Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOpmerkenswaardige omstandigheden, die het sterven vergezelden van Jean Jacques Rousseau; met eene beschryving der tuinen van Ermenonville, en van de graftombe, te zyner gedachtenisse, op het populieren eiland, vervaardigd.In een voorgaand StukjeGa naar voetnoot(*) hebben wy onzen Leezeren verslag gegeeven van het Leeven en de Schriften des Geneefschen Burgers jean jacques rousseau. En beloofden toen mede verslag te zullen geeven van 's Mans sterven, waaraan wy thans voldoen. Met byvoeging van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||||||||||||||||
eene fraaije Afbeelding van het Populieren Eiland, en der Grastombe, voor deezen zonderlingen Man opgerigt. De Heer de presle, de Boezemvriend van rousseau, heeft ons de volgende omstandigheden van diens Uitgang, door de Weduwe des Overledenens hem opgegeeven, nagelaaten. Den tweeden July 1778, stondt rousseau, zo veel men uiterlyk zien kon, 's morgens ten vyf uuren, (zyn gewoone uur in den Zomer) volmaakt gezond op, en wandelde met zynen jongen Kweekeling. Omtrent zeven uuren keerde hy alleen weder na zyn huis, en vroeg zyne Vrouwe of het ontbyt gereed was? 't Zelve niet gereed vindende, zeide hy nog eenige oogenblikken in 't bosch te zullen wandelen, met verzoek dat hy geroepen zou worden, als het op tafel stondt. Hy werd geroepen, dronk een kop Koffy, ging weder uit, en kwam naa weinig minunten te rug. Omtrent acht uuren was zyne Vrouw na beneden gegaan, om de rekening van een Smid te betaalen, en hoorde, zo als zy daar was, rousseau zugten. Onmiddelyk vervoegde zy zich by hem, en voudt hem zittende op een stoel, met een verbleekt doodsch weezen, het hoofd met de hand vasthoudende, dewyl zyn arm op een Schryftafel leunde. ‘Wat schort u, myn Vriend; zyt gy ongesteld?’ was haare vraag. - Ik voel, antwoordde hy, eene drukkende benauwdheid en hevige Kolykpynen. Hier op verliet Mevrouw rousseau het vertrek, als of zy iets wilde haalen, en zoudt na het Kasteel, om den Marquis en de Marquisinne de girardin berigt te geeven van de ongesteldheid haars Egtgenoots. De Marquisinne kwam, op 't hooren van deeze ontroerende tyding, in aller yl, na de wooning des Wysgeers, en, om hem niet te ontrusten, verklaarde zy daar te komen verneemen, of de Muzyk, 's avonds, in de open lugt voor 't Kasteel, gespeeld, hem en Mevrouw rousseau niet gestoord hadt. De Philosooph antwoordde, met de grootste bedaardheid in stem en gelaad: Mevrouw, ik weet zeer wel dat niets, de Muzyk betreffende, u herwaards dryft. Ik ben zeer overtuigd van uwe vriendelykheid; doch vind my gantsch ongesteld. En ik moet het u als een gunst verzoeken, dat gy my alleen laat met myne Vrouwe, welke ik, te deezer gelegenheid, nog veel te zeggen heb. - Mevrouw girardin vertrok terstond. Hier op verzogt rousseau de deur digt te doen en van binnen te sluiten, als mede dat zy by hem zou nederzitten. ‘Ik zal het doen, myn Vriend: ik zit thans by u, hoe hebt gy 't?’ | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Rousseau. Ik bevoel my erger, eene koude rydt door al myn leden, geef my uw hand, laat ik beproeven of deeze my verwarme. - Ach! die zagte warmte is aangenaam. - Doch de Kolykpynen keeren weder - ze zyn vry heevig. Mev. rousseau. ‘Zoudt gy, myn Waarde, het niet best oordeelen, iets te gebruiken tegen deeze pynen?’ Rousseau. Myn Lief, wees zo goed om deeze vensters open te zetten, op dat ik het genoegen moge hebben van nog éénmaal het groen van dat Veld te aanschouwen - hoe schoon is het! Hoe zuiver is de lugt! Hoe helder de Hemel! Welk eene grootheid en luister spreidt de Natuur ten toon! Mev. rousseau. ‘Waarom, myn Vriend, doen deeze voorwerpen u tegenwoordig zo buiten gewoon aan?’ Rousseau. Myn Waarde, 't was altoos myne hartlyke begeerte dat het god mogt behaagen my voor u uit de wereld te haalen - myn gebed is verhoord - en myn wensch zal welhaast vervuld worden. Aanschouw die Zon, welker vrolyk aanblikkeren my schynt van hier te roepen! - Daar is myn god - god zelve - die my de boezem zyner vaderlyke goedheid opent, en my noodige, om, in 't einde die eeuwige en ongestoorde rust te genieten, na welke ik zo lang en vuurig gehaakt heb. - Myne dierbaare Vrouw, ween niet, gy hebt altoos gewenscht my gelukkig te zien. Ik gaa nu daadlyk gelukkig worden! - Verlaat my niet - ik begeer dat niemand, dan gy alleen, by my blyft - gy alleen zult myne oogen sluiten! Mev. rousseau. ‘Myn waardste Vriend, verban deeze gedagten - laat ik u iets geeven. - Ik hoop deeze ongesteldheid zal van geen langen duur zyn.’ Rousseau. Ik voel in myn borst iet als of ik met scherpe pennen gestooken werd: dit veroorzaakt my heevige pyn. Myn Lief, indien ik u immer eenig ongemak of onrust veroorzaakt heb, of, door ons Huwelyk, blootgesteld aan ongelegenheden, welke gy anderzins zoudt misgegaan hebben, zult gy, hoop ik, my zulks wel willen vergeeven. Mev. rousseau. ‘Helaas! myn Vriend, 't was veeleer myne zaak u vergiffenisse te vraagen, wegens eenige onaangenaame oogenblikken, welke gy, om mynen wil, of door myn toedoen, gesleeten hebt.’ Rousseau. Ach! myn Vriendin, hoe gelukkig is het sterven, wanneer iemand geen knaaging, geen zelfverwyt gevoelt! - Eeuwig Weezen! De Ziel, welke ik U thans | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||||||||||||||||||
te rug geef, is, op dit oogenblik, zo zuiver, als toen dezelve van U kwam - maak my een deelgenoot uwer Gelukzaligheid! - Myn Waarde! Ik heb, van den Marquis de girardin en zyne Marquisinne, de blyken van vaderlyke tederheid en toegenegenheid ondervonden: zeg hun, dat ik hunne Deugden eerbiede, en, met stervende lippen, dankbetuige, voor alle de bewyzen van hunne goedheid en vriendschap! Ik begeer dat myn Lichaam, terstond naa mynen dood, geopend worde, en dat gy een naauwkeurig verslag van de gesteldheid der onderscheide deelen laat vervaardigen. - Zeg, myn Heer en Mevrouw de girardin, dat ik hoop, in een gedeelte van hun lusthof, 't welk zy daar toe het geschiktste vinden, begraaven te worden. Mev. rousseau. ‘Hoe zeer ontroert gy my! - myn Vriend, ik bid u, by de tedere liefde, welke gy my altoos hebt toegedraagen, iets te gebruiken.’ Rousseau. Ik zal het doen, om dat gy het verzoekt. - Ach! ik voel in myn hoofd eene vreemde beweeging - dit treft - ik voel de hevigste pynen - Weezen aller Weezens! - god! - (Hier hieldt hy eene lange poos op, de Oogen ten Hemel geslagen houdende,) Myn waarde Vrouw! laat ik u omhelzen! Help my een weinig, ik zal opstaan. Zyne schielyk toegenomene zwakheid maakte, dat hy, zonder hulpe, niet kon gaan: en Mevrouw rousseau, niet sterk genoeg om hem te onderstutten, zeeg hy op de vloer neder, waar hy, eenigen tyd beweegloos gelegen hebbende, een diepgehaalde zugt gaf, en den geest uitblies. - In deezervoege stierf rousseau, en eindigde gerust zyne dagen, in veel woelens gesleeten. Niemand kan den ernst van rousseau in twyfel trekken; in zyne laatste oogenblikken, voelde hy de vertroostingen van een deugdzaam leeven. En, indien dit de vertroostingen zyn der Deugd, niet onderschraagd door de heerlyke vooruitzigten, welke het Euangelie verschaft, hoe oneindig verhevener moet dan de hoop eens Christens Weezen! - Verwaaten is het zeggen zelf van een deugdzaam Man: ‘Eeuwig Weezen! De Ziel, welke ik U thans te rug geef, is, op dit oogenblik, zo zuiver als toen dezelve van U kwam.’ Groot, in de daad, is de hoop, die de onbygestaane Rede schenkt, wanneer de schuldige Mensch zich zelve voor god vernedert. Van zyne Goedheid mag hy op vergiffenis hoopen, wegens de begaane misgangen: | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||||||||||||||||||
