Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781

Concept van verbetering van het ezelshooft, op 's lands oorlogschepen.

Men maakt het Ezelshooft zo dik als de top van den mast; de breedte 2 maal de dikte, en de lengte 3½ maal de dikte. Om 't zelve legt men een yzeren bandt, A, met een schrenier, F, om 't Kalf te kunnen draaijen. Deeze bandt is dik ½ duim, breedt 6 duim, van den bovenkant afleggende 1½ duim; doch zoo veel minder in lengte en breedte als dezelve dik is, op dat men 'er over heen zoude kunnen leggen drie andere yzeren banden, B, aan de hoeken met oogen, L, voor de steng en wintreeps, en om 'er groote Cardeelblokken aan te hangen. Nu gaat een bout, C, door beide de banden heen, om dus 't Ezelshooft, over zyne breedte te kunnen sluiten of klinken. Daarenboven gaan 'er nog drie andere bouten, D, door die tot meerder vastigheid en sterkte dienen. Om nu den voorigen yzeren

[p. 114]

bandt, wegens 't sluiten van 't Kalf, N, dat door een schrenier werkt, te hulp te koomen, zoo maakt men, aan beide de zyden van 't Ezelshooft, yzeren plaaten, H, breedt 6 duim, die agter de bandt, B, kunnen heen geschooven, en dan door de twee bouten, K, geslooten worden; om, zoo doende, 't Ezelshooft zonder gevaar te kunnen gebruiken, tot het sluiten en 't ontsluiten. E, verbeeldt den top van den Mast, en S, de Steng.

Kan dit eenig nut aan de Zeevaart toebrengen, en heb ik hier me e aan Zommigen voldaan, dan heb ik myn doel bereikt.

c.d.g.

's Hage, den 1 February, 1781.