Het gebruik van uiterlyke tekenen by het groeten is al van hoogen ouderdom. - Deeze tekenen zyn wel willekeurig; maar tog grootendeels zeer geschikt tot verrigting van dat geene, wat de wetten der wellevendheid ons opleggen. - zo dient het nygen des hoofds, des lighaams of van de knieën, ten bewyze van onze onderwerping aan, en vernedering by, den geenen, die wy daardoor vereeren, - dat betekenen ook de voetval, voetkus, enz. - Wy ontdekken het hoofd voor iemand, ten blyke van eerbied, welke wy hem toedraagen, - het opryzen, wanneer men zit, en het stryken met den voet, zyn gepaste tekenen van onze dienstvaardigheid en verlangen om 's naastens bevelen ten uitvoer te brengen. - Wanneer wy een ander onze hand geven, en zyne hand aanvatten, dan zeggen wy daardoor, dat wy onze gansche persoon en welvaart gaarne in zyne magt stellen, en veilig aan hem toebetrouwen; en dat wy ons gereedelyk verpligten om zyn belang als het onze te behartigen. - De omarmingen toonen onze hartelyke vereeniging met iemand; gelyk de kussen zodanig eene verkleefdheid betekenen, die niet dan door onderlinge scheuring, of losrukking, als 't ware, kan worden vernietigd.
Men kan met redelykheid van de Geleerden niet vorderen, dat zy altyd oorsprongelyke Werken schryven, waarin alles van eigen stempel zy. - Dit ware een gestreng zedemeesterschap. - Genoeg, wanneer zy het algemeen zulke Schriften leveren, waarin zaaken van aanbelang, (schoon ook reeds voor Eeuwen afgehandeld,) in een nieuw, verbeterd, en behaaglyk licht te voorschyn treden. - Eene menigte van oude en waarlyk goede boeken ligt nu, zo als men zegt, agter de bank, enkel om dat de waereld gaerne iets nieuws te beschouwen heeft; of, indien de taal, waarin zy beschreven zyn, eene levende taal is, om de tastbaare ruuwheid in styl en schryfwyze, die in de beschaafder Eeuw niet missen kan walgelyk te zyn. - Des doet hy aan het menschdom reeds eenen verpligtenden dienst, die het wezenlyke van deeze werken, onder een bevallig tooisel, doet herleven; en zaaken onder het oog van 't algemeen brengt, die, buiten dat, mooglyk voor altyd, in eenen diepen nagt van verborgenheid zouden versteken zyn gebleven. - Dan men eischt echter, met het hoogste regt, dat hy dit doe met die oordeelkundige omzigtigheid en openhartigheid, welke hier vereischt word; om by verstandige leezers goedkeuring te verkrygen, en hen te overreeden, dat men agting heeft voor de oude geleerdheid, die waarlyk in veele opzigten de bron der nieuwere is.
‘Van boeken te schryven is geen einde’, zo sprak Salomo, toen de waereld nog in den staat van jongelingschap was: - wat, dunkt ons, zou de man gezegt hebben, had hy drie Eeuwen na Laurens Koster geleefd.
o ......