doch, dewyl alle menschlyke dengd, in vergelyking gesprooken, niets is, in 't oog der onbevlekte Heiligheid, moet deeze Hoop met twyfeling vermengd weezen: en de Mensch kan nimmer eenige verzekering van belooning vinden voor zyne beste verrigtingen. Maar het Euangelie klaart deeze twyfeling op, en brengt het Leeven der Onverderflykheid aan het licht. 't Zelve verschaft niet alleen hoop op vergissenis van struikelingen en zwakheden, maar verzekering dat ons de grootste misdryven zullen worden kwytgescholden, als wy ons daar van opregt bekeeren, en voortaan in opregtheid des harten wandelen. Het verleent ons die zekerheid, welke de Rede, door de Christlyke Openbaaring niet verlicht, ons nooit kan geeven, dat zy, die volharden in weldoen, Heerlykheid, Eer, en het Eeuwige Leeven zullen beërven. Vier-en-twintig uuren naa den dood van rousseau, werd zyn Lichaam, in 't byzyn van verscheide getuigen, geopend, en de Chirurgyns verklaarden, met eede, dat alle de deelen des lichaams welgesteld waren, en eene Beroerte, waar van de zigtbaare tekens in de harssens zich ontdekten, zyn dood veroorzaakt hadt. De Marquis de girardin beval het lichaam te balzemen, waar op het in een eiken kist, met lood bekleed, gelegd, en op het Populieren Eiland begraaven wierd, 't welk thans den naam draagt van Elysium. Deeze plek gronds is verrukkend, en vertoont zich als een betoverend gewest. Het Eiland heeft eene eironde gedaante, vyftig voet in de lengte, en vyf en dertig in de breedte, 't water vloeit 'er zagtlyk om heenen, de winden schynen de oppervlakte niet te willen beroeren, of de bykans onmerkbaare beweeging te vermeerderen. Het klein Meir, door deezen zagtvlietenden stroom gevormd, is omringd van heuvelen, die 't zelve van de andere deelen der Natuur afscheiden, en dit verblyf eene stilte byzetten, die een peinzende aandagt opwekt. Deeze heuvels zyn beplant met boomen, en de eenzaame laanen loopen tot den kant des Meirs, deeze worden nu betreeden, en zullen lang bewandeld worden, door gevoelige harten, die een herinnerd oog na Elysium wenden. Ermenonville behoorde voortyds aan de vermaarde gabrielle d'etrees, Matresse van Koning hendrik den IV, en ligt omtrent vier mylen van Chantilli. De Marquis, wiens keurlyke smaak dit adelyk Landgoed zo zeer verbeterd heeft, hadt de wilde gedeelten van 't zel- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 566]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Grastombe van Rousseau op het Populieren Eiland
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ve aan rousseau geheiligd, eer hy dien zonderlingen Man in persoon kende. Onder veele andere zeer bezigtingswaardige voorwerpen, hier te zien, is een Tempel op een hoogte gebouwd, en der Wysbegeerte toegeheiligd. Het Gebouw is vercierd met vier Pylaaren, op den eersten staan de woorden
Toen rousseau deezer wereld overleed, was de Marquis de girardin bezig met voor hem, op Ermenonville, een net Huis te bouwen; uitsteekend door deszelfs eenvoudigheid en de schoonheid der ligging. Zints heest hy een Graftombe opgeregt boven het Overschot zyns gestorven Vriends. 't Zelve is van wit Marmer, met den Lykbus des Overledenen, door houdon; de cieraaden zyn in den eersten smaak. Een der zyden vertoont twee Duiven, voor eloisa: een ander, eene Moeder haar Kind zoogende, voor emilius. Kinderen, op het Altaar der Natuure offerende, staan op de derde; en de vierde pronkt met een Lier, en andere zinschetzen van Dichtkunst en Muzyk. Het opschrift is lang, en behelst eene zwellende lofreden, over 't Vernuft, de Gevoelens en het Zedelyk Character van den beroemden rousseau. |
|