| |
Brief van Armida Amazone, aan de Uitgeevers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen,
over de manlyke dwinglandy.
Wy geeven den volgenden Brief uit, niet als een stuk van grondige redeneering, maar als eene boertery, welke denzulken bevallen kan, die niet ongaarne al lachende zekere waarheden gezegd zien.
myn heeren!
Mooglyk zult gy het beschouwen als een' stap van wederspannigheid, dat ik my verzetten durve tegens eene byna door de geheele Wereld, en ook in ons Land, vastgestelde order. In weerwil evenwel van deze gewoone denkwyze, verstout ik my, my openlyk te stellen, tegens eene zaak, welke my zeer onbillyk, hard en onwettig voorkomt. Schoon ik maar eene vrouw zy, ben ik nogthans zulk eene Voorstandster der Vryheid, dat ik duizendmaal liever in Washington's Leger honger en gebrek te lyden, en honderd dooden te sterven, verkiezen zoude, dan my maar te kunnen verbeelden, dat ik niet vry was. De naam van Vryheid is my zo zoet, dat niets daarby haalen kan; en het denkbeeld, van onder eens anders heerschappy te staan, is my zo yslyk, dat mooglyk de strengste slaverny, indien ik my slegts mogt verbeelden, vry te wezen, niets daarby haalen, en my het grootste heil, dat te bedenken was, wezen zou.
By zulk eene denkwyze, myne Heeren, moet het niemand vreemd voorkomen, dat ik eene doodlyke vyandin ben van die heerschappy, welke zig de Mannen over de Vrouwen aanmatigen;
| |
| |
en dat ik alle myne poogingen aanwende, om aan die heerschappy op eens den bodem in te slaan.
Met de daad, myne Heeren, heb ik my reeds van overlang aan de heerschappy van mynen Man onttrokken. En daar andere Vrouwen, haare Mannen, op het voorbeeld van Moeder Sara, niet slegts Heere noemen, maar hen ook voor haare Heeren erkennen, en zich door die Heeren laaten regeeren; heb ik het voorbeeld van die braave Moeder, stipter, en meer overeenkomstig myner denkwyze, gevolgd. Ik heb naamlyk getoond, dat, hoe zeer ik voor 't uiterlyke, even als zy, mynen Man, volgens het gebruik, helaas! voor mynen Heer erkende; ik nogthans, even als zy, het bewind der zaaken aan my wist te houden, en Hagar met haaren Zoon, dat is, den wil en de begeerte van mynen Man, den huize uit te dryven.
Ik heb, van het uur af, dat ik voor den predikstoel, (ik moest, meer poëtisch, zeggen, voor 't Echtaltaar,) de trouw van mynen Man ontvangen had, my in 't bezit gesteld van de heerschappy; en my, tot op dit oogenblik toe, in die heerschappy gehandhaafd.
En, myne Heeren, zouden de plegtigheden van het huwlyk, met het geen daar op gevolgd is, my van natuur hebben doen veranderen? Tot het oogenblik toe, dat ik op het Formulier van den Echt, door eene nyging, ja geantwoord hebbe. ben ik altoos geweest de volstrekte Gebiederes over mynen Man. Hy was my, zedert zyne vryery, niet genaderd, dan met de diepste onderdaanigheid. Hoe menigmaalen heb ik hem niet aan myne voeten gezien! Wat gebeden heeft hy my niet gedaan! Hoe heeft hy my niet voor zyne Prinses; wat zeg ik? voor zyne Godin, van wier uitspraak, wil en grilligheid, zyn geluk afhing, erkend! Hy vloog op myne bevelen, als de geringste slaaf op die van zynen meester. Zoude ik nu, om dat men my, uit zeker boek, iets heeft voorgelezen, en dat ik met mynen Bruidegom te bedde ben gegaan, eene gunst, waarom hy my zo onderdaanig had gesmeekt, alle myne regten kwyt zyn geraakt; en van eene Prinses eene slaavin, van eene Godin eene dienstmeid, zyn geworden? Neen, myne Heeren, men mag zekere artikels uit het Huwlyks formulier aanhaalen, en daar uit myne onderwerping aan mynen Man, als een stuk waaraan ik my vrywillig onderworpen hebbe, willen bewyzen, ik lach daar wat mede; en leg die artikelen uit, even zo als de Mogendheden de Tractaaten doen, overeenkomstig myne belangen en oogmerken. Ik weet den geest van de letter te onderscheiden; en daar de letter my aan de heerschappy van mynen Man onderwerpt, geeft my de geest daar van de heerschappy over hem in handen. Niemant immers. myne Heeren, kan geagt worden, by eenige overeenkomst, zyn eigen nadeel gezogt te hebben. Hoe kan dan eene Vrouw geagt worden, by haar Huwlyk, te hebben afgezien van die heerschappy, welke de natuur haar over de Mannen gegeeven heeft. Eene heerschappy, welke
| |
| |
het geheele manlyke geslagt, in ons beschaafd Werelddeel, ten minsten. (en van woeste Volken, die naauwlyks menschen zyn, willen wy niet spreeken,) erkend heeft. Neen; deeze tyrannische woorden: Gy Vrouwe, gy zult uwen wetlyken Manne gehoorzaam zyn in alle dingen, als uwen Heere, zyn door de Mannen in het Formulier gezet, om dat het de Mannen gemaakt hebben. Hadden het de Vrouwen gemaakt, het zoude geweest zyn: Gy Man, gy zult uwer wetlyke Vrouwe gehoorzaam zyn in alle dingen, als uwer Vorstinne, uwer Godinne. Nu luiden de woorden anders; maar ik, en alle Vrouwen, die moed hebben, leggen die uit, overeenkomstig met de natuur der zaake, zo, dat de Vrouw wel voor 't uiterlyke, daar het gebruik het zo wil, haaren Man eeren moet, doch, daarom niet ophoudt, meesteres te blyven, even gelyk zy vóór het huwlyk geweest is. De toestemming, by het trouwen gegeeven, wil niets zeggen; dewyl wy zonder die niet trouwen konden; dus is die toestemming als afgedwongen of sub- en obreptief verkregen, des wy onder geene verpligting zyn, om 'er ons aan te houden.
