Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Aanmerkingen over de onverdraagzaamheid der hervormers.Gy lieden hebt dit wel ten kwaade gedagt, maar God heeft het ten goede gedagt. Zy, die de poogingen van kalvyn, luther, melanchton en andere Hervormers van de verkeerde vermoedens der Ongeloovigen ontslaan, en, met allen ernst, ontkennen, dat deeze beroemde Mannen onverdraagzaame Geestdryvers geweest zyn, hebben, doorgaans, hun Karakter in dit gunstige licht geplaatst. Van natuure beminden de Hervormers eene zagte gesteldheid van geest, en wilden dezelve, zeer gaarne, betoonen omtrent dezulken, die van Hen in gevoelens verschilden. Zy jaagden na dien Vreede, welke het Sieraad is van eenen Dienaar des menschlievenden Verlossers. De verregaande yver, waarmede zy, in eenige gevallen, te werk gingen, en die, niet weinig, naar den geest van onverdraagzaamheid zweemde, hadt, alleenlyk, zynen oorsprong in hunne wysheid, welke oordeelde, dat het inslaan van zagter wegen hunne goede zaak zou benadeeld hebben. In dit licht is het Karakter en gedrag der Hervormers ook by den grooten mosheim, in deszelfs leezenswaardige en doorwrogte Geschiedenis, geplaatst. Het beste van zynen evenmensch, die zich, in andere opzigten, beroemd gemaakt heeft, te denken, zal, altoos, eene pryslyke zaak blyven; inzonderheid ten aanzien van zodanige gevallen, waarin de nyverige navorscher in twyfel staat, en de waarheid zich agter een digt kleed verschoolen houdt. Ook behoeft men niet te logenen, dat, misschien, ééne of meerdere van IIen, die de Hervorming van den Godsdienst, in de duistere tyden des bygeloofs, ondernomen hebben, van natuure die zagtheid van geest bezaten en tot die verdraagzaamheid geneigd waren, welke | |
[pagina 46]
| |
zommigen, gaarne, aan alle de beroemde Hervormers zouden toeëigenen. Dan dit laatste zal, bezwaarlyk, wy durven zeggen, in het geheel niet, door eenen waarheid-minnaar kunnen geschieden. Die ruime toeëigening zou, vlak, stryden tegen de algemeene denkwyze van dien tyd, welke onverdraagzaam was. Zy zou tegengesproken worden, door dien verkeerden yver des Geloofs, welke ook toen plaats hadt, die de grondwaarheden des Christendoms van geene bespiegelende leerstukken wist te onderscheiden, en waarmede genoegzaam alle Godgeleerden overgooten waren. - Melanchton, de vreedelievende melanchton, die zagte, die goedaartige Man, shcreef aan kalvyn, dat de Geneefsche Overheid zeer wel gedaan hadt, door serveet als een Godslasteraar ter dood te veroordeelen; en met deszelfs goedkeuring was het, dat drie Doopsgezinden, nadat zy geweigerd hadden in de gevoelens van deezen Hervormer te treeden, te Jena onthalsd wierdenGa naar voetnoot(*). Maar, wat zullen wy hier op zeggen? Zullen wy de handelwyze van die geenen navolgen, die tegen deeze onverdraagzaamheid, allerhevigst, uitvaaren; wier Keel al heesch geworden is verdraagzaamheid te roepen, en wier longen al afgemat zyn, door vredelievenheid te ademen? - Laat ons hooren, hoe zy zich afslooven! ‘Men yst op de enkele gedagten, dat kalvyn de hand boodt in het doen verbranden van den bekenden ongelukkigen. Afschuuwlyke onverdraagzaamheid, welke alle menschelyke aandoeningen verdooft! Hoe beminnelyk is die toegeevenheid, die, thans hoe langs hoe meer veld wint, en zelfs by die geenen tot Sieraad, in onze dagen, gerekend wordt, wier voorouders met het bloed van zommige doolende Zielen bezoedeld zyn! Ach! dat de Hervormers die zagte gesteldheid van geest gekend en betoond hadden omtrent de zulken, wier verkeerde gevoelens zy genoodzaakt waren te verwerpen, wilden zy aan de inspraaken van hun hart getrouw blyven. Dat hunne opregte liefde tot de waarheid gebleeken, maar dat hunnen naam, nimmer, door eenen onmaatigen en onverdraagzaamen Godsdienstyver, bevlekt was’! Zo doende, keurt men wel eene daad af, die de verfoei- | |
