| |
Nadere bedenkingen over het lezen en van buiten opzeggen der leerredenen.
Voorgesteld in een Brief aan de Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letter-Oefeningen.
myn heeren.
De aanmerkingen over het lezen en van buiten opzeggen der Leerredenen, in u lieder Mengelwerk, I.D. bl. 473 geplaatst, vind ik onzydig, verstandig en der opmerkinge waardig; ook komen my de bygebragte redenen ter afkeuringe ten hoogste bondig voor. - Elk die de Godsvrugt bemint, en ware hoogachting heeft voor het dierbare Woord van God, en deszelfs voortreffelyke Bedienaars, zal wel niet wraken, dat een of ander onder de oude Lieden, mitsgaders onder jongere Persoonen, dien een ongelukkig toeval getroffen mag hebben, waarlyk, uit gebrek van geheugen, of anderzins, buiten staat zynde, lezen; maar hy moet het, dunkt my, grootlyks afkeuren, dat de zodanigen, die in den bloei hunner jaren en kragten zyn, zig daaraan overgeven. Ook leert de ondervinding ten klaarste, dat het meerendeel der Toehoorderen 'er geen genoegen in neemt. En egter schynt dat gebruik hier en daar steeds meer stand te grypen. Wat mag toch hier van de oorzaak wezen?
Is de Predikdienst thans lastiger dan voorheen? Immers
| |
| |
neen. Op verscheiden plaatzen in ons Vaderland heeft men eer minder dan meer Predikbeurten. Men predikt, over 't algemeen, (dat te pryzen is,) beknopter en korter. De hulpmiddels, tot het opstellen van weldoorwerkte Predicatien, zyn vooral niet minder, veeleer menigvuldiger, en gereeder by de hand. Ook zyn de hedendaagsche predikwyzen, van welken smaak ook, inderdaad niet moeilyker, veelligt eer gemaklyker uit te voeren. - Zou het ook ontstaan uit eene zugt, om zo veel meer tyds overig te hebben, ten einde zyne Leerredenen beter uit te werken? Behalven dat ik, uit hoofde van 't opgemelde, niet bevroeden kan, dat men nu gieriger op zyn tyd behoeft te wezen, dan voorheen, om zyne Leerredenen op te stellen; zo moet ik betuigen, en velen zullen 't ongetwyfeld met my doen, gemeenlyk niet te kunnen hooren, dat zy, die hunne Predicatien lezen, in 't stuk der uitvoeringe, zo by uitstek uitmunten, boven hen, die dezelven van buiten opzeggen. En als ze dit niet doen, dan verliest 'er de Tocheorder grootlyks by; waarover ik my thans niet breeder zal uitlaten, om dat zulks, in de voorige aanmerkingen over dit stuk, genoegzaam aangeduid is.
Hoe meer ik alles nagaa, hoe meer reden ik vinde om te dugten, dat het lezen der Predicatien, by velen, uit eene gansch andere oorzaak ontstaa. - Zou het wel geheel buitenspoorig wezen te gissen, dat 'er, (zonder nog iemand hunner te verdenken van volstrekte luiheid, of eene al te groote zugt tot gemak,) gevonden worden, die waarlyk meer moeite hebben, en dus meer tyds behoeven, om dat ze hunne Academische Studien niet behoorlyk in agt genomen hebben; en dus de vereischte bekwaamheden niet bezitten? - Zou het wel zeldzaam zyn 'er onder te vinden, dien het waarlyk aan tyd mangelt, om hunne Predikatien