Evenwel, zal men zeggen, hier uit zelfs, dat de Mannen de opstellers zyn van 't Huwlyks-formulier, blykt, dat hun de heerschappy toebehoort. Maar, hier tegens heb ik vry wat in te brengen. Op zyn hoogste blykt daaruit, dat zig de Mans de heerschappy aanmatigen, doch geenzins, dat die hun toebehoort. Aanmatiging is geen regt; overmagt geene wettige heerschappy. Om dat de natuur den Mannen grovere spieren en meer lichaamssterkte gegeeven heeft, volgt daaruit, dat zy regt over ons Vrouwen hebben? Dan volgt ook, dat de Spanjaarden regt over de Amerikaanen hadden; om dat de eersten vuurwapenen bezaten, waarmede zy de laatsten doodschooten. Integendeel, daaruit, dat de Mannen sterker van lichaam zyn dan de Vrouwen, volgt veeleer, dunkt my, dat zy geschapen zyn om ons te dienen, voor ons te werken, te vegten, enz. even als uit de grootere sterkte van het Paard of den Os boven den Mensch volgt, dat deze Dieren geschapen zyn tot onzen dienst; en om door ons tot die einden gebruikt te worden, tot dewelken het ons goeddunken mag ze te gebruiken.
Zeker, myne Heeren, my dunkt het kan niet anders wezen, dan een misbruik dier grootere kragten, welken de Mans gemeenlyk boven de Vrouwen bezitten, dat hun de heerschappy over ons gegeeven heeft. De eerste Man behoefde maar zynen eigenzinnigen wil by zyne Vrouw met geweld door te dryven, om straks, aan zyne nakomelingen, een voorbeeld van zulk eene aanmatiging te geven. En, gelyk de mensch genegen is tot het maaken van zulk een gebruik van zyne kragten, als meest met zyne neigingen overeenkomt, wierd dit wetlooze voorbeeld door alle zyne manlylyke nakomelingen gevolgd, zonder de minste bedenking, of zodanig een gedrag billyk dan onbillyk ware.
In waarheid, myne Heeren, wat anders dan geweld en overmagt
| |
| |
kon de heerschappy der Mannen vestigen? Zyn zy verstandiger, wyzer, deugdzaamer dan wy? Ik bid u, myne goede Heeren, wat dwaasheden zouden 'er kunnen geschieden, indien de Vrouwen de Wereld regeerden, die nu niet geschieden? Wat grootere dwaasheid kon de mensch begaan, dan dat de een den ander onbeschroomd dood slaat, en zig voor een' des te grooter man houdt, naarmaate hy meer menschen heeft omgebragt? Men mag op de dwaasheden en kinderagtigheden der Vrouwen smaalen zo veel men wil; en onzen opschik, onze snapagtigheid, en wat zottigheden men verder den Vrouwen moge te last leggen, belachen; wat komt dat alles by de dwaasheid der Mannen, die naar den stryd haasten, als naar een feest; en zig des te meerder vereerd agten, naar dat zy grooter kans hebben om naar de andere wereld verzonden te worden!
De Mannen, evenwel, zult gy zeggen, hebben meerder kundigheden dan de Vrouwen, en zyn dus geschikter tot eene wyze bestiering der zaaken. Doch, van waar komt hun die meerdere kennis? Zeker, niet van de natuur, maar van de opvoeding. Dat men ons van de jeugd af dom houdt, is onze schuld niet, maar wel die der Mannen; die zekerlyk onze verstandsvermogens met voordagt onderdrukken, om de heerschappy over ons te behouden; even gelyk de Turken de Grieken uitmergelen, en in de laagte doen blyven, op dat zy zig niet tegens hun verzetten mogen. Maar wat al Vrouwen zyn 'er niet, die in de weetenschappen hebben uitgemunt! en wat al groote Vorstinnen, welken in den rang der grootste Mannen verdienen geplaatst te worden. Het sta my vry my van dit denkbeeld van voltaire te bedienen, die zynen Held in de Henriade tot Koningin Elizabeth doet zeggen:
Le Ciel, qui vous forma pour régir des états,
Vous fait servir d'exemple à tous, tant que nous sommes,
Et l'Europe vous compte au rang des plus grands hommes.
