindtenis, welke gy tot hiertoe verwaarloosd hebt. b. Een volmaakt Christen bezit alle deeze deugden in eenen uitmuntenden trap. Heilig zynde heeft hy een afkeer van allerleie soort van allerleie schyn des kwaads; zo wel van de ongeregelde denkbeelden, als van de onbehoorlyke daaden. - Waarachtig zynde grondvest hy zynen goeden naam in dit opzicht zodanig, dat zyne enkele verzekeringen zo geloofwaardig gehouden worden, als eenen eed, en dat zyne beloften worden aangezien, als van gelyke waarde met de allerplegtigste schriftelyke bedingen. - Wys zynde, beraamt hy geene onderneemingen, die het groote oogmerk, waartoe hy leeft, kunnen overdwarssen, of hem dat slechts uit het oog kunnen doen verliezen; en hy verwerpt, zonder te aarzelen, alle slinksche, gevaarlyke, dubbelzinnige middelen, hoe voordeelig dezelven ook voor het tegenwoordige mogen zyn. - Rechtvaardig zynde, maakt hy, in zyne beslissingen, geenszins onderscheid tusschen den vriend, den vreemdeling, of den vyand; hy heeft slechts eene zelfde maate, naar welke hy zyne eige rechten en die van anderen afmeet, en nog veel liever zou hy van de eersten iets willen opofferen, dan zich de laatsten onrechtvaardiglyk aanmatigen. - Goed zynde, huisvesten nimmer nyd, toorn, haat, wreedheid, of zelfs hardigheid, koelheid en onverschilligheid in zyn binnenste; en hy zou wenschen, dat hy in staat mogt zyn, iets toe te brengen, om alle de weezens, die voor geluk vatbaar zyn, gelukkig te maaken. c Een volmaakt Christen heeft zelfs eene hebbelykheid tot alle deeze deugden verkregen; dezelven zyn in hem zulk een natuurlyk, zulk een sterk, en zulk een heerschend beginzel geworden, dat hy, om het zelve op te volgen, niet noodig heeft, zich daartoe aan te spooren, dat hy zelfs zomtyds zich niet eens behoeft te herinneren, daartoe verpligt te weezen. Het is gelyk een afloopende stroom, welke door | |
[pagina 100]
| |
zynen gestadigen arbeid, zulk eenen snellen vaart verkreegen heeft, dat die hem medevoert; het is eene overvloeijende bron, welke, haare wateren geduuriglyk voortstuwende, eene menigte beeken vormt, die allen even zuiver zyn. d. Daarenboven, een volmaakt Christen weet, hoedanig zyne pligten aan elkander ondergeschikt zyn. Hy weet onderscheid te maaken, tusschen het noodzaakelyke, het eerlyke en het welvoeglyke; tusschen het geen hy verschuldigd is aan God en aan den Keizer; aan de zynen en aan vreemden; aan godvruchtigen en aan godloozen; tusschen 't geen de rechtmaatigheid eischt, en 't geen de liefde vordert. Alle deeze deugden zyn, door herhaalde en grondige overweegingen, zoo hoog by hem gewaardeerd; en door eene dagelyksche beoefening zodanig in hem verenigd en saamengemengd, dat zy zich in haare uitwerkzelen niet anders vertoonen, dan de eenpaarige, hoewel onderscheidene, werking van één eenig vermogen. Dus bestiert eene enkele ziel, door verscheidene vermogens begaafd, alle de verschillende leden des ligchaams. Ziet daar eene beschryving, kort van woorden, maar zeer uitgestrekt in zaaken, van den staat van eenen volmaakten Christen. - Men zal mogelyk meenen dat de gemakkelykheid, en zelfs de mogelykheid om daartoe te geraaken, veel afhangt van zekere voordeelen, welken wy ons niet altoos kunnen verschaffen: van het gestel, 't welk wy ter waereld gebragt hebben; van dat gedeelte vernufts, 't welk ons is toegedeeld; van de opvoeding, welke wy genooten hebben; van het beroep, 't welk wy aangenomen hebben; van de plaatzen of van de eeuw, waarin wy leeven. - Geenszins, myne Vrienden! Ik heb vooraf vastgesteld, dat hier beneden voor den mensch geene andere Volmaaktheid plaats heeft, dan die betrekkelyk tot zynen tegenwoordigen staat is; zy word in hem slechts gevorderd, naar maate van 't geen hy bezit, en bygevolg kan zy even wezenlyk zyn, hoewel van een minderen aart, in den mensch, wiens verstand het allerbepaaldste is, en die, ten aanzien van het geestelyke, in de allerongunstigste omstandigheden geplaatst is, als in hem, wien de bekwaamheden en hulpmiddelen, met den ruimsten overvloed, geschonken zyn. 1. Hieruit volgt nog, dat de ligte misslagen van onweetendheid, verrassing en zwakheid, geenszins deeze volmaaktheid vernietigen; om dat de grootste heiligen, geduu- | |
[pagina 101]
| |
rende hun verblyf op deeze aarde, voor dergelyke misslagen onvermydelyk blootstaan. 2. Maar 'er volgt ook tevens uit, dat deeze Volmaaktheid volstrektelyk strydig is, met alle ongeregelde hebbelykheid; en dat alle vrywillige zonde ons daarvan verwydert, naar maate van haare grootheid, van haare eerloosheid, en van haare duuring’. |
|