Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 507]
| |
Gedagten over de ontbranding der gewassen, en bovenal van op- een gehoopt hooi, waar in men mogelyk het rechte kenmerk zal vinden, om de drie soorten van gisting te onderscheiden. Door Jean Senebier, Bibliothecarius van' t Gemeenebest Geneve, en bid van de Hollandsche Maatschappy te Haarlem.(Overgenomen uit het Journal Physique.)
Het verschynzel, dat Gewassen in eene groote hoeveelheid, eer zy droog zyn, op- een gehoopt, als van zelve in brand vliegen, is verbaazend. Boerhave spreekt 'er van in zyne Chimie, als hy over het voedzel des vuurs handelt. Musschenbroek roert het in zyne Natuurkunde even aan; maar noch de een noch de ander heeft 'er op gedagt om de oorzaak op te speuren van een verschynzel, zo geschikt om de aandagt eens Natuurkundigen te vestigen, door 't verwonderlyke, 't geen zich opdoet in de omstandigheden, en de schadelyke uitwerkzels daar door zomwylen veroorzaakt. Het vuur komt voort uit den schoot der vogtigheid: de verslindende vlam verteert het Lichaam, 't welk dezelve voortbragt, en dreigt alles, wat 'er om heen is, in 't verderf in te wikkelen. Welk is de oorzaak van dien Brand? - Welke zyn de hulpmiddelen daar tegen? - Ik onderneem het niet deeze vraagen te beantwoorden: het is bykans onmogelyk beslissende Proeven op dit stuk te doen. Ik zal 'er alleen eenige gedagten, die misschien zeer aanneemelyk zullen weezen, daar over opgeeven. - Wanneer men eene Proeve voorstelt, welke tot heil der Menschen kan strekken, door hun te behoeden tegen een verschriklyken brand, mag men toegeevenheid verwagten; het berispen zelfs braveeren, en van zyne eigenliefde eene offerande doen aan de zugt tot het algemeene welzyn. Het droogst ingezameld Hooi ondergaat in de Hooibergen eene gisting, welke zich ontdekt door eene hevige hitte, een sterke reuk, eene zeer merkbaare vogtigheid, en eene uitwaasseming van vaste Lugt, veelal voortgebragt door den eersten trap van gisting. De ondervinding wyst ten | |
[pagina 508]
| |
minsten uit, dat men dan, met de bloote hand, altoos de inwendige hette van een Hooihoop niet kan veelen; dat men last in 't hoofd krygt, wanneer men dan lang in de stallen blyft; dat men veel moeilyker ademhaalt, dan in de vrye lugt; dat een brandend vuur met het bloed door de aderen loopt; dat men ras overdekt is van een overvloedig zweet; en dat men, eindelyk, bykans alle de uitwerkzels voelt, die smeulende doove koolen veroorzaaken by lieden aan derzelver uitdamping blootgesteld, als men door een voorzigtig weggaan zulks niet voorkomt. Maar, indien de Gewassen in eene groote menigte opeengehoopt worden, eer zy droog zyn, wordt men zeer ras de voorbeschreevene uitwerkzels gewaar: dan vervolgens vermeerdert de hette; een wateragtige en phlogistique damp verheft zich, vergezeld van stank, en, naar dat de omstandigheden zyn, barst 'er een geweldige vlam uit, die deeze overblyfzels der verrottinge schynt te ontvlugten. De gisting is de oorzaak van de ontbinding der Gewassen; doch de deelen, waar uit ze bestaan, zich ontbindende, vormen welhaast nieuwe zamengestelde Lichaamen. In het begin der gistinge is de ontbinding niet volkomen, 'er vliegt eene vlugge damp uit de vaste lugt, die een zout uitwaasemend gedeelte is: maar het Phlogiston blyst nog veréénigd met een groot gedeelte van de stoffe der Gewassen: deeze hoopt zich op een, en is 'er, zonder dezelve te verlaaten, min vast aan gehegt. De vaste Lugt wordt het kenmerk van de geestagtige gisting; het Phlogiston blyft in het mengzel, en brengt een weinig warmte voort. Indien de ontbinding der deelen in de Gewassen toeneemt, vermeerdert de hette, het Phlogiston wordt eenigzins