Waarneeming wegens het nut van de mercurius in de hydrocephalus internus.
(Medical and Philosophical Commentaries, Vol. VI. p. 220.)
Den 13 February 1775, wierdik by den eenigen Zoon van een Heer te Leverpool geroepen: het Kind, tusschen de drie en vier jaaren oud zynde, was zedert agt dagen niet regt wel geweest, en klaagde bestendig over pyn en zwaarte in het hoofd, en in de beenen: het had intusschen gebraakt, was koortsig, en konde het licht niet verdraagen.
Ik was niet weinig by dit verhaal aangedaan, vermits ik reeds drie Kinderen in deeze familie onder myne behandeling gehad had, die alle drie, zo als uit de Toevallen, en uit de opening van de ligchaamen, bleek, aan de Hydrocephalus Internus gestorven waren; dan myne ongerustheid wierd sterk vermeerderd, toen ik het Kind nader onderzogt. Ik vond de pols zeer schielyk en ongeregeld; het hoofd was heet; de wangen opgezet; de beide pupillen verwyderd, en daar bleef geen twyfel omtrent den aart der Ziekte meer overig.
Men had reeds een Braakiniddel, eenige poejers van Calomel, en een Purgeer-middel, dog zonder de minste beterschap, het Kind toegediend. Ik liet het Kind een voetbad gebruiken, en den Tartarus Emeticus in zulke kleine Giften inneemen, dat het eenige neigingen tot braaken verwekte.
‘Den 14 Febr. De Toevallen waren dezelfde, met menigvuldige opvliegendheid, ongeruste slaap, en geduurig slaan op het hoofdkussen, dan met de eene, dan met de andere zyde, van het hoofd. Ik liet een Spaansche-vliegen pleister tusschen de schouderbladen leggen; het voetbad herhaalen, en met het gebruik van de Tartarus Emeticus aanhouden.
Den 15 Febr. Het Kind was slaperig, onrustig, en schreeuwde by tusschenpoozen sterk; de pols was langzaamer dan natuurlyk, en de pupillen waren voor de sterkste lichtstraalen ongevoelig.
Ik had weinig hoope tot het herstel van den I yder, en dus waren myne raadgeevingen en voorschriften altoos gepaard met een onaangenaam vooruitzigt. Hoe meer ik de Ziekte in alle haare verschillende gezigtspunten beschouw-