De mode.
Een goelyk, deugdsaam Meisje wierd door haaren Vader genooddwangd, in eens alles, wat zedig was, af te leggen, en haar Godsvrugt te begraaven onder de dartele tooi van een kind der Mode. - De Man hoopte zig, langs dien weg, an een jong Heer van goeden huize te verzwageren. - Eens, dat hy t'huis kwam, gaf hy zyne Dochter een flesje met reukwater over, en zeide, zy moest zig daarvan in de Kerk, en in Gezelschappen, bedienen. - Zy rook 'er aan; - ‘maar Vader, indien ik die lugt niet verdraagen kan? - waarlyk, zy verveelt my, - ik word mislyk!’ - ‘Hoe, zeide hy, zulk een kostbaar parfum? - malle kleuter! - ik wil en gebiede u, dat gy het by alle gelegenheden gebruikt, - het is uw fatsoen, - elke Dame doet zo.’ - Hy liep gramstoorig ter kamer uit. - Toen sprak zy, met een opgeheven oog, waaruit een traan slipte; - ‘Hemel! goede Hemel! - bewaar tog den Godsdienst voor de Mode!....’ Het meisje zuchtte nog, toen Vader weder binnen trad.
o......