losser; het ontvliegt, en besmet de lugt waar het doorgaat, vermindert dezelve op eene aanmerkelyke wyze, en doet een Phlogistique lugt gebooren worden, dit is het kenmerk van de zuure gisting. - Eindelyk ontdekt zich de rottende gisting, die alle de verbintenissen der hoofdstoffen verbreekt, en in vryheid stelt, om zich op zulk eene wyze, als het haar behaagt, te vereenigen, door eene zeer groote hette, het Phlogiston breekt in grooten overvloed uit, het voegt zich by de zuuren en zouten, die uitdampen, en vormt de ontbrandbaare Lugt, of eene Lugt, zeer met Phlogiston opgevuld, 't welk het einde is van de rottende gisting. - Zulks moet op de volgende wyze toegaan. - In de geestagtige gisting paart zich het Phlogiston, voor het grootste gedeelte, met de gemengde stoffe; het uit- | |
[pagina 509]
| |
waassemend gedeelte moet gevolglyk weinig Phlogiston in hebben, gelyk de vaste Lugt. - In de zuure gisting, scheidt het Phlogiston, zich verbergende om het zuur te maaken, van de deelen, waar mede het vereenigd was; als dan dampt 'er eene zekere hoeveelheid uit, die de Phlogistique Lugt vormt. - Eindelyk, wanneer alle Phlogiston los raakt, heeft men een met Phlogiston opgevulde Lugt, de ontbrandbaare Lugt, en met deeze de verrotting. Indien men de Gewassen aan het vuur blootstelt, de Lugten 'er uitkomende ontvangt, en het vuur allengskens aanstookt, krygt men eerst vaste Lugt, vervolgens gephlogisteerde Lugt, en eindelyk de ontbrandbaare Lugt: dit bewyst dat de natuur deezer Lugten betrekking hebbe, tot de maat van de ontbinding der Gewassen, die dezelve opleveren. Men begrypt ligt de oorzaak van de hette, welke men gevoelt, als men vogtige Gewassen, eenigen tyd geleden, opeengehoopt, aanraakt. De ondervinding leeraart, dat de vereeniging der zuuren met het Phlogiston altoos eene warmte verwekt, welker sterkte geëvenredigd is aan de zuiverheid en hoeveelheid der zuuren en van het Phlogiston, die zich vereenigen. Men ziet ook dat de hette toeneemt in de gistende Gewassen, met de ontbinding hunner deelen, die, hunne eigene hoedanigheden aanneemende, dezelve brengt in den staat, waarin wy ze bevinden in onze stookhuizen, en dezelfde uitwerkzels doet voortbrengen. De ontvlamming der Gewassen kan, in deeze omstandigheden, of van zelve of by toeval ontstaan. - Zou men dit, in het eerste geval, niet kunnen ophelderen, door de vereeniging der zuuren, met de olien, 't zy ligter of zwaarder, gelyk gebeurt, wanneer men Geest van Vitriool met eenige Olie vermengt? Zou 'er zich geene soort van Pyrophore of Phosphorus, of liever een Salpeter, indien geen zwavelagtige stoffe, vormen, die by eene maatige warmte in den brand vliegt, of zelfs, gelyk eenige dier mengzelen, door het aanraaken der lugt? De Gewassen verschaffen de stoffen van deeze onderscheide mengzels. In de algemeene vlugtigwording van alle hunne deelen, begrypt men de mogelykheid van de zamenstelling der opgenoemde stoffen, en bygevolge die van 't uitwerkzel, 't geen ik tragt op te lossen. Wanneer wy de Lichaamen, die de gisting ondergaan hebben, onderzoeken, zien wy dat ze van kleur, geur en zelfstandigheid veranderd zyn, dat derzelver zwaarte veel is afgenomen, en als 'er eene volkomene rotting plaats ge- | |
[pagina 510]
| |