[pagina 47]
| |
jing van den verstandigen Christen verdient, in wiens Ziel het licht der zuivere Wysbegeerte is opgegaan; maar men neemt, niet genoeg, de tydsomstandigheden in aanmerking, waarin zy gepleegd is, nog slaat den bekrompen geest gade, met welken zy is uitgevoerd. Men vermengt de alleruiterste maate der onverdraagzaamheid, met die onverdraagzaamheid, die wel algemeen was by de Hervormers, maar nogthans, zelden, in het bloed der dwaalenden moest gekoeld worden. Men eischt van die menschen eene deugd af, die, toen, bezwaarlyk, kon te werk gesteld worden: Men wil maaijen, daar niet gezaaid is, en vergaderen, daar niet gestrooid is. Nog meer; men let niet, hoe de Goddelyke Voorzienigheid de doolingen en verregaanden yver des Menschdoms verkiest, om haare byzondere einden te bereiken, en een zeker Werk tot stand te brengen. En het schynt, of het niet eens der moeite waardig zy, na te speuren, of de Hervormers, wel ooit, in die goede zaak, welke zy zich voorstelden, gelukkig zouden geslaagd weezen, byaldien zy met die gemaatigdheid, welke men van Hen afeischt, waren te werk gegaan. - Zo holt men voort, in het aandringen eener geliefde stelling, en terwyl men de dweepery, in anderen, bestrydt, kruipt zy, ongevoelig, in onzen eigen geest. Dat we zien, wat hier van de zaak zy. De onverdraagzaamheid der Hervormers was, daarin, niet gelegen, dat zy na het bloed dorsten van de zulken, die met Hen, in gevoelens, verschilden. Die onmenschelyke begeerte vertoonde zich, onder Hen, zeer zelden; en, wanneer zy dan nog plaats hadt, moest zy, (dit moeten wy uit hun doorgaand gedrag besluiten,) eerder aangezien worden voor een uitwerksel van eene onbetoomde drift, of van byzondere partyschap tegen den eenen of anderen persoon, welke beide zwakheden zyn onzer natuure, als wel voor een gevolg eener gevestigde overtuiging, dat het nuttig zy de Ketters van kant te helpen. Hunne onverdraagzaamheid kwam, eigentlyk, hier op uit. Zy zeiden de dwaalingen des Pausdoms, niet alleenlyk, voor eeuwig vaarwel; maar zy merkten het aankleeven van dezelve als zielverderfelyk aan. Alle, die in den schoot der vermeende Moederkerke bleeven, hoe opregt anders van hart, bevonden zich, naar hunne gedagten, op den rand des eeuwigen verderfs. De Hervormers oordeelden, dat hunne begrippen, wegens het Christendom gekoesterd, alleenlyk, de grondstellingen des Euangeliums behelsden. Deeze | |
[pagina 48]
| |
moesten door elk worden aangenomen; want, met de verwerping van dezelve, offerde men zyne eeuwige belangen op. Met dien Godsdienstigen, of liever onverdraagzaamen, yver predikten de Hervormers, gelyk het tafereel der Kerkelyke Geschiedenissen ons, duidelyk, leert; maar ik zeg, onverdraagzaamen yver. Want dit is onverdraagzaamheid, dat men anderen, die doolen, en de waarheid niet omhelzen, om dat ze nog te weinig verlicht zyn, veroordeelt, en over hen een vonnis strykt, 't geen men Gode moest overgeeven, en dat moedwillige Zondaars, alleenlyk, verdiend hebben. - 't Is waar, dat luther, na dat hy zich, opentlyk, tegen de gevoelens des Pauschdoms aangekant, en dus een begin van de zaak der Hervorminge gemaakt hadt, beloften deedt van in den schoot der Moederkerke te zullen wederkeeren. Dan, of de vrees, of eenige andere redenen van belang, Hem hier toe noodzaakten, weet ik niet. Dit is zeker, dat deszelfs gedrag, naderhand gehouden, den onverdraagzaamen geest, welke Hem, omtrent den Paus en zynen Aanhang, bezielde, verriedt, toen hy de Bulle, tegens Hem uitgegeeven, mitsgaders de regels en besluiten, tot 's Pausen oppermagt betreklyk, buiten de Stadt Wittenberg, met alle mooglyke plegtigheid, in het vuur wierp. - Wy zwygen, hoe de een Hervormer de grondstellingen des anderen, dikwils, met