Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1782
(1782)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrieven van Ferdinand Cortes, aan Keizer Karel V, wegens de verovering van Mexico. Tweede Deel. Te Amsterdam, by Yntema en Tieboel, 1781. Behalven den korten Inhoud, enz. 298 bladz., in gr. octavo.Wy hebben de herkomst dezer Brieven, en derzelver verscheidene Uitgaven en Vertaalingen, in ons Berigt, | |
[pagina 61]
| |
wegens het Eerste Deel van dit Werk, gemeldGa naar voetnoot(*). Wy hebben toen ook onze gedagten wegens derzelver belang en waarde, als zynde de voornaame bron, waaruit dit groot gedeelte der Historie van de Amerikaansche Veroveringen geschept moet worden, voorgedragen, en tevens onze opmerking laten gaan over de naïve schryfwyze, welke cortes in dezelve houdt, en die in de Overzetting zeer wel bewaard is. Vervolgens hebben wy eenige staalen uit het Werk medegedeeld, om het zelve nader te doen kennen, en byzonderlyk den vreesselyken aftogt uit Mexico naar Tascalteca, daar cortes met een gedeelte van zyn Volk, wonderdaadig, zou men, uit aanmerking van de menigte der gevaaren, byna mogen zeggen, aankwam. Elk ander Legerhoofd zoude, in deze gesteldheid van zaaken, van alle verdere onderneemingen tegen eene zo volkryke en zo verbitterde Stad, zelf gewond, slegts van weinige honderd gekwetste, verminkte, afgematte, en zieke Soldaaten vergezeld, afgezien, en alleen om eigen veiligheid gedagt hebben, gelyk dit ook het eenpaarig gevoelen van het geheele Legertje was. Cortes alleen begreep het anders. Nauwlyks hadt hy het Legertje in veiligheid, of hy maakt een ontwerp om Mexico formeel te gaan belegeren. De Tlascalaaners boden hem, wel is waar, 80,000 Man hulpbenden aan; dog cortes wilde maar 10,000 uitgelezen koppen van dezelve mede neemen, en beval de overigen zyne Brigantynen te geleiden. Te weten; overtuigd, dat Mexico, dat geheel in 't water lag, en niet dan langs eenige dyken te genaaken was, niet zonder Schepen zou kunnen vermeesterd worden, nam hy het verbaazend sterk besluit om in de Provintie van Tascalteca, op een zeer grooten afstand van Mexico, eene soort van kleine Oorlogscheepjes, welken hy Brigantynen noemt, en elk van welken ongeveer dertig Man en eenige Veldstukjes voeren moest, te laten bouwen, die aan verscheiden stukken te lande te laten overbrengen, op het Land in malkander te laten zetten, vervolgens een kanaal te graven, dat in 't Meir van Mexico uitliep, en de Schepen dus te water te brengen, en onmiddelyk te doen werken. Wy noemen dit een verbazend stout besluit, en onze Lezers zullen 't ongetwyfeld hierin met ons eens zyn; het zelve | |
[pagina 62]
| |
wierdt met even veel wakkerheid voortgezet, en met geen minder geluk volbragt. De Indiaanen hadden noch Last- noch Trek-dieren; dit gebrek verholpen zy door Menschen, welken zy Tamenes noemden, die uit de laagste klasse genomen, en weinig geacht wierden. Wanneer men nu de menigte van balken, planken, zeilen, wand, en yzerwerk, maar vooral van het zwaar hout, als kielen, knien, ribben, masten, sprieten, en ontelbaare andere dingen, die tot dertien Brigantynen vereischt worden, gadeslaat, en daar by de lengte van den weg, en de moeijelykheden van een bergagtigen oord overweegt, zo begrypt men ligtelyk dat 'er een zeer groot getal menschen noodig was om dit alles op hunne schouderen over te brengen; te meer, om dat de Indiaanen, schoon aan dezen arbeid gewoon, zwak waren in vergelyking van de Inwoonderen der Oude Waereld. ‘Agt duizend Man, schryft cortes aan den Keizer, droegen de afzonderlyke stukken van dertien Brigantynen, agttien uuren verre. De kolom besloeg twee mylen wegs. De voor- en agterhoede bestondt elk uit vyf Ruiters en honderd Voetknegten. De vleugels waren door meer dan veertig duizend welgewapende Indiaanen gedekt, die door hunne Officieren, onder den Generaal chichimecatel, den voornaamsten Grooten van de Provintie, geleid wierden.’ In weerwil van dit magtig Leger, ter dekking van de dragers, wierden dezelve door de vyanden onophoudelyk ontrust, zy bleven egter hunnen weg vervorderen. ‘Na een togt van vier dagen, kwamen zy, onder het geschal van trommelen en pauken, en onder het levendigste vreugdegeroep, te Tezaïco. Hunne intrek in de Stad duurde langer dan zes uuren.’ Toen alle de stukken, waaruit de Brigantynen bestaan moesten, te Tezaïco waren aangekomen, hieldt cortes zig niet slegts met het vervaardigen van dezelve bezig, maar liet onderwylen ook een kanaal graven, van de plaats af daar zy in malkanderen gezet wierden, tot in het Meir daar zy in werken moesten; men begrypt dat al die arbeid door de Amerikaanen moest gedaan worden. ‘Agt duizend Man weder werkten vyftig dagen lang aan deze graft, welke twaalf voeten diepte, en even zo veel breedte, hadt, en een half uur lang was. Dewyl het water dezelfde hoogte hadt met het Meir, daar het | |
[pagina 63]
| |
eigentlyk tooneel der Brigantynen zyn moest, konde men dezelve, zodra de graft gereed was, zonder moeite en gevaar in dezelve voeren.’ Toen lopez, (dit was de naam van den Opper-scheepstimmerman,) met de Brigantynen gereed was, bepaalde cortes een dag, op welken zy te water gebragt zouden worden. Men hieldt vooraf eene plegtige Mis, om Gods hulp over deeze Vloot af te bidden. Vervolgens zegende de Vader olmedo elk dezer Brigantynen, en gaf het zelve zyn naam. De Spanjaarden en Indiaansche Bondgenooten zagen hen met verwondering en hoop na, tot dat zy in 't Meir kwamen, alwaar zy hunne zeilen ontspanden, en met eene frisse koelte de oevers verlieten. Toen weergalmde de lugt van vreugdengeschrey, en elk verwonderde zig over de rustigheid, het beleid, en de groote uitzigten van den Generaal, die, door zulke zonderlinge middelen, en met zulk een verbaazend gunstigen uitslag, zig eene vloot hadt weten te verschaffen, zonder welke het onmogelyk zou geweest zyn Mexico te veroveren. ‘Ik deed, schryft cortes, eene algemeene monstering van ons Volk en Krygsbehoeften. Wy maakten een getal van zes- en tagtig Paarden, honderd agttien Man, deels Muskettiers, deels Boogschieters, en meer dan zeven honderd Voetknegten. Wy hadden drie groote yzere kanonnen, vyftien kleine metaale veldstukjes, en tien Centner Buskruid.’ Zie daar de magt, met welke cortes de Hoofdstad van een zeer groot en uitgestrekt Ryk, en door meer dan driemaal honderd vyftig duizend Menschen bewoond, moest vermeesteren. Hy hadt, ik erken het, veele duizenden Hulpbenden, dog men behoeft zyne Brieven zelve slegts te leezen, om te zien welk eene geringe hulp hy daarvan te verwagten hadt. ‘Voor de Brigantynen, vervolgt hy, welker bevel ik op my nemen wilde, schikte ik drie honderd, in het scheepsbestier, zeer bedreven, matroozen; yder Brigantyn voerde vyf- en twintig Spanjaarden, waar van een de Kapitein, en zes andere Muskettiers waren. - Ik begaf my aan boord, in de vaste overreeding dat de meeste voorvallen te water gebeuren zouden. En op het oogenblik als ik vertrekken zoude, beval ik sandoval, dat hy zig met het Leger, 't welk hy onder zyn bevel hadt, - regelregt naar Istapalapa, schoon zes mylen van Tezaïco afliggende, begeven zoude. | |
[pagina 64]
| |
