Julia of de Verdrukte Armoede, Tooneelspel. En De Venetiaansche Drielingen, Blyspel. Te Utrecht, by H. Spruit, 1781. In octavo.
Twee Toneelstukken, welken, ieder in zyne soort, zeer wel uitgevoerd zyn. Julia is de Dogter van braave Ouders, die, door een onmedoogend Landheer, in de uiterste armoede gedompeld zyn. Haar anders deugdzaame Vader begant, door wanhoop vervoerd, eene doodschuldige misdaad. Moeder en Dogter vereenigen zig met Beltron, den Minnaar van Julia, een Man van aanzien en vermogen, die te laat gekomen was, om het ongeluk van dit Huisgezin te keeren; zy tragten den Vryheer van 't Gewest te beweegen, om de vryspraak van dien Vader te bewerken: deeze laat zig eindelyk overhaalen; doch met oogmerk om Julia te onteeren; eene wandaad, die zelfs door een deelgenoot zyner wellustigheden gewraakt wordt; van waar dezelve, den Vader gered zynde, de uitvoering van dit heilloos oogmerk poogt te verydelen. 't Geschiedt ook; doch met dat gevolg, dat Beltron, die den Vryheer gekwetst had, gevangen genomen worde, als een doodschuldige, die 't op zyn leeven gemunt had. Zulks heeft voor Julia gevolgen, die onvermydelyk haaren dood dreigen; dit brengt den Vryheer tot nadenken; hy stelt Beltron weder op vrye voeten; dan deeze komt niet te rug, of Julia is reeds niet meer: de Vryheer is verwilderd van wroeging, en de Minnaar van wraak. Dit alles levert een aantal van aandoenlyke Toneelen, waarin de verschillende characters naar vereisch werkzaam zyn, die het haatlyke der Ondeugd, en 't beminlyke der Deugd, in een treffend licht stellen.