veragting, als onchristelyke gevoelens van de hand wees. Ondertusschen blyft de vraag, of deeze denkwyze, dit gedrag van die yverige mannen, welke zulk eene groote zaak ondernamen, niet noodzaakelyk waren, om de verbetering van den Godsdienst op eenen vasten voet te krygen? Wy zullen zien, of men deeze vraag niet met ja beantwoorden kunne. Niet weinig' waren de Vyanden, waarmede zy, die de gewigtige taak der Hervorminge wilden uitvoeren, te stryden hadden; en de aanvallen deezer Vyanden, gelyk de tydsomstandigheden, waar in dezelve geschiedden, waren van dien aart, dat zy niet, op eene zagte, op eene redenkundige wyze, maar met yver en geweld, moesten te keer gegaan worden. Zo lang twee legers, den veldslag begonnen zynde, volgens de regelen eener goede Krygstugt, elkanderen bestryden, gaat de stryd, op eene geregelde wyze, toe; dan, zo ras een deezer legers alle Krygstugt vergeet, en, zonder orde, op het andere aanvalt, moet het aangevallen leger des anderen voorbeeld navolgen; ten zy het zichzelven, door orde en geregeldheid, in het verderf stort. | |
[pagina 49]
| |
De gelykenis, niet te verre getrokken zynde, zal zeer wel op ons onderwerp passen. Verbeeldt u een Volk, 't geen, in het algemeen, (want zommigen maakten geen misbruik van het Roomsche Geloof, en bleeven God, in dat geloove, getrouwlyk dienen; waarom het, volgens onze tegenwoordige manier van denken, te beklaagen was, dat de Hervormers, omtrent de zodanige, geen meerdere zagtmoedigheid betoonden;) verbeeldt u, zeg ik, een volk, 't geen, in het algemeen, veele ongeregtigheden pleegt, onder het vooruitzigt, dat Romens Opperpriester in staat is de zonden, welke zy, te voren, bedreeven hebben, en die ze, in het vervolg, nog doen zullen, te vergeeven; een volk, welk, over het algemeen, geene beginselen van Godsdienst kent, buiten zommige regelen eener bedorvene Kerk, en voor welk dat Godlyk Boek, waarin de zuivere kundigheden des Euangeliums der nakomelingschap zyn overgereikt, volstrekt, geslooten is. Gelooven wy de berigten der Kerkelyke Geschiedschryveren, is deeze schets niet te sterk afgemaald. Verbeeldt u, dat onder zodanig een volk een Hervormer opstaat, die, niet alleenlyk met de grootste gemaatigdheid, de dwaalingen des volks bestrydt, maar ook wel zorgvuldig op zyne hoede is, om deeze dwaalingen, nimmer, voor zielverderfelyk uit te kryten. De verdraagzaame Hervormer herinnert, slegts, zynen doolende tydgenooten, of smeekt hen, by de zuiverheid van 's Heeren Woord, dat ze geen misbruik zullen maaken van de verbaazende gereedheid des Opperpriesters, om de zonden te vergeeven; en beproeft het, of hy niet in staat zy, eene blinde menigte, die niet kan redenkavelen, door bewyzen, uit verschillende gronden afgeleid, aan het misbruikt gezag van Petrus opvolger te doen twyfelen. Hy beduidt het volk, zo veel deszelfs welspreekendheid vermag, dat zy verbonden zyn, uit hoofde van het oogmerk des Euangeliums zelve, om alle aanhangselen der Bygeloovigheid af te leggen, en tot de oorspronglyke eenvoudigheid van het Christendom weder te keeren. Indien luther, kalvyn, zwinglius en anderen deezen zagten weg ingeslaagen waren, wat zouden zy uitgevoerd hebben? De gesteldheid van het menschelyk hart in het oog gehouden zynde, durven we zeggen, dat zulke lenige middelen het volk van dien tyd niet zouden getroffen hebben, en dat niets bekwaam ware hen tot nadenken te brengen, buiten de stellige verklaaring van den Hervormden Leeraar, dat hun een eeuwig wee boven het hoofd hing, | |
[pagina 50]
| |