En wat de deugd betreft, geen redelyk mensch zal beweeren, dat het vrouwlyke geslagt daar in voor het manlyke wykt. Ten minsten hy, die zulks beweerde, zou de duidlykste ondervinding tegen zig hebben; daar het zeker is, dat de meeste ondeugden der Vrouwen aan die der Mannen zyn toe te schryven. De Mans immers zyn den meesten tyd de verleiders, de Vrouwen de verleidden. En wat zyn de ondeugden der Vrouwen, in vergelyking met die der Mannen! Dwaasheden, welken meer bespotting, dan eene ernstige bestraffing, verdienen. Beleedig eene Vrouw, wat hebt gy te wagten? Klagten, traanen, kwaadspreeken, zie daar de wraak welke wy pleegen te oeffenen. Maar
| |
| |
de Mannen! wat bloedstortingen zyn uit hunnen toorn niet te vreezen? Gelukkig zeker ware het menschdom, indien het door de Vrouwen geregeerd wierd; welken zekerlyk te zagtaartig wezen zouden, om, ter voldoening eener ydele roemzugt, de wereld in bloed te dompelen.
Het gezag der Mannen over de Vrouwen, deeze zo genoemde maritaale magt, is derhalve niets anders dan eene usurpatie. Verwonder u niet, myne Heeren, eene Vrouw zulke regtsgeleerde uitdrukkingen te zien gebruiken. Zo dra ik het plan geformeerd had, van meer te zyn dan eene slaavin, tot onderwerping gescha pen, heb ik my toegelegd om kundigheden te verkrygen, welken noodig waren voor een mensch dat gebieden wilde. Indien nu deeze maritaale magt niet anders dan eene usurpatie zy, en alleen op overmagt steunt, is geene Vrouw, welke in verstandlyke vermogens haaren Man te boven gaat, verpligt zig aan zyn gebied te onderwerpen. Ieder moet zig dan in 't hezit van dat gezag stellen, 't welk hy kans ziet te verwerven. Gebieden zulke Mannen over hunne Vrouwen, die meer vermogens dan hunne Vrouwen bezitten, uit hoofde van hunne grootere vermogens; Vrouwen, welken boven haare Mans zyn, hebben even het zelfde rogt, om zig van haare meerderheid te bedienen, en over haare Mans te gebieden. De vastgestelde burgerlyke wetten geeven den Mannen zekere magt boven de Vrouwen, om dat die wetten door Mans gemaakt zyn; en ik zie geene kans om vooreerst nog die wetten veranderd te krygen; met den tyd zal dit mooglyk nog wel komen; indien de Vrouwen zig maar toeleggen op het verkrygen van meerdere kundigheden, en voortaan hunnen Dogteren eene andere opvoeding geeven, dan tot nog toe gedaan is. Wat leerden de meisjes in de huishoudens voorheen? Breijen, naaijen, de wasch opdoen en kooken. Dit was goed om dienstmeiden, alleen geschikt om het huishouden van myn Heer den Man op te houden, hem tot zyn plaizier en voortplanting van het geslagt te dienen. Dat zulke Vrouwen gehoorzaamen; zy hebben niets anders geleerd. Maar zo kan het niet gaan met Vrouwen van eene meer verhevene opvoeding, die zig boven den laagen kring van het burgerlyke beweegen; en zo gaat het ook niet meer, gelyk de ondervinding reeds bewyst. Wat eene
omwenteling, myne Heeren, in de leevenswyze onzer aanzienlyke Dames, ja, zelfs in die der min aanzienlyken! In plaats van Speelpoppen haarer Heeren Mannen te zyn, doen zy zig gelden; houden haar byzonder gevolg, zien haar byzonder gezelschap, en hebben, in weerwil van 't kwaadaartig gesnap van 't onkundige gemeen, en de haatlyke verdenkingen haarer van jaloersheid woedende Mannen, haare byzondere Vrienden, die meer of min in haare gunstbewyzen deelen; naar maate dat haare onafhanglyke goedwilligheid meer of min door hun verdiend wordt.
Uit deze leevenswyze voorspel ik eene geheele omwenteling
| |
| |
in de wereld, welke, indien zy al niet ten beste der maatschappy strekt, ten minsten de eigenliefde van alle Vrouwen van eenen hoogen geest vleit, en wel byzonderlyk die van,
myne heeren,
uwe leezeres,
armida amazone.
o.o.
|
|