valsch Propheet houden. Hun Godsdienststelzel is een verward mengelmoes der drie bovengemelde. Even gelyk de Christenen van St. Thomas deezen Apostel eeren als den Grondvester hunner Leere, eerbieden de Sabeërs joannes den dooper, en noemen zich zyne Leerlingen onder den naam van Galileërs. Dit wyst hunnen oorsprong aan. Hunne oude Taal komt veel nader aan de Syrische dan aan de Chaldeeuwsche.
De Hoogleeraar norberg hadt, geduurende zyn verblyf te Constantinopole, verkeerd met een Maronit van Aleppo, conti geheeten, Vicaris van den Patriarch der Maroniten. Conti, die langen tyd met de Sabeërs omgegaan hadt, deelde hem, ten hunne opzigte, verscheide waarneemingen mede, welker waarheid andere Maroniten bevestigden. Komen ze niet, in allen deele, overeen met de verhaalen van kaempfer en de Jesuiten, het ontstaat, waarschynlyk, daar uit, dat 'er onder de Sabeërs verscheide Aanhangen zyn. Wat hier van moge weezen, volgens het verslag van conti, gaven de Sabeërs voor, dat zy voorheen Galilea bewoonden, waar uit zy verdreeven werden door de Bethlemiten, en genoodzaakt te vlugten na Elmerkab, in 't gebied van Laodicea. - Hun talryk Volk gehoorzaamt den Turk, onder den Bassa van Syrie; doch heeft zyn eigen Regtbank uit Priesters en Oudsten bestaande. Deeze Priesters snyden het hair noch den baard, drinken geen wyn, ontvangen geene wedde, winnen de kost met hunner eigen handenwerk, hebben één of meer Vrouwen, gelyk de andere Sabeërs; ook kleeden zy zich als hunne Volksgenooten, uitgenomen, dat zy, op Feestdagen, een kegelvormige muts en een lange mantel draagen, beide van Kemelshair gemaakt. Dikwyls deelen zy wilden Honig en Springhaanen uit in de Kerk. Zy prediken ééns ter maand, over God, den Oorsprong van het Licht, over den Doop van joannes, als den weg ter behoudenisse, en over de Pligten des Leevens, als de Leer van joannes. De Text en de bewyzen worden ontleend uit hunne Heilige Boeken: zy leezen dezelven
in 't Galileesch; doch verklaaren ze in 't Arabisch: gevolglyk is 't noodig dat de Priesters de oude Taal verslaan. Zy doopen de Kinderen, wanneer ze veertien dagen bereikt hebben, zeggende: Ik doop u met den Doop, waar mede joannes zyne Discipelen doopte. In de Kerk is geen cieraad dan de Doopvonte en het Vloertapyt.
Behalven den Zondag en den Donderdag, hunne Heilige Dagen, onderhouden zy vier Jaarlyksche Feesten, ter eere