Waarneeming wegens eene oedemateuse zwelling, zynde een gevolg van een scharlaken koorts.
Door John Clark, M.D.Ga naar voetnoot(*)
Thomas wood, oud vyf jaaren, wierd den 24 Augustus in het Godshuis gebragt. - Hy had zedert agt dagen aan een Scarlaken Koorts, met eene zeere Keel, ziek geweest; de Tonsillae waren nog ontstooken en geulcereerd, en de geheele nek was oedemateus. De Pols was zwak en schielyk; de oogleden waren gezwollen, en de opperhuid begon met dikke schilfers af te vallen: de stoelgang was natuurlyk.
Ik liet den Lyder alle drie uuren een klein kopje afkookzel van de Kina gebruiken.
Den negenden dag was het aangezicht, armen, handen, en het geheele lichaam, gezwollen.
De Lyder hoestte dikwyls, was bezet op de borst, loosde geen water, en was daarby hardlyvig. Ik liet hem, van tyd tot tyd, een lepel vol Infus. Sennoe met acetum scilliticum gebruiken, tot dat de stoelgang volgde.
Den tienden dag was de ulceratie van de Tonsilloe geneezen, de waterzuchtige zwelling verminderd; doch de Lyder was nog zeer zwak, leucophlegmatiek, en loosde nog zeer weinig water. Ik schreef hem de volgende mixtuur voor, om daarvan een lepel vol te nemen.
℞. Infus. Peruvian. Unc. vi.
Acet. Squillit.
Extr. Glyzyrrh. aa drach. ii. m.
Den dertienden was de Koorts minder, doch de Waterzucht meerder; diensvolgende liet ik hem zo veel van het bovengenoemde Laxeer-aftreksel gebruiken, als de krachten wilden toelaaten, en gaf hem dan op de tusschendagen het aftreksel van de Kina.
Den veertienden September, zynde de agt- en twintigste dag van de Ziekte, was hy volkomen hersteld.