Straks na het vertrek van sandoval begaf ik my scheep, en vertrok met myne Brigantynen, die met zeilen en riemen voortspoedden. - - Zodra de Mexicaanen zagen dat de Vloot naderde, maakten zy een ysselyk geschreeuw, en ontstaken vuuren om de Inwooners te verwittigen dat zy op hunne hoede moesten zyn. - De vuuren, op de hoogste Torens van Istapalapa ontstoken, gaven den Mexicaanen te kennen, dat ik met myne Brigantynen op het Meir was. Eene ontelbaare menigte Kanoes kwam op om dezelve te bezigtigen, en aan te tasten. Meer dan vyf honderd drongen digt genoeg aan.’ Deze vyf honderd eerste kanoes wierden steeds door meer andere uit de Stad gevolgd, en daar voegden zig insgelyks veele uit de nabuurige Steden by; solis zegt, dat het getal, voor 't minst, op vier duizend beliep. Het gezigt van zulk eene menigte kanoes, die een groot gedeelte van het Meir bedekten, en die, door de beweging van de riemen, door den gloed der vederbossen, en den glans der wapenen, nog sterker troffen, was tevens pragtig en vreesselyk; welke laatste aandoening niet weinig moest bevorderd worden door een onverbeeldelyk geschreeuw van zo veele duizenden menschen op het water, het welk men weet dat de klanken herhaalde reizen te rug kaatst. ‘Ik begaf my, zegt cortes, terstond met al myn volk aan boord, en beval de Kapiteins der Brigantynen alle beweegingen op te schorten, en de Indiaanen door de vrees, welke zy denken mogten, dat hunne verbaazende menigte ons inboezemde, te eerder tot een algemeenen Slag te brengen. Zy gingen, inderdaad, in alleryl op ons los, maar, nog omtrent een snaphaanschoot van ons af zynde, hielden zy plotselyk stil. Dewyl myne bedoeling was om met den eersten schok aanmerkelyke voordeelen te behaalen, en hun voor het geheel vervolg van den kryg een aanmerkelyken schrik in te boezemen, wagtte ik geduldig naar een gunstigen wind, om heftig op hun in te storten. Dezelve blies eindelyk op, en wy deeden 'er oogenbliklyk ons voordeel mede. Wy boorden een groot aantal Vaartuigen in den grond, en vervolgden de overigen meer dan drie uuren lang, en tot onder Mexico. De vyanden leden in dezen zeestryd, door vuur en water, een zwaar verlies, en God schonk ons eene veel grootere overwinninge, dan wy ons hadden duiven verbeelden.’ | |
[pagina 65]
| |
Men kan zig de vernieling, welke het onweerstaanlyk geweld der Brigantynen, door den wind en de riemen tevens voortgedreven, onder zulk eene menigte van zo zwakke tegenpartyen moest aanregten, ligter verbeelden dan beschryven. Geen schoot met het kanon, met de musketten, en de boogen ging, onder zulk eene opgepropte menigte, verlooren. De rook alleen van het schietgeweer, welke door den wind op de kanoes aangevoerd wierdt, stelde den vyand reeds buiten staat van zig te verdedigen; eenige honderd kanoes trokken nog in goede orde af. De overige raakten, deels door den geweldigen schok der Brigantynen, deels door hunne wilde vlugt, in den grond. Dit was het eerste begin van de verovering van Mexico, welke egter niet, dan na oneindige moeijlykheden, en stroomen bloeds, volbragt kon worden. - Zie hier eenige brokken, uit het berigt, 't welk cortes daar van geeft, zo goed wy konden, by malkander gevoegd. - Dezelve zyn wel geschikt, om des Lezers nieuwsgierigheid tot het Werk zelf te lokken, en wy vreezen meer, dat hy ons als dan berispen zal van niet wél, dan van alleen het aangenaamste en opmerkelykste gekozen te hebben. ‘Na deze schikkingen gemaakt te hebben, voerde ik den volgenden dag myne kanonnen en troepen zeer vroeg voor de Stad. Des avonds te voren had ik alvarado bevolen my op de groote Marktplaats te wagten, en zig in geen gevegt in te laten. Toen wy allen op onze posten, en de Brigantynen ter plaatse hunner bestemming, gekomen waren, vielen wy, zodra wy het lossen van het