zo zy de snoode gevoelens des Paasdoms niet verzaakten. In zommige ziekten, die te kwaadaartig zyn om na heilzaame geneesmiddelen te luisteren, wordt, menigmaalen, het vergif, met een allergewenscht gevolg, toegediend. En het hadt niet anders, dan gezegende vrugten, dat de Hervormers door den geest van elias, den Tisbiter gedreeven wierden. Want, behalven de onkunde en zedenloosheid des volks, staken nog twee ontsaggelyke vyanden het hoofd boven, wier geweld en magt verdraagzaamheid en vreedelievenheid niet in staat waren te beteugelen; te weeten: de willekeurige bestiering van den Paus, en het misbruikt gezag eener heerschzugtige Geestelykheid. In stede, dat de Heerschende Kerk van Jezus Christus de nieuwe begrippen, welke de Hervormers over veele Stukken der Godgeleerdheid ten baane bragten, en welke zy meenden, dat, best, met den inhoud van Gods Woord strookten, zouden onderzoeken en, behoorlyk, wederleggen, versmaadden zy dezelve, met de diepste veragting. Den voorstanders van die gevoelens werdt een eeuwig stilzwygen opgelegd. En de verschriklykste bedreigingen, nevens daadelyke wreedheden van houtmyt, galg en rad, door eenen dommen geestelyken bloedraad, die van Romen zyn gezag ontleend hadt, uitgevoerd, strekten om de Hervorming, in haaren loop, te stuiten. Omtrent het bezigen van zodanige onredelyke en afgryselyke middelen, moesten de Hervormers geene toegeevendheid, altoos, plaats vergunnen, maar dezelve te keer gaan, en als dingen afmaalen, welke den Waaren God en het Euangelie van zynen Zoon onteerden; als dingen, die, beter, den onderdaanen des Duivels dan den bedienaars van eenen menschlievenden Godsdienst voegden. Want, zo zy, daaromtrent, eenige verdraagzaamheid lieten blyken, wettigden zy, meer of min, de geoorloofdheid dier helsche middelen, in plaats van ze, aanstonds, te stuiten, gelyk zy verdienden. En men maakte, door zich tegen die dingen hevig aan te kanten, in dit geval, niet schuldig aan onverdraagzaamheid, in de gewoone betekenisse des Woords. Deeze geweldige poogingen der Roomsche Kerke, met eenen verbaazenden yver, aldus, door de Hervormers tegengegaan zynde, zagen de geene, die hunnen kant koozen, met een veragtelyk oog, op zulke wreedheden neder, en redden hun leeven, door de vlugt, of stierven, met gelaatenheid, den marteldood; terwyl zy, onmooglyk, besluiten konden, om weder te keeren onder de | |
[pagina 51]
| |
geestelyke bestiering van die geenen, welke hunne Hervormde Leeraars, liever, Kinderen des Satans, dan goede Herders van Jesus Kudde noemden. Heeft niet de bevinding van alle tyden geleerd, dat het noodzaaklyk zy, by de voortplanting van zulk of zulk een gevoelen, den geest over te neemen, (beter weet ik my niet uit te drukken) welke, in onzen leeftyd, heerschende is, en, doorgaands, in de voorstelling van deeze of geene nieuwe begrippen, gebezigd wordt. Het kwam met de denkwyze van dien tyd overeen, zo ras men het een of ander Stuk over de Godgeleerdheid voor den dag bragt, (Godgeleerdheid, zeg ik; om dat maar weinige twisten omtrent den Godsdienst verkeerden,) om het tegenovergestelde daar van te verwerpen; onverdraagzaam te verwerpen. Boven, hebben wy de oorzaak dier onverdraagzaamheid opgegeeven. Men wist de bespiegelende Stukken (en ach! dat de oogen van veelen, ten dien opzigte, in onze dagen maar geopend waren!) niet te onderscheiden van de grondwaarheden des Euangeliums; en dit was ook de reden, dat de een Hervormer den anderen, zomtyds, veroordeelde; gelyk oecolampadius, carolostadius en zwinglius door luther en melanchton voor Ketters gehouden werden. Nogthans was die onverdraagzaamheid het kenmerk, dat het Hem, die zyn byzonder gevoelen over de Godgeleerdheid verklaarde, ernst ware. Hy, die opstondt, om het verbasterd Geloof der Heerschende Kerke te verbeteren, moest, alszints, blyken geeven, dat geene inzigten van tydelyk belang hem bekroopen, maar dat hy, door eene zuivere liefde tot den Godsdienst, zo als men, namentlyk, in dien tyd, daarover dagt, geleid wierde. En door het gebruiken van die toegeevendheid, welke