van buiten te leeren? om dat zy zo veel tyds behoeven voor hunne Liefhebbery-Studien; oefeningen, die op zigzelven aan te pryzen zyn, maar den Predikant in zyn dienstwerk niet moeten belemmeren. - Of, ('t geen erger is,) om dat ze zo veel tyds doorbrengen in noodelooze gezelschappen, met het afleggen van onnoodige vizites, en dergelyken; waardoor de tyd tot het memorizeeren te kort schiet. In gevallen van die natuur is 'er naauwlyks een geschikter middel, om dit verzuim te hulp te komen, dan, onder voorwendzel van een verminderd zwak geheugen, zyne Predikatien te lezen; om dan, quanswyze, zo veel geschikter en verstandiger te prediken. - Geschiedde
| |
| |
zulks eens in buitengewoone omstandigheden, by ongemeene beletzelen; niemand zeker zou het ten kwaade duiden; maar als men 'er eene gewoonte van maakt, is het 'er anders mede gelegen. En dan heeft het tot een gevolg, dat men eerlang waarlyk onbekwaam worde, om van buiten te leeren: 't is toch eene heblykheid, die velen, ten minste, door oefening kunnen verkrygen; en welke zy, die ze bezeten hebben, by gebrek van oefening, kunnen verliezen. By dezen voortgang wordt men eindelyk buiten staat; dus heeft men ten laatste de wettige rede om te lezen; men kan niet meer van buiten leeren en opzeggen. Maar hier van is men zelfs de oorzaak; en deze, is het te dugten, heeft veelal haren grond in 't verzuim van Studie, of noodlooze Tydspilling. - En zou hier toe, (mag ik my dus uiten!) niet wel eens van ter zyde medewerken, een kwaalyk beredeneerd begeven van de bekende Beurzen en Praebendes aan onbekwame geestlooze Jongelingen, die zig maar haasten om het Schoolstof af te schudden, en Eerwaarde Heeren te worden; die naar het Predikampt staan als een Handwerk; en dus ook, Predikanten geworden zynde, het als een Handwerk behandelen?
't Was te wenschen, dat myne gissingen, naar de oorzaak van dit kwaad, buitenspoorig waren: doch dit zo niet zynde, gelyk ik vreeze; gesteld, dat ze maar al te gegrond zyn, om als buitenspoorig verworpen te worder, is 't niet duister te raamen, wat 'er stand behoore te grypen, om den verderen voortgang van dit lezen, op eene geschikte wyze, voor te komen.
In de eerste plaatze behooren zy, die eenige bestelling hebben in het begeven van Beurzen en Praebendes, dezelven met een goed geweten, voor Gods aangezigt, te verlenen aan zulken, van welken zy met grond iets goeds kunnen verwagten. En 't komt my, (met eerbiedige goedkeuring van alle andere welberaamde maatregelen,) inzonderheid nuttig voor, dat men, (alles gelyk gesteld zynde,) bovenal het oog hield op Zoons van geagte Predikanten, die niet wel bemiddeld zyn; welken van der jeugd af gelegenheid gehad hebben, om het gewigt van het Dienstwerk te leeren kennen. Doch ook in dit geval, even als in alle anderen, zou men mogen wenschen, dat de begeving niet geschiedde, dan aan dezulken, die oogenschynlyk de noodige vermogens en tevens lust hadden, om in tyd en wyle aan Gods Kerk nuttig te zyn.