had hebbe, zyn de overblyfzels dier Lichaamen niet meer vatbaar voor de verbranding, zy vormen eene soort van kalk die de grondslag der groeijing, en misschien het werk der groeijing zelve, is. Zy, die vogtig Hooi opsluiten, weeten dat het zwart wordt, een leelyken stank en slegten smaak krygt, als mede dat de Beesten het weigeren te eeten. Dewyl men, derhalven, in de Gewassen, zuuren, zouten, olien, en brandende geesten, het Phlogiston, vindt; dewyl deeze stoffen verminderen, of, dewyl eenige derzelven ontaarten, en, geduurende de gisting, verdwynen; dewyl men weet dat de meeste op denzelfden tyd wegvliegen, of kunnen vlugtig worden, mogen wy redelyker wyze besluiten, dat de ontbinding der Gewassen eene stoffe doet gebooren worden, die dezelve omringt; hier uit kunnen mengzels ontstaan, die, op 't enkel aanraaken der lugt, in vlam vliegen. Maar, schoon 'er zich eenige waarschynlykheden opdoen voor deeze oorzaaken, schoon zy eene groote rol speelen, in verscheide omstandigheden, geloof ik, nogthans, dat men 'er altoos de Ontbranding van vogtig opeengehoopt Hooi niet aan moet toeschryven. Dit toeval is niet algemeen; het gebeurt niet altoos wanneer men het Hooi, eer het droog is, inzamelt; men neemt het zelfs niet steeds waar, wanneer het Hooi bederft, zwart wordt, en verrot. Het blykt, derhalven, dat 'er de zamenloop noodig is van eene uitwendige oorzaak; dus wordt, in 't algemeen, deeze ontbranding der vogtig verzamelde Gewassen, voortgebragt door de ontbrandbaare Lugt, uit de Gewassen in dien staat voortgekomen, die dan ontsteekt door eenige byzondere oorzaak, en zonder deeze niet in brand zou vliegen. Ziet hier de gronden van myn gevoelen: - Vooreerst; men maakt ontvlambaare Lugt door de ontbinding van Yzer of eenig Metaal in Vitrioolzuur, en dit zuur met brandende geesten te mengen, of zelfs door de enkele vereeniging van dit zuur met Phlogistique Stoffen, of met Phlogiston zelve; men maakt ontvlambaare Lugt door het enkel kooken van Olien, gelyk de Heer neret heeft waargenomen, by het kooken van Terpentyn-Olie, en de Heer priestley als hy Olie van Olyven kookteGa naar voetnoot(*). De | |
[pagina 511]
| |
werking van het Vuur, op de Gewassen, doet 'er de ontvlambaare Lugt uitvliegen; doch deeze vertoont zich niet dan wanneer de zuuren beginnen vlugtig te worden, en de Olien, die zig verheffen, dik genoeg zyn. Ik voeg 'er zelfs by dat de ontvlambaare Lugt voortkomt uit de ontbinding van Yzer door zouten. - 't Is blykbaar dat alle deeze stoffen van ontbrandbaare Lugt in de Gewassen zyn, en deeze de warmte, noodig om ze in beweeging te brengen, ondergaan kunnen. Ik besluit hier uit, dat myne veronderstelling ten minsten mogelyk is. Ten Tweeden; de Planten, die in moerassen verrotten, leveren een ontvlambaare Lugt uit, door den Heer volta daarin ontdekt. Indien men 's Zomers eene genoegzaame hoeveelheid van Gewassen doet gisten, en onder water houdt om de ontbinding te verhaasten, is een tydstip, waar op men de Lugtbeelen, die zich op 't water vertoonen, kan aan brand steeken, en dit is het tydstip, wanneer de groene kleur der Gewassen verdwynt. De Lugt, door kooken uit Olien gehaald, heeft de meeste overeenkomst met de ontvlambaare Lugt der moerassen. Eene soort van rook kundigt de ontbrandbaare Lugt aan in de Gewassen, welke men verbrandt; eindelyk, het Hooi, en bovenal het Naahooi, 't geen verrot in de Hooiklamp, verliest de groene kleur; waar uit volgt dat myne veronderstelling waarschynlyk is. 't Is zeker dat het rechtstreeks bewys ontbreekt. Men heeft geene Proeven genomen op de Lugt in de Hooischuuren. Maar ook zeg ik, vooreerst, alleen, dat myn gevoelen waarschynlyk is, en ik agt die waarschynlykheid groot genoeg om de Landlieden over te haalen, dat zy 'er eene beslissende proeve van neemen. Ik zou die aan anderen niet overlaaten, indien myne leevensomstandigheden gedoogden, dat ik op 't Land woonde, en den Hooibouw kon nagaan. - Ten Tweeden; alle jaaren en alle plaatzen zyn niet even geschikt tot die Proeve. - Ten Derden; 't is niet mogelyk dezelve in 't klein te neemen. - Ten Vierden; 't geen veel waarschynlykheids aan myne veronderstelling byzet, is, dat de lugt in de Hooischuuren, gelyk ik reeds aanmerkte, nadeelig is voor de ademhaaling. Men kan niet twyselen, of het rottend Hooi vormt ontbrandbaare dampen, door de stoffen, die zich ontwikkelen. En bespiegeling en waarneeming, beiden, leiden ons op, om te gelooven, dat 'er zich eerst Vaste Lugt, vervolgens Gephlogisteerde Lugt, en eindelyk ontvlambaare | |