veele van de Nakomelingschap, zeer gaarne, in de verbeteraars van den Roomschen Godsdienst zouden willen gehad hebben, hadden hunne tydgenooten, uit hoofde van de genoemde redenen, ten hunnen opzigte, geoordeeld, dat dezelve groote begeerte hadden om de toejuiging van zommige onstandvastige zielen te behaalen, dan de zaak van den Godsdienst wezenlyken dienst te doen. Hoe gelukkig was het dan, dat de meeste Hervormers, juist, dien zelfden yver bezaten, welke toen voor het kenmerk der opregtheid gehouden werdt, schoon wy denzelven onverdraagzaamheid zouden noemen. De ondervinding heeft onze gezegden bekragtigd. Ten tyde der Hervorming zyn 'er voornaame, en geleerde | |
[pagina 52]
| |
Mannen opgestaan, die eenen zagteren weg zyn ingeslaagen, en dien onverdraagzaamen yver hebben afgekeurd. Dan wat hebben zy ook uitgevoerd? De waare wysbegeerte hadt haar gebied niet ver genoeg uitgebreid en de menschen waren te onvatbaar, om de oogen voor het licht des gezonden verstands te openen. - Laat ons uit het opgetekende eenige gevolgen trekken. Naar maate de gebreken, die, onder het menschdom, heerschen, sterk zyn; naar maate van die verwekt de Goddelyke Voorzienigheid, ook, Mannen, die, met eene kragt, geëvenredigd naar de sterkte der gebreken, dezelve te keer gaan. Anders zou hun geweld, nimmer, gebroken kunnen worden. Het is niet minder nuttig, dan noodzaakelyk, dat de denkwyze der persoonen, welke het kwaad verbeteren, met de denkwyze van die geenen, waarin het kwaad moet verbeterd worden, en zo verre zamenstemme, dat de een voor de overtuiginge des anderen vatbaar zy. Men kent, immers, de kragt der bewyzen, welke men bewyzen op den man toe pleeg te noemen. In deeze, op haar zelve, kan eenige valschheid steeken, dat ze, evenwel, het einde, het goede einde, tot welk zy aangevoerd zyn, bereiken. Het wysgeerig verstand, 't geen zich aan onregtvaardigheid schuldig maakt, zal, op eene geheel andere wyze, van die ondeugd moeten overtuigd worden, als de boersche ziel, welke aan het zelfde euvel ziek gaat. Zomtyds kan de ondeugd, zo verre, voortgekroopen zyn, dat zy niet kan uitgerooid worden, dan, door een middel, welk, afgetrokken beschouwd zynde, eerder, zedelyk kwaad dan goed te noemen is. Hy, die, zulks inziende, nogthans, bewogen werdt, om verstandige redenen, dit middel te gebruiken, zou niet eens te beschuldigen zyn. Hoe veel te minder is hy te berispen, welke zich daar van bedient, in de verbeelding, dat het zelve, ook op zichzelven beschouwd, goed zy. Daar is, en zal, altoos, een eeuwig onderscheid blyven tusschen deugd en ondeugd, bermhartigheid en onbermhartigheid, regtvaardigheid en onregtvaardigheid. Dit onderscheid kent het Menschdom, hoe zeer verbasterd. Het zelve past die deugden toe. Maar deeze hebben takken, wyzigingen en de allerfynste uiteinden, waaromtrent de een veel klaarder oogen heeft, dan de ander, gelyk des eenen gezigt, omtrent natuurlyke voorwerpen, gesleepener is, dan dat des anderen. Eenige reizen, bedient zich de God- | |
[pagina 53]
| |
delyke Wysheid van dat gebrek, om haar oogmerk te bereiken, gelyk de H.S. in de schakel der Eeuwige waarheden ons leeren, dat zy haar bestier, zelfs tot het kwaade, uitstrekt; en de Goddelyke Goedheid zal zich ontfermen over hen, die, in dit geval, een verzwakt gezigt hadden. Het is, derhalven, geen bewys van een groot verstand, en een onfeilbaar teken van een bekrompen hart, die geenen, hevig, door te stryken, welke veele gebreken hadden, doch daar aan kwamen, door de algemeene denkwyze, welke zy, van jongs af, ingezogen hadden, en den tyd, in welken zy leefden; inzonderheid, wanneer zy, met al hunne gebreken, groote en belangryke zaaken hebben uitgevoerd, van welke de Nakomelingschap gezegende vrugten van vreede en genoegen plukken kan. g. |
|