Voorts moeten zy, die, (gelyk betaamt, uit eene zui- | |
| |
vere zugt tot het heil van onstervelyke zielen,) begeerte hebben tot het voortreffelyk Opzienders-Ampt, en met eene genoegzame taalkennis op de Hooge School gekomen zyn, zig vlytig toeleggen op de kennis der noodige voorbereidende Wetenschappen, en zig voorts benaarstigen tot eene gezette en gegronde beoefening der Godsdienstige Waarheden. Bovenal hebben zy, door eene ernstige en oordeelkundige lezing en overdenking der Godgewyde Bladeren, uit welken alleen de geopenbaarde Godsdienst recht te kennen is, zig eene overtuigende Bybelkennis eigen te maaken. Eene kennis, die hun, behalven de aangeduide noodzaaklykheid, ook by uitstek te stade zal komen als heilige Redenaars, zo in het vaardiger opstellen als van buiten leeren hunner Predikatien. Op die wyze werk maakende van de beoefening der Godgeleerdheid, hebben zy tevens gezetlyk agt te geven op derzelver betragting; de zonden der Jeugd, verleidende gezelschappen en plaatzen van ydelheid te schuwen; het hart met eerbied voor God, en een onuitwischbaar bezef van hunnen pligt, te vervullen; het welk hun, in hunne voortgaande oefeningen, steeds ten spoor en prikkel zal verstrekken. - Dus behooren zy, onder afsmeeking van den Godlyken zegen, in eene hartlyke erkentenis hunner afhangelykheid van hem, den kostelyken tyd te besteden, om zig tot het Predikampt bekwaam te maaken; ten einde, afkeerig van alle partyschappen, die altoos der Kerke nadeelig waren, en alleen afhangelyk van de woorden des levenden Gods, in eene welgegronde overtuiging te omhelzen de Godsdienstige waarheden, welken, overeenkomstig met Gods Woord, geleerd worden in die Kerk, in welke men verkiest een Leeraar te worden: om zo, onder den Godlyken bystand, een arbeider te worden, die niet beschaamd wordt, en het Woord der waarheid, naar zyn geweeten, recht snydt.
Zyn zulke wel opgeleide Jongelingen, eindelyk, tot den dienst uitgezonden, dan mag men, met het hoogste regt, van hun vorderen, dat zy, als getrouwe Herders, hun hart op de kudde zetten, alle hunne verkregen wetenschappen, niet ter bejaginge van vuil gewin of verkeerde inzigten, maar, als goede voorbeelden in leer en wandel, besteden, tot afbreuk van het Ryk des Duivels, en ter uitbreidinge van 't Koningryk van Christus. Hun Leeraarampt moet nu hun hoofdwerk zyn; waar aan alle By-Studien ondergeschikt moeten blyven, op dat het zelve daardoor niet verhinderd worde. Veel minder behooren zy ooit te dul- | |
| |
den, dat ze, in 't recht handhaven van hunnen Predikdienst, zigzelven belemmeren, door 't bywoonen van noodelooze gezelschappen, het afleggen van onnoodige vizites, en dergelyken. Integendeel behooren zy hunnen tyd uit te koopen, tot eene aanhoudende beoefening van Gods Woord, en leerzaame Geschriften, om hun oordeel te beschaven, en hunne kundigheden te vermeerderen; ten einde zig, terwyl ze nog in de volle kragt hunner vermogens zyn, (die toch met den naderenden ouderdom staat af te nemen,) des te meer bekwaam te maaken. - Een Leeraar, dus wel onderleid, en op die wyze werkzaam, onder vuurige en aanhoudende biddingen en smekingen voor Gods Throon, die hulpe en genade aan zyne gaarn getrouwe Knegten kan en wil geven, zal het gemeenlyk niet veel moeite kosten eene weluitgewerkte Redenvoering op te stellen; zyne eigen wel bestudeerde denkbeelden in derzelver juiste orde te schikken; zyn eigen werk te memorizeeren en van buiten op te zeggen. Zig hier aan bestendig houdende, zal hy zyne heblykheid daar in dermate versterken, dat het hem, buiten byzondere ongelukkige toevallen, zelfs in den ouden dag in staat zal stellen, om zyne Leerredenen van buiten op te zeggen; zonder zig genoodzaakt te zien, tot het lezen over te gaan; dat in den ouden dag nieuwe bezwaren krygt.
Langs dezen weg zou men, vlei ik my, het lezen van Predikatien, buiten noodzaak, wel dra doen afnemen; en men zou 't alleen overlaten voor zulken, die hunne Academische Studien verzuimd hebben, of hunnen tyd als Leeraar, tot nadeel van hun Ampt, verspillen.
Vinden de Schryvers der Letteroefeningen 't goed van deze myne aanmerkingen gebruik te maken, en dezelven in hun Maandwerk te plaatzen, 't zal my aangenaam wezen. De Algenoegzame make dezelven voor de Lezers op alle wyze gezegend! - Ik blyve, enz.
ϕιλάδιλϕος. |
|