[pagina 512]
| |
Lugt vertoont; doch men zou derzelver aart te weeten kunnen komen, met de lugt der Hoorschuuren, op verscheide tyden, te onderzoeken, naa dat men het Hooi heeft opgedaan, met salpeter-lugt, kalkwater en schoon water. Maar, om te ontdekken of die lugt, ontvlambaare Lugt inhebbe, moest men op de wyze van den Heer volta te werk gaan; en dus de lugt der Hooischuur neemen op 't oogenblik als het Hooi het heetst is, en in 't bovenste gedeelte van de Hooiklamp; dewyl de ontvlambaare Lugt ligter is dan die des Dampkrings; doch dewyl deeze Lugt in de gemeene lugt kan zwerven, moest men het eerst beproeven door een Electrique vonk, vervolgens met 'er eenige bellen gedephlogisteerde lugt by te doen; indien dit niet gelukt, zou men allengskens by de lugt van de Hooiklamp, welker hoeveelheid bekend was, eenige bellen ontvlambaare lugt uit metaalen, welker hoeveelheid men wist, met gemeene lugt kunnen mengen, tot dat de Electrique vonk dezelve aanstak; als dan zou men, uit het verschil tusschen de menigte van bellen ontvlambaare metaallugt, gevoegd by die van den Hooiberg, noodig om te doen ontbranden, en de hoeveelheid van die zelfde lugt met gemeene lugt vermengd, noodig om die in brand te steeken, kunnen oordeelen, hoe veel ontvlambaare lugt in die Hooischuur was. Maar hoe ontsteekt die ontbrandbaare Lugt? - Voor eerst, zy ontvlamt niet altoos, schoon het Hooi, dat dezelve voortbrengt, zeer vogtig is gewonnen: als dan heeft de ontvlambaare Lugt zich verspreid, of vindt zich verzwolgen in eene groote hoeveelheid gemeene lugt, of de ontsteekende oorzaak van buiten ontbreekt. - Ten anderen. De ontvlambaare Lugt wordt door de geringste vlam ontstooken; een vonk uit zyden koussen, uit een mensch, uit een dier gehaald, is daar toe genoeg. 't Zou, derhalven, niet te bevreemden zyn, indien de zomerblikjes des nagts, of zwaarder blixemen, of zelfs de verheveling, onder den naam van verschietende Star bekend, de lugt, die uit de opening der Hooischuur voortkomt, aanstaken, en den brand verwekte. - Eindelyk, kan het bybrengen van een ontstooken kaars dit uitwerkzel te wege brengen: voorts loopt dit minder gevaarin de Stallen, die onder de Hooibergen zyn; dewyl die ontvlambaare Lugt uit eigen aart na boven klimt. Door welke middelen zal men best de heillooze uitwerkzels van het in brand vliegen deezer ontvlambaare Lugt, in de Hooischuuren, voorkomen? - Ik zie 'er | |
[pagina 513]
| |
slegts twee. Het eerste bestaat in alle de toegangen tot den Hooiberg zo wel te sluiten, dat de ontvlambaare Lugt, door 't vogtig Hooi voortgebragt, 'er niet konne uitvliegen, dan op een tyd, wanneer men oordeelde, geene ontbranding te vreezen te hebben. - Een tweede rechtstreeks daar tegen overgesteld middel zou zyn, dat men aan de ontbrandbaare Lugt alle mogelyke openingen verleende, ten einde zy kon ontvliegen, naar maate ze voortgebragt werd, en geen tyd hebben om zich in de Hooischuur opeen te hoopen: als dan zou de uitdampende ontvlambaare Lugt in zulk eene menigte van gemeene lugt komen, dat ze haare ontvlambaarheid verloor; doch de Lugt, die uit een Hooischuur alleen komt door de kleine openingen in het dak, krygt een te zeer belaadenen dampkring; welke in brand vliegt, zo ras 'er een vlamverwekkende oorzaak bykomt, en alles rondsom in het verderf inwikkelt. |
|