Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijJean Calas, Treurspel, met deszelfs geschiedenisse. Naar het Hoogduitsche van C.E. Weise, door G. Brender à Brandis. Te Amsterdam, by W. Wynands, 1781. Behalven het Voorwerk 204 bladz. in gr. octavo.Op het enkele leezen van den naam van Jean Calas, herinnert zig ieder een het maar al te treffende voorbeeld der woede van het dweepende Bygeloof, te Toulouse, in den jaare 1762.Ga naar voetnoot(*) Een onderwerp, dat veelen Schryveren aanleiding gegeeven heeft, om dit haatlyke stuk in een helder daglicht te stellen; waartoe ook dit Tooneelstuk van den Heer Weise geschikt is; die, ter ophelderinge van het geval zelve, 'er eene beknopte beschryving der geschiedenisse bygevoegd heeft. De Heer Brender a Brandis had dit Geschrift in 't Hoogduitsch met zo veel aandoening geleezen, dat het hem noopte het zelve in onze taale over te brengen. En men mag op goeden grond verwagten, dat alle dezulken, die eenig denkbeeld hebben van den Christelyken Godsdienst, als een redelyken Godsdienst, welke van alle zyden liefde en medelyden inboezemt; die daar benevens de heugelyke Vryheid van Godsdienst als een onschatbaar voorregt aanmerken, deezen arbeid des Vertaalens niet zullen wraaken. Het Tooneelstuk als Tooneelstuk beschouwd, en naar de Tooneelwetten beoordeeld, heeft, 't is waar, een sterk in t oog loopend gebrek, ten aanzien van de langheid des tyds; daar 't aanvangt met de naargeestige gemoedsgesteldheid van den Zoon, en eindigt met de vaststelling van het doodvonnis des Vaders; waar mede ongeveer een half jaar verloopen is. Dan de Heer Weise noemt het daarom in 't oorspronglyke, niet ten onregte, een Historisches Schauspiel, zo veel als een Historiespel; dat juist niet voor het Tooneel geschikt is, maar veeleer eene Geschiedenis Tooneelswyze voordraagt. Als men 't Stuk uit dat gezigtpunt beschouwt, dan komt het korter of langer tydsverloop niet in aanmerking; even zo min als andere byzonderheden, die bepaaldlyk tot het Tooneel behooren. Men vraagt dan inzonderheid alleenlyk, buiten de regtmaatige verdeeling der bedry- | |
[pagina 629]
| |
ven, en de gepaste aaneenschakeling der Tooneelen, naar de vereischte in agtneeming der verschillende characters, en 't geen daaromtrent in overweeging komt; welk alles de Heer Weise, in dit Stuk, uitneemend wel gade geslaagen heeft. Ieder character, van de hoofdpersoonaadjen tot de minderen, is natuurlyk, en zigzelven bestendig gelyk. Bovenal vertoont zig in Calas den kragtigen invloed, die de bewustheid van zuivere onschuld heeft; in den Regter la Borde ziet men ten sterkste wat de Religiehaat vermag; en in den eersten Capitoul David, Stadsregter van Toulouze, wordt men ten duidelykste gewaar, hoe eene ziel geslingerd wordt, die, tegen haare overtuiging aan, haare geweldige hartstogten, ter bereikinge van byzondere inzigten, involgt. Voorts leveren ons bezadigder Regters, of goede Vrienden, characters, die der menschlykheid eere aandoen; en het Huisgezin van Calas brengt ons, by herhaaling, de treffendste Tooneelen onder 't oog; by welker bespiegeling het minstgevoelige hart zelfs als genoodzaakt wordt, om deel te neemen in het rampzalige lot van dat betreurenswaardige Huisgezin. Wy kunnen, zonder te ver uit te weiden, hier niet wel staan blyven op eenigen dier Tooneelen; liever zullen wy, tot een beknopter staal van 's Mans manier van voordraagen, bybrengen een gedeelte der redenwisselinge van den Regter de la Salle, een der verdeedigers der onschuld van Calas, met den bovengemelden Capitoul David, en den Regter la Borde. Na het afloopen der geregtlyke verhooring van Calas, geeft la Salle te kennen, dat hy den beschuldigden onschuldig agt, 't welk David met eene ontroerde verontwaardiging aanhoort; waarop het gesprek in deezer voege vervolgt.
de la salle.
‘Maak u niet moeijelyk, Heer Capitoul! een ieder van ons heeft het recht om zyne meening te zeggen. Geld dit in onverschillige dingen, hoe veel te meer, wanneer zulks het leven van een rechtschaapen Man betreft.
la borde.
Ei! eens rechtschaapen Mans? eenes Ketters?
de la salle.
Myn Heer, La Borde! uw Vervolgingsgeest is my bekend. Het is de geest van Religiedwang niet, welke de liefde gebied.... Staa my toe, dat ik myne aangevangen reden voleindig. Gy hebt daarna het recht, zo wel als ik, om te spreeken.
la borde.
Dat wil ik; dat wil ik!
de la salle.
De heiligste Wetten, de Wetten der verstandigste Volken, onze Wetten, de rechten der Natuur, verdoemen zelfs het vermoeden | |
[pagina 630]
| |
dat een Vader vatbaar kan zyn voor een Moord aan zyne Kinderen te pleegen; het wederspreekt de heilige banden, waar mede de Natuur hen aan elkander verbonden heeft.
david.