Geschut, 't welk het afgesproken teken was, hoorden, allen te gelyk aan. Ons oogmerk was niet alleen de Stad met geweld te vermeesteren, maar ook (den toenmaligen Keizer, Opvolger van momtezuma,) guatimozin levendig in onze magt te krygen, en met deze roemryke daad een einde van de belegering en den kryg te maaken. Kort voor het gevegt, steeg ik op een terras, van 't welk ik in gesprek trad met eenige voornaame Mexicaanen, welken ik voorheen gekend had. Ik vertoonde hun alles, wat de omstandigheden my aan de hand gaven, om hen te bewegen zig het gevaar, dat hen dreigde, te onttrekken. Twee der voornaamsten belastten zig gereedelyk myne woorden over te brengen. Straks kwamen zy met eenen, guacoazin genaamd, die hunne | |
[pagina 66]
| |
Generaal, en het hoofd van alle hunne krygsverrigtingen was, te rug. Ik toonde hem veel vriendelykheid en toegevendheid, en deed al wat ik konde om hem zyne vrees te benemen, en vertrouwen in te boezemen. Hy verzeekerde my, dat guatimozin den dood verkiezen zoude boven de schande van voor my te verschynen: dat hy wanhoopig was, en dat ik doen konde wat ik wilde. Dewyl ik hem zo onbuigzaam en onverzettelyk in zyne besluiten vond, zeide ik hem, dat hy naar zyne benden gaan konde, en die schikken tot den slag, welken ik hem, om hen allen te verdelgen, terstond leveren wilde. Guacoazin keerde, na eene onderhandeling van vyf uuren, die niets uitwerkte, te rug. Ondertusschen waren de belegerden inderdaad tot het uiterste gebragt, en men kan zig, zelfs met de levendigste verbeelding, geen denkbeeld van hunne gesteldheid maaken. Het een gedeelte agter hoopen van dooden en stervenden geschaard, het ander in kanoes verspreid; Vrouwen en Kinderen, die, door de drift, waarmede zy naar ons vlugtten, over malkanderen stortten, of verdronken; de stank der lyken, de uitwerkzels van het zoute water, alle de ysselykheden van hongersnood, en een volstrekt gebrek aan alle behoeften, waar door eene ongehoorde sterste veroorzaakt was, hadden de elende en jammeren in de Stad tot den hoogsten top gevoerd.’ De vlugtenden, inderdaad door honger uitgemergeld, en nauwelyks op hunne beenen kunnende staan, verkogten hunne vryheid voor een oogenbliklyk onderhoud. Anderen woedden in hunne eigen ingewanden, en doodden Ouders of Kinderen om daar hunnen honger mede te stillen, en hun zieltogend leven te rekken. ‘Daar waren meer dan vyftig duizend man omgekomen, welker lyken zy, wegens de Brigantynen, niet in 't Meir hadden kunnen werpen, noch buiten de Stad durven brengen, uit vrees van hunne zwakheid en elenden aan den dag te leggen. Deze lyken hadden zy op verscheiden hoopen opgestapeld, of dezelve lagen door de straaten verspreid, zo dat men dezelve niet begaan konde; - - - bevindende dat niets in staat was hen tot de overgave te bewegen, gaf ik eindelyk het teken om te stormen. Men hoorde het aan alle oorden te gelyk. Een gedeelte der Mexicaanen stortte zig in 't water, een ander gedeelte gaf zig zonder stryden over; de Brigantynen, van hunnen kant, drongen tot in de binnenste | |
[pagina 67]
| |
Kanaalen, en openden zig een weg midden door de Vloot der kanoes.’ Op deze kanoes waren de Mexicaansche Grooten, en de voornaamste Bevelhebbers van 't leger, die besloten hadden de Brigantynen aan te tasten, om, ten koste van hun leven, des Keizers vlugt te begunstigen. Zy vielen derhalven met eene wanhoopige dapperheid aan, en wierden, in weerwil van 't kanon, weldra handgemeen; ja zy zouden hun oogmerk bereikt hebben, zo niet sandoval, onder het gevegt, zes of zeven groote kanoes met alle magt ziende wegroeijen, hen terstond hadt laten vervolgen. ‘Door Gods toelating (zegt cortes) vervolgde de Kapitein van een Brigantyn, garci holguin, een kanoe, die, gelyk hy dagt, voornaame persoonen voerde. Twee of drie Boogschieters, op de Voorsteven van den Brigantyn geplaatst, hielden op eenige Mexicaanen in de kanoe aan, toen men hun een teken gaf van niet te schieten, dewyl de Keizer in de kanoe was. Terstond sprongen deze Boogschieters over, en namen guatimozin, en met hem den Cazique van Tacuba, en verscheiden andere Grooten, die hem vergezelden, gevangen. Garci holguin bragt deze voornaame gevangenen oogenbliklyk naar het terras, daar ik my bevond. Ik ontving hen met heusheid, en verzogt hen te gaan nederzitten. Guatimozin naderde my, en, na dat hy my gezegd hadt, dat hy zyn Volk als Koning tot het uiterste verdedigd hadt, greep hy naar myn dolk, en badt my hem terstond een leven te benemen, dat hem voortaan onnut was. Ik deed myn best hem te doen bedaaren, hem moed in te spreken, en zyne vrees te verbannen. Ik gaf hem zelfs hoop, die hem zin in 't leven moest doen krygen, maar alles met weinig vrugt. Dit gevangen nemen van guatimozin geschiedde Dingsdags den 30 Augustus 1521; en maakte een einde van dezen gevaarlyken kryg. Deze belegering, die twee en een halve maand duurde, heeft uwe Majesteit een gewigtig dagverhaal van allerhande moeijelykheden, gevaaren, nooden en elenden verschaft.’ De meeste Geschiedschryvers bepaalen het verlies der Mexicaanen, geduurende de belegering, op honderd tagtig duizend man. Cortes integendeel hadt slegts vyftig Spanjaarden en zes paarden verloren; maar van zyne bondgenooten waren omtrend agt duizend man omgekomen. Het is ons niet mogelyk geweest, de menigvuldige ver- | |
[pagina 68]
| |
bazende toneelen van moed, list, wanhoop, slagting, en onbuigzaame hardnekkigheid aan weerskanten te vertoonen; men zal dezelve met aandoening en verwondering in het Werk zelven beschouwen. Wy hebben alleenlyk den uitslag van deze hoofd-gebeurtenis, het veroveren, of liever het vernielen, van Mexico moeten melden. Na dit verrigt te hebben, maakte cortes terstond zyn werk om ontdekkingen wegens de gemeenschap van den Zuider- met den Noorder-Oceaan te doen, alle de omliggende Volkeren van deze streeken te onderwerpen, Mexico op te ruimen, tot een nieuwe Stad te herbouwen, en in het meir een Paleis, of, zo als hy het noemt, een Fort, te stigten, 't welk zyns gelyken mogelyk in de wereld niet hadt. Men kan de verhaalen daar van in dit tweede deel lezen, waar by, even als by het eerste, veele ophelderende Nooten en aantekeningen bygevoegd zyn, het welk deze Nederduitsche Uitgave eene merkelyk meerder waarde byzet. Maar daarenboven heeft men, agter den derden brief de Reis van ferdinand cortes naar Californie gevoegd, met een berigt van alle de Reizen, die tot in den Jaare 1769 derwaards gedaan zyn; het welk van een groot nut is in deze verzameling. En agter den vierden of laatsten Brief, waarin cortes, onder anderen, verslag geeft van de bevolking, den toenmaaligen staat van de Kunsten en den Koophandel, de sterkte der Stad, de middelen welke hy gebruikt hadt om zig geschut te bezorgen, benevens de ontdekking van koper-, yzer-, en salpeter-mynen; agter dezen Brief, zeg ik, vindt men nog een Aanhangzel, of Vervolg der Historie, door cortes in zyne Brieven verhaald, tot op den dood van dien verwonderlyken Kapitein. Eindelyk, heeft men deze Nederduitsche uitgave nog verrykt met een afgezette Landkaart, en twee Plaaten, waarvan de eerste vertoont, welke aanzienlyke geschenken de Keizer montezuma aan cortes, by deszelfs aankomst, liet brengen; en de andere, de eerste ontmoeting en het gesprek van cortes met den Keizer. |
|