De vrygeest verbeterd.
‘Help! help! ach.... help!....’ riepen twee Kinderen, die gevaar liepen van zo oogenbliklyk in het water te smooren. - Een Vrygeest, die gevallig voorby wandelde, boorde den noodschreeuw; en de dobberende hoofden der Kinderen, benevens twee Vischgaarden aan den kant van het water, deeden hem kennis krygen van het ongeluk. - Hy schoot toe, en redde de Drenkelingen. - De jongens vielen aan zyne voeten, en kusten ze; zo levendig was hunne dankbaarheid. - Hier op sloegen zy het oog ten Hemel, en zeiden, met betraande wangen, ‘ô God! u zy eere! - zegen deezen man, ja, zegen onzen weldoener!’ De vrygeest vertrok; want de aandoening vervoerde hem. ‘Indien 'er een God is, die reine gebeden verhoort, zeide hy by zig zelven, indien 'er eene Voorzienigheid is, dan