Maar wanneer de Mensch dol genoeg is, om deze banden te verbreeken, wanneer de misdaad zelve voor oogen ligt?
de la salle.
Welke? Juist het tegendeel. Alles stemt overeen; de ondervinding leert het, dat Calas altoos de tederste en liefderykste Vader voor zyne Kinderen was; een redelyk Man, een goed Burger - dat het geheele Huisgezin te saamen in den schoot der Eendracht leefde....
david.
Ja eendrachtig, eensgezind, zo ras het aankwam, om zich tot het vermoorden eens Zoons te vereenigen, die tot onze Kerk wilde overkomen...
de la salle.
Dat Calas niets minder dan een Dweepziek Hugenoot is. Een Man, die, by de verandering der Religie van een [anderen] Zoon, zeggen kon ‘wanneer zyne bekeering oprecht is, zo billyk ik dezelve van gantscher harte; Geweetensdwang maakt Huichelaars.’ Een Man, die een Roomsche Meid dertig Jaaren in zyn Huis duldde, die zyne Kinderen opvoedde, en zelfs toeliet, dat zy eenen zyner Zoonen ten afvalle van zyn Geloof verleidde...
david.
Dwang, geveinstheid! wyl hy by de minste tegenweer de strengste bestraffing vreezen moest.
de la salle.
Zulk een Man, een Gryzaard, zou zich met Vrouw en Kinderen eenen Vriend overreden...
david.
Het is de vraag niet wat zy zouden doen, maar in 't bizonder wat zy deeden.
de la salle.
Goed, waar zyn de bewyzen? de Getuigen? Zulke bewyzen, die, gelyk ons recht vordert, by een zaak, wier vermoeding de menschlyke natuur wederspreekt, helderder dan de dag moeten zyn.
david.
Hebt gy niet gezien? hebt gy niet gehoord? de stemme des Volks? | |
[pagina 631]
| |
de la salle.
Des Volks?
david.
Ja, en, in des Volks stemme, Gods stemme.
de la salle.
Een schoone grondregel! volgens deze is geene van ons een oogenblik zyn leven zeker. Een Volk, dat in zynen onbezonnen yver geene grenzen kent? dat de Dweepery alles gelooflyk maakt, wyl het in dezelve alles gelooflyk vindt, dat, in 't vervolgen en 't verdelgen der Kettery, waant Gods bevel te voltrekken, en den Hemel te wreeken. Dat onze Geestelyken door dezen Zelfsmoord, in zynen waan door Godsdienstige handelingen te sterken, tot woede zoeken op te rokkenen. Is dit een Richter, en Gods stemme?
david.
En gy berispt onze gantsche Geestelykheid?
de la salle.
Ja, ik zeg dat het overyling, onbezonnenheid was, dezen Marc Antoine, die, volgens alle kentekenen, een Hugenoot, wat zeg ik? een Zelfsmoorder was, als eenen Heiligen en Martelaar te begraaven; in onze Cathedraale Kerk met zulke plechtigheden te begraaven...
david.
Heeft men hem niet in onze Kerken, by onze Hoofdmissen, in onze Predikatien, dikmaals zien verschynen? is dit geen bewy's genoeg?
de la salle.
Dat hy Catholyk wilde worden? Op deze wyze zyn alle Protestanten, die uit liefde voor de Muziek, uit nieuwsgierigheid en door de bekwaamheid eenes goeden Predikers in de Kerk gelokt worden, Catholyken. Is ons niet door den Priester van St. Stephaan verhaald, dat hy hem om een Geloofsgetuigenisse aangezogt heeft, om voor het Gerichte te mogen practizeeren: dat hy, wanneer men hem zulks afsloeg, zich niet meer in de Kerk liet vinden? Kan men wel een enkel getuigenisse bybrengen, dat de waarschynlykheid eenigermaate regtvaardigt?
david.
Ha! wanneer hem een Vader dreigt te vermoorden, en werkelyk vermoordt, zo ras hy het besluit neemt, zal het dan een ongelukkige waagen....
la borde.
Myn God! maar als de getuigen der vermoording by de hand zyn. | |
[pagina 632]
| |
de la salle.
Getuigen! Calas heeft U reeds gezegd wie zyne getuigen zyn.
david.
En verdienen goede Catholyke Christenen dat geloof niet, dat een Ketter vindt?
de la salle.
Neen, wanneer ik van de laatste bewyzen van zyne rechtschaapenheid hebbe, en van de eerste niet?
david.
Een Dwaalgeloovige?
de la salle.
Een Mensch! en ieder Mensch weet wat recht en onrecht is.
david.
Gy zyt geheel voor Calas.
de la salle.
En gy geheel voor 't Gemeen.
david.
De Pynbank zal de belydenisse der waarheid zeer spoedig daar uit brengen.
de la salle.
De Pynbank, een belydenisse der waarheid? God bewaare my! Nooit komt myn bloed in uwen raad! Op deze wyze kunt gy geheel Toulouze tot Vader- en Kindermoorders maaken, en geen een van ons is van deze belydenisse verzekerd. Het is eene schande voor de Menschen, en nog veel meer voor Christenen, dat zy den naam van Pynbank onder zich dulden, en, wat nog verder gaat, dat men zulk een ding durft gebruiken. |
|