dank u waardig zingen. Alles, alles prykt in rype schoonheid; alles verleent ons een vollen zegen; bewondering en vreugde heerscht alöm; van de boomen en van den wynstok lacht de zegen des jaars schoon, schoon is het gantsche oord, in den heerlyksten tooi van den Herfst.
Gelukkig hy, aan wiens onbevlekt gemoed geen begaane misdaad knaagt; die zynen zegen in vrede geniet; en, waar hy kan, wel doet. De heldere morgen wekt hem tot blydschap; de gantsche dag is hem vol van vreugde, en teder omvat hem de nagt in zoete sluimering. Iedere schoonheid treft, iedere blydschap geniet, zyn vrolyk gemoed. Iedere schoonheid van het wisselend jaargetyde, ieder zegen der natuure, verrukt hem.
Maar, dubbel gelukkig, hy, die zyn geluk met eene gade deelt; welke door schoonheid en deugd versierd is; eene gade, als gy zyt, myn geliefde Daphne! zinds Hymen ons verbond, is voor my ieder geluk zoeter; ja, zinds Hymen ons verbond, was ons leeven, als twee welgestemde sluiten, die, in streelende toonen, een zelfde lied speelden. Geen valsche toon stoort de zoete harmonie, en wie dezelve hoort wordt vervuld met blydschap. Was 'er ooit een wensch, die myn oog u verriedt, welken gy niet vervulde? Was 'er ooit eene blydschap, die ik genoot, welke gy, door uwe vreugde, niet vermeerderde? Heeft ooit eenig verdriet my tot in uwe armen vervolgd, dat niet, gelyk een nevel der Lente, voor de Zonne, verdween? Ja, toen ik u als myne bruid, en in myne hutte leidde, volgde u iedere genoeglykheid des leevens. Zy plaatsten zich naast onze vriendelyke huisgoden, om nimmer van ons te scheiden. Huishoudelyke orde en zinnelykheid, moed en blydschap, vertoonen zich in alle uwe onderneemingen; - alles wat gy volvoert, is van de Goden gezegend.
Zinds gy, ô, zinds gy de zegen myner hutte zy, zinds is my alles met verdubbeld genoegen versierd: gezegend is myne hut; gezegend is myn vee; alles wat ik plant, en alles wat ik oogst. Blyde is my de arbeid van elken dag; en, wanneer ik onder myn stil dak vermoeid terug koome, ô, hoe verrukt my dan uwe goedhartige bezigheid, om my te verkwikken! schoon is my de Lente, schoon is my de Zomer en Herfst; en als de Winter rondsom onze hut stormt, dan gevoel ik, by den haard, aan uwe zyde gezeten, onder huishoudelyke bezigheden en openhartige gesprekken, het genoeglyke der huislyke gerustheid. By u opgesloten,