| |
De gebluschte brand.
Onlangs werdt 'er in ons Dorp brand geroepen. Myne deur open doende, vernam ik, dat het ongeval niet verre van onze buurt school. De Brandspuit, naby zynde, werdt schielyk door den drom des volks heen gesleept: want ik geloof niet, dat 'er ergens eene plaats is, daar men zo ras een middel by de hand heeft, om den voortgang des vuurs te stuiten, als in ons Dorp. Men wagt niet, gelyk op andere plaatsen, naar de komste van den Hoofdbevelhebber, die, den brand vernomen hebbende, en geroepen zynde, eerst wat ter versterking binnen slaat, en, met alle bedaardheid, zich in een ander gewaad steekt; om tegen de aanvallen van het gespooten water, of der koude, zo de brand by nagt, en in een ongunstig Jaargetyde, voorvalt, beveiligd te zyn. Want die ontydige bedaardheid is, zomtyds, de oorzaak, dat de vlam veel te sterk aan 't woeden is, om na het water te luisteren, en dat andere gebouwen, die bewaard konden weezen, reeds aangestooken zyn. Neen; in deezen dringenden nood is Booy Kaptein; de minste vraagt, aanstonds, den sleutel van de buuren, welke hem in bewaaring hebben, en het naast by het Brandspuithuis woonen: en, zo die niet spoedig genoeg gegeeven wierd, zou men geene zwaarigheid maaken, om de deur op te trappen. In dien yver holt men met het bluschmiddel heen; en hoewel het, door dien onbestierden drift, den meesten tyd, zeer woest en ruuw toegaat, valt dezelve, doorgaands, ten goede uit, in het verleenen eener spoedige hulpe; zo dat 'er weinig voorbeelden zyn, schoon wy, meestal, houten huizen hebben, dat meer dan één huis afbrandt. Om tot de zaak te komen; elk was op de been. Verslaagenheid werd, gelyk doorgaans, by zulk een rampspoed, op de aangezigten geleezen. Myne buurvrouwen maakten vry wat getiers. Ik volgde de menigte tot aan het huis, daar de brand moest
| |
[pagina t.o. 26]
[p. t.o. 26] | |
| |
| |
weezen; maar vernam, van buiten, noch vuur noch rook. Zommige zeiden, dat zy die vernomen hadden. De zaak was ook zo geweest, dat men brand ontdekt hadt; dan, aanstonds, ter hulpe daar by zynde, werdt het vuur, zeer schielyk gesmoord, eer nog de Spuit kwam, welke dus, onverrigter zaake, moest te rug gebragt worden. - Ik ging, dier te leurstelling zeer wel getroost, met genoegen na myne wooning, en meende die zelfde blydschap op de weezens der menigte, die my volgde, te zullen ontdekken. Geen wonder! de buurt, daar het spoedig herstelde ongemak was voorgevallen, stondt vol huizen: de wind stak met eene ontzaggelyke kragt op. Het vuur kon ongelukkige gevolgen gehad hebben, en, daardoor, meer dan ééne wooning vernield zyn. Dog in het rond ziende, en naar het gesprek van zommigen luisterende, bemerkte ik die blydschap niet, welke my voldeedt. Het gemeenste Volkje, dat de Spuit bestierde, bragt, met een soort van weerzin, de Spuit te rug. Wat D..... hoorde ik eenen mompelen: is het anders niet?.... Zelfs de Vrouwtjes in de buurt, die zo gesnikt, en tot my gezegd hadden: ach, myn lieve Myn Heer!..... dat ziet 'er naar uit.... zoo'n wind! die zelfde Vrouwtjes gingen schoorvoetende na huis; en ik bemerkte onder haar en eenige Manspersoonen wel een gejouw, dat zommigen zich, te vergeefs, zo wakker afgesloofd hadden, maar geene blyde en dankbaare aandoeningen, uit hoofde van zulk eene gelukkige uitkomste.
Meermaals vermaak hebbende in 't nagaan van de gewoone handelwyze der menschen, en derzelver springveeren, zo sloeg ik ook dit gedrag myner buuren en deszelfs oorzaak, met oplettendheid, gade. Ten aanzien van het Volkje, 't geen aan de Spuit was, vonde ik eene duidelyke reden, en kon gemaklyk begrypen, hoe die eene Knaap, by zulk eene gelukkige uitkomst van zaaken, den Duivel, op zodanig eene mislyke en ongeschikte wyze, te pas bragt, dat ik genoodzaakt ware by my zelven te laggen, schoon ik anders het vloeken, met den uitersten weerzin, aanhoore. Men weete dan, dat het hier de gewoonte is, om aan alle, die eenig werk, in zulk een tyd, aan de Brandspuit hebben, ryklyk Jenever te schenken. Dit geschiedt, eensdeels, tegen het uitstaan van de ongemakken, die men, by zulk eene gelegenheid, te lyden heeft; en andersdeels, om moed en nyverheid in het lyf te hebben; 't geen ook zeer goed is, wanneer de couragie maar de maat niet overschrydt; zo dat zommige onder hunnen eigenen moed bezwyken, of zo
| |
| |
dapper worden, dat zy, door onnoodig breeken, snijenen omverhaalen, meerder bederven dan nuts doen. Dus vonde ik eene genoegzaame reden, waarom de gemeenste handlangers by de Spuit, zo te onvreden, na huis gingen. Zy waren bedroogen in de verwagting, en het aangenaame vooruitzigt van sterken drank te drinken. Elendige begeerte! 't Is te beklaagen, dat deeze dierlyke geneigdheid, die geen agt geeft op eenes anders ongeluk, nog onder Christen-menschen gevonden wordt. Hoe ontbloot moeten dezulken zyn van alle pligtskennis! - Nogthans kon dit het geval myner buurvrouwen niet weezen, die al de welmeenendheid haarer voorgaande betuigingen, door haar volgend onverschillig gedrag, omver stieten.
Ik dagt by my zelven; zou haar schoorvoetend en onverschillig henen gaan, na den gebluschten brand, ook daar aan toe te schryven zyn, dat zy deezen gedreigden rampspoed maar al te zeer gunden aan den persoon, dien hy boven het hoofd hing; en dat het haar heimlyk ongenoegen veroorzaakte, dat dezelve niet meer was uitgebarsten? - Neen; hy was geen man, die men zulk eene haat kon toedraagen, of die, in algemeene ongunste van anderen, stondt. Dit zou ook eeveneens geweest zyn, als dat iemand, om een ander in het water van kant te helpen, zelve ook daar in loopt, met gevaar zynes leevens, op dat deeze daad maar den schyn hebbe van verzinning, en niet den naam van moord kryge; want, den brand niet gebluscht zynde, liepen zy, wegens den hevigen wind, zelve zeer veel gevaar. Daarenboven heb ik, altoos, gunstiger gedagten van mynen Evenmensch, schoon ik, daardoor, wel eens, den naam van laf te zyn gekreegen hebbe. Ik geloove, dat iemand, zelden, zoo overgegeeven boos is, dat hy zulk een onheil, met opzet, zynen naasten gunnen zal; en dat 'er meer dwaasheid dan ondeugd in de weereld is.
Hoe gaarne men door anderen beklaagd schynt, wegens het een of ander ongeval, dat by ons hevige aandoeningen van droefheid verwekt: het is zo niet. Wy blyven liefst, eenigen tyd, in die ontroering. Zy schynt iets aangenaams voor de menschelyke natuur te hebben. Wy zyn te gewoon aan het geen ons daaglyks omringt, en op onse hartstogten werkt. Hoe wonderspreukig dit ook by zommigen klinken moge, 't is egter eene vaste waarheid, welke de ondervinding, met meer dan een geval, bevestigt. In het Najaar van 1775, toen we dien hoogen Watervloed hadden, heb ik eene zekere goede Vrouw ge- | |
| |
kend, die, zeer aandoenlyk van gestel zynde, wel een week werks hadt, om van haare ontroerenis te bedaaren, uit hoofde van de verwoestingen, die zy, in haar huis, en rondsomme, door het water, veroorzaakt zag. Nogthans hoorde zy, al beevende, niets liever dan de tydingen, omtrent zommige nieuwe elenden, welke het water te weeg gebragt hadt, die haar, van tyd tot tyd, aangebragt werden. In weerwil van nieuwe onaangenaame aandoeningen, las zy, vlytig, alle nieuwspapieren, die opgevuld waren met akelige berigten van verwoestingen. Zy zondt haaren Jongen, dikwyls, uit, om te verneemen, of 'er niet nog meer droefheidverwekkende berigten het licht zagen. En zy scheen wreevelig te worden, als ik haar beduiden wilde, dat zodanige papieren, zo vlugtig opgesteld, en, meestal, op een los gerugt afgaande, doorgaands de geledene rampen eerder vergrootten dan verkleinden; - dat de verwoestingen niet zo groot waren, als zy meende; - dat zy zo nieuwsgierig na die droevige tydingen niet weezen moest. Ik was genoodzaakt te zwygen, wilde ik den naam van een onverschilligen, onder de kastydingen des Hemels, niet wegdraagen. - Waarschynlyk was het bovengenoemde ook de reden, dat myne buurvrouwen, na den welafgeloopen brand, zo schoorvoetende en onverschillig henen gingen, om dat zy, door die spoedige blussching, gestuit waren in den loop haarer aandoeningen, waar van zy het zoet
ondervonden, al scheenen zy, in den aanvang, het zelve te verbergen; door te zeggen, ‘hoe akelig zal het 'er voor ons uit zien, zo die brand niet gebluscht wordt.’ - Ik sta in twyfel, of dit gedrag op zich zelve, zonder met andere beginzelen vermengd te zyn, eene grootheid of laagheid van geest te noemen zy. Althans kan het den schyn vry wat vermeerderen, dat die Wysgeeren niet zeer verre van het regte spoor verdwaald zyn, die zeggen, dat het natuurlyk kwaad, in onze zielen, zo veele onaangenaame aandoeningen niet verwekt als zommigen waanen; dat het zo erg niet is, als het zich vertoont; dat het, met veel goeds vermengd, en dikwyls allerheilzaamst zy, in deszelfs gevolgen. Is dit gedrag, integendeel, eene laagheid van ziel, dan kan men dezelve vergeeven, zo als men menschelyke zwakheden vergeeven moet. Ik ben hier toe mede zeer gereed; maar vreesde op dien tyd, dat die onverschillige houding, en dat schoorvoetend heen gaan myner buuren, uit dwaaze beginselen, zynen oorsprong nam.
| |
| |
Ik heb, namentlyk, reden te denken, dat haare begeerten, om, voor eenigen tyd, van de huisselyke bezigheden ontslaagen te weezen, om aan gemak, nieuwsgierigheid, praatzugt en wat dies meer zy, toe te geeven, ook myne nabuurschap zulk eenen traagen tred deedt neemen, als zynde zy, in dit alles, te loor gesteld. Of weet men niet, dat, staande het ongeval, waar van wy spreeken, de huislyke verrigtingen stille staan? Het hart is te bekneld, en de handen zyn daardoor te zeer gebonden, om iets uit te voeren, gelyk men gewoon is te spreeken. Koomt zo lang by my, zegt de een tot den ander. Hoe schoon lykt dat zommigen, die gaarne wat rusten van hunnen arbeid; en, in zodanige omstandigheden, het ongenoegen haarer Mannen niet te vreezen hebben, wanneer de dingen, by hunne te rug komste, niet in orde zyn. Staande zodanig een ongeluk, valt 'er tevens eene geduurige verandering van voorwerpen voor. En zou die der Vrouwen, in het byzonder, niet behaagen? Men beklaagt den persoon, dien het ongeval treft. Men toont, door dit beklag, ieder als om het zeerste, de welmeenendheid en uitgestrektheid zyner menschenliefde. Die goede Man! die arme Vrouw! die lieve Kinderen! die braave Dienstmeid! hoe dat die het tog hebben! wordt, met luider stemme, en, byna zonder onderscheiding, wie 'er spreekt, gehoord; gehoord, zonder dat men iemand van de ongelukkigen helpt, of zonder dat de een of ander, al was zulks in zyne magt, dikwils een hand, ter ondersteuninge, uitsteekt. Men raakt aan 't spreeken, over de onderscheiden branden, die, geduurende der aanweezigen leeven, geweest zyn; even of dit in staat ware het tegenwoordige geval te verligten, gelyk ik, eenmaal, het verdriet had, na eenen afgeloopen brand, door iemand, zeer lang te worden opgehouden, welke, al vry wat gevorderd zynde in jaaren, my noodzaakte te gaan zitten, en aan te hooren, uit breedvoerige aantekeningen, alle de ongemakken, by zyne geheugenis, door brand veroorzaakt, mitsgaders het Jaar en de Maand waar in, den dag en het
uur wanneer; de aanleidelyke oorzaaken, na welker veele hy, nogthans, maar gissen moest, uit welke zy gebeurd waren, het zy door het onweder, door een onvoorzigtig gebruik van vuur, en wat dies meer zy. - Is de wereld nog niet wyzer, en zo dwaas, dat zy, schoon niet met opzet, uit een boos hart, nogthans ongemerkt de rampen van anderen als begeert; alleenlyk, om, door verandering van treffende voorwerpen, zich zelve eenig vermaak te
| |
| |
geeven; om aan luiheid, nieuwsgierigheid en praatzugt, te voldoen, en een kwanswys medelyden te toonen? Laaten wy 'er uit leeren, dat men van het gejammer en luid getier over de elenden van anderen, vry wat, moet aftrekken. Wel een drie vierde gedeelte van eigenbelang schuilt onder die vertoonde aandoeningen. En hy alleen is de waare Menschenvriend, die, by aldien het een of ander ongeluk zyne Stad- of Dorpgenooten treft, zich wel niet onverschillig, maar stil houdt, wanneer hy 'er niets aan doen kan. Of, omgekeerd, aanstonds ter daadelyke hulpe van deszelfs Natuurgenooten toeschiet, zo hy 't vermogen hebbe, van daar toe iets in 't werk te kunnen stellen. |
|