tyds meermaals gebezigd werd, in de betekenis van Heir of Krygsleger.
Een volgend Artykel gaat over het oude woord eren, in de diestyds gebruikelyke betekenis van ploegen; en strekt ter nadere ophelderinge en bevestiginge van 't geen de Heer Huydecoper deswegens bygebragt heeft, ter overtuiginge van den Heer van Leeuwarden; die in de oude spreekwyze van het landt te eren een Latinismus meende te vinden, als ware het eene woordlyke vertaaling van het Latynsche colere agrum. Onze Schryver ontvouwt dit breeder, en doet het te gelyk dienen, om ons onder het oog te brengen, hoe hoognoodig het zy de taal der Ouden te kennen, om niet in soortgelyke misslagen te vervallen. By die gelegenheid leert hy ons ook, dat men wel schreef de Aarde te oefenen, en dat het woord oefenen even als het Latynsche colere, in de spreekwyze Deum colere of God dienen, oudtyds ook tot de Godsdienstoefening overgebragt werd, zo dat oefenen dan zo veel zegge, als eeren of verheerlyken en dienen. Hier by komt nog het gebruik van het woord oefenen in de betekenis van dikwils in iemands huis komen.
Verder komt in overweeging het verouderde woord wych als een stryd, een gevegt of den oorlog betekenende; en van daar het woord Wygant een Stryder. Ook heldert men ons hierop, de spreekwyze van werschap houden, te werscap gaen, en werscappen, als betrekkelyk, tot het houden en bywoonen van maaltyden, werschappen en ook wel weerdschappen geheeten. - Uit deeze betekenis, door den Autheur in 't breede aangeweezen, is ongetwyfeld voortgevloeid, en heeft nog heden plaats, het gebruik van 't woord warschippen in Noordholland. Een Warschip, is iemand, die zig, by manier van een Vriendenbezoek, voor eenigen tyd by een anderen onthoudt: zodanig een derwaards vertrekkende, wordt gezegd aldaar te warschip te gaan, en, geduurende dat verblyf, aldaar te warschippen; eene benaaming, waarschynlyk ontleend van de gewoonte, om derzulker verblyf te veraangenaamen, door 't aanleggen van Vrienden-bezoeken en maaltyden, of weerdschappen, en werschap te houden.
Betreffende het woord Minne, welks voornaame betekenis, volgens den Heer Huydecoper, zou zyn, ‘eene vriendelijke benaminge van vrouwen en jonkvrouwen;’ is de opsteller van dit Artykel van oordeel, dat men deszelfs betekenis wat ruimer hebbe uit te breiden. ‘Het is namelyk,’ zegt hy, ‘een woord dat de ouden gebruikten, om den Persoon, wien zy liefde en genegenheid toedroegen, mede aen te spreken.’ De voorbeelden, ten bewyze hier van bygebragt, en eenige nevensgaande aanmerkingen, daar toe betrekkelyk, komen voldoende voor. Niet alleen benoemt men dus Vrouwen, maar ook eene Vrouw heet haaren Man, en ouders noemen hun Kind, in eene lieftallige aanspraak, Minne